ECLI:NL:RBDHA:2016:7393

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juli 2016
Publicatiedatum
4 juli 2016
Zaaknummer
09/808342-15
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van vier mannen voor woninginbraken in Den Haag, Zoetermeer en Alphen aan den Rijn

Op 4 juli 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen vier mannen die betrokken waren bij een reeks woninginbraken in Den Haag, Zoetermeer en Alphen aan den Rijn tussen mei en augustus 2016. De rechtbank heeft hen veroordeeld tot gevangenisstraffen van maximaal 20 maanden. De mannen hebben meerdere woningen overhoop gehaald en daarbij geld, sieraden en elektronica gestolen. Drie andere medeverdachten zijn vrijgesproken wegens onvoldoende bewijs. De rechtbank oordeelde dat de straffen lager zijn dan geëist door de officier van justitie, omdat niet alle tenlastegelegde feiten bewezen konden worden. De rechtbank heeft de straffen gemotiveerd door te wijzen op de ernst van de inbraken en de impact op de slachtoffers, die zich onveilig voelen in hun eigen huis. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de strafbladen van de veroordeelden, wat de beslissing om onvoorwaardelijke gevangenisstraffen op te leggen heeft beïnvloed. De zaak benadrukt de gevolgen van woninginbraken voor de slachtoffers en de noodzaak van een passende straf voor de daders.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/808342-15
Datum uitspraak: 4 juli 2016
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1975 te [geboorteplaats] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 27 november 2015, 19 februari 2016, 26 april 2016 en 20 juni 2016.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. K. Sanders en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. J.F. van der Brugge, advocaat te Amsterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de nadere omschrijving van de tenlastelegging ter terechtzitting d.d. 27 november 2015 - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 1 augustus 2015 te
Alphen aan den Rijn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres] heeft weggenomen tablets / computers, telefoons, fotocamera’s, horloges, sieraden en contant geld, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1 ] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming te weten: door het forceren van en inklimmen door een raam;
2.
hij op of omstreeks 8 juli 2015 te Den Haag, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een tablet, een fotocamera, drie opladers, twee paspoorten, twee telefoons en kleding, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking te weten: door met een breekvoorwerp de voordeur van die woning te forceren;
subsidiair
hij in de periode van 8 juli 2015 tot en met 25 augustus 2015 te Den Haag, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen een fotocamera (merk Fuji) en twee mobiele telefoons (merk Samsung) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen daarvan wist althans moest vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3.
hij op of omstreeks 8 juli 2015 te Den Haag, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan het [adres] heeft weggenomen een laptop, contant geld, een zonnebril, een horloge, een portemonnee, een mobiele telefoon (merk HTC) en sieraden, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking te weten: door het openbreken / forceren van de voordeur van die woning;
subsidiair
hij in de periode van 8 juli 2015 tot en met 25 augustus 2015 te Den Haag, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen een mobiele telefoon (merk HTC) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen daarvan wist althans moest vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
4.
hij op of omstreeks 9 juli 2015 te Den Haag, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan het [adres] heeft weggenomen computers, een horloge, een zonnebril, muntgeld en een mobiele telefoon (merk HTC), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking te weten: door het intrappen / forceren van de voordeur van die woning;
5.
hij op of omstreeks 22 juli 2015 te Delft, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen tablets, een sieradenkist en diverse sieraden, contant geld, een kluis en kentekenpapieren, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking te weten: door het verbreken / forceren van het slot van de voordeur van die woning;
6.
hij op of omstreeks 27 juli 2015 te Zoetermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen paspoorten, telefoons, computers / tablets, diverse electronica, sieraden en horloges, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking te weten: door het openbreken / forceren van de voordeur van die woning;
7.
hij op of omstreeks 9 augustus 2015 te Maastricht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan [adres] heeft weggenomen een e-reader, een fotocamera met toebehoren en een videocamera, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking te weten: door het openbreken / forceren van de voordeur van die woning;
8.
hij op of omstreeks 9 augustus 2015 te Maastricht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan [adres] heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk Samsung), in elk geval enig(e) goed(eren) en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 8] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking te weten: door het verbreken / forceren van het slot van de voordeur van die woning;
9.
hij op of omstreeks 13 augustus 2015 te Den Haag, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan het [adres] heeft weggenomen telefoons, laptops, sieraden en contant geld, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 9] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking te weten: door het intrappen / forceren van de voordeur van die woning;
10.
hij op of omstreeks 18 augustus 2015 te Maastricht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan [adres] heeft weggenomen een tablet, een horloge, sieraden, parfum en een koptelefoon, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 10] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking te weten: door het openbreken / forceren van de voordeur van die woning;
11.
hij in de periode van 22 juli 2015 tot en met 25 augustus 2015 te Den Haag, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan [adres] heeft weggenomen een attachekoffer (met inhoud), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 11] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking te weten: het openbreken / forceren van de voordeur van die woning.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich als medepleger een elftal inbraken – al dan niet ’s nachts gepleegd – in Den Haag, Zoetermeer, Alphen aan den Rijn en Maastricht schuldig heeft gemaakt.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich aan de hem tenlastegelegde woninginbraken schuldig heeft gemaakt.
Daartoe heeft zij – onder meer – aangevoerd dat uit de tapgesprekken blijkt dat verdachte spreekt over inbreken: zo wordt gesproken over het niet kunnen flipperen omdat de bewoner de deur heeft dicht gemaakt, wil verdachte via het raam naar binnen en wordt door een medeverdachte ‘goed opgelet’. Goederen die zijn buitgemaakt bij de inbraken zijn teruggevonden in de woning van verdachte en in de woning van [medeverdachte 1] , terwijl in de woning van verdachte bovendien het nodige inbrekerswerktuig is gevonden, zoals een breekijzer, diverse schroevendraaiers, een flipper en een slotentrekker met bijbehorende schroeven.
Nu verdachte, en ook zijn medeverdachten, geen aannemelijke verklaring hebben gegeven voor de bevindingen uit het onderzoek, kan – aldus de officier – geen andere conclusie worden getrokken dan dat verdachte en zijn medeverdachten zich in de periode van het onderzoek op stelselmatige wijze hebben beziggehouden met strafbare feiten, in het bijzonder de hier ten laste gelegde zes woninginbraken. Alle elf ten laste gelegde feiten kunnen dan ook wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van alle aan hem tenlastegelegde feiten dient te worden vrijgesproken.
De verdediging heeft hiertoe aangevoerd dat, hoewel verdachte ook wel [bijnaam] wordt genoemd, niet uitgesloten kan worden dat het telefoonnummer dat in het dossier aan verdachte wordt gekoppeld, gebruikt wordt door een ander persoon, te weten een crimineel contact van [medeverdachte 1] met de naam [naam] . Nu dit telefoonnummer en de daarmee gevoerde gesprekken die zijn getapt het enige bewijs vormen voor de betrokkenheid van verdachte bij dit feit, is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om hem hiervoor te veroordelen.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank stelt op basis van de in de eindnoot opgenomen bewijsmiddelen het volgende vast.
Algemeen
ten aanzien van het [telefoonnummer]
De rechtbank volgt de verdediging niet in de stelling dat verdachte de telefoon met dit nummer niet in gebruik heeft gehad. Hierbij is allereerst van belang dat verdachte toen hij werd aangehouden, verbleef op het [adres] te Den Haag, waar ook een telefoon wordt gevonden die gebruikmaakt van bovenstaand nummer. Weliswaar heeft verdachte aangegeven dat er meer mensen op dit adres verbleven zodat de betreffende telefoon ook van iemand anders kan zijn geweest, maar de rechtbank acht dit niet aannemelijk. Hiertoe wordt allereerst verwezen naar de verklaring van [medeverdachte 1] bij de politie die heeft dat hij verdachte kent onder de [naam] en dat hij vanaf 3 of 4 juli twee weken bij hem heeft geslapen nadat hij op 29 juni 2015 is vrijgekomen.
[medeverdachte 1] heeft ook verklaard dat er geen andere mensen in deze woning verblijven dan [naam] . [naam] heeft daarnaast verklaard dat hij de betreffende woning aan verdachte heeft verhuurd en dat hij niet weet van anderen die daar zouden hebben verbleven.
Verder weegt mee dat [medeverdachte 2] op 4 augustus 2015 telefonisch contact met de gebruiker van dit nummer. Er wordt een afspraak gemaakt elkaar de volgende dag te ontmoeten. [medeverdachte 2] wordt die dag geobserveerd. Om 11.37 uur heeft [medeverdachte 2] de gebruiker van dit telefoonnummer gebeld om te vragen of deze thuis is. De gebruiker van het nummer heeft aangegeven dat [medeverdachte 2] naar boven kan komen. Om 11.56 uur heeft [medeverdachte 2] zijn auto op [adres] geparkeerd en wordt gezien dat hij bij het portiek van [nummers] omhoog is gelopen. Enkele minuten later komt [medeverdachte 2] met een man naar buiten en zijn ze samen in de auto van [medeverdachte 2] gestapt. De auto wordt even later op verzoek van het rechercheteam aangehouden en verdachte blijkt de passagier van [medeverdachte 2] te zijn.
Uit deze omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, leidt de rechtbank af dat verdachte de gebruiker is van [telefoonnummer] en dat hij degene is die onder de [bijnaam] veelvuldig telefonisch contact heeft gehad met medeverdachte [medeverdachte 1] .
Ten aanzien van [adres] te Alphen aan den Rijn (feit 1)
De inbraak
De inbraak heeft plaatsgevonden op 1 augustus 2015 tussen 14.30 uur en 17.00 uur. Daarbij zijn tablets, een notebook, mobiele telefoons, fotocamera’s, een digitale fotolijst, diverse elektronica, gegevensdragers, horloges, zonnebrillen, diverse (gouden) sieraden, contant geld (660,00 euro) en parfum weggenomen. Om binnen te komen is het keukenraam geforceerd.
De betrokkenheid van verdachte
Uit de afgeluisterde telefoongesprekken blijkt dat [medeverdachte 2] op 1 augustus 2015 in de ochtend [medeverdachte 1] heeft gebeld, die hem meedeelt dat hij zijn vriend meeneemt; ze spreken af over vijf minuten. Uit het verdere verloop van de contacten blijkt dat de derde persoon gebruik maakt van het [telefoonnummer] . Dit betekent dat met ‘de vriend’ verdachte wordt bedoeld.
Uit de daarna opgenomen telefoongesprekken leidt de rechtbank verder af dat [medeverdachte 2] rond 11 uur die ochtend heeft voorgesteld aan [medeverdachte 1] om naar [bedrijf] te gaan in reactie op de mededeling van laatstgenoemde dat hij geen grote ziet, alleen exemplaren van maximaal acht of negen millimeter. Volgens de rechtbank gaat het hierbij om schroevendraaiers. Vervolgens zijn verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op enig moment naar Alphen aan den Rijn gereisd. Vanaf 13.25 uur tot 15.57 uur heeft de telefoon van [medeverdachte 2] een zendmast op 500 meter afstand van de woning aan [adres] aangestraald. Met name [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben in dat tijdsbestek veelvuldig telefonisch contact gehad. Uit de inhoud van deze afgeluisterde telefoongesprekken leidt de rechtbank af dat verdachte en medeverdachten bij verschillende adressen in de buurt hebben gekeken of zij konden inbreken. Om 14.46 uur heeft [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] gebeld met de mededeling dat deze laatste op [nummer] , het huisnummer aan [adres] waar later blijkt te zijn ingebroken, moet aanbellen. Drie minuten later heeft [medeverdachte 2] teruggebeld en aangegeven dat er niemand aanwezig is. Even later bespreken [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] telefonisch dat het geen “flipper” is. Vervolgens heeft telefonisch overleg plaatsgehad tussen [medeverdachte 2] en verdachte, waarbij verdachte aangeeft dat hij via het raam naar binnen wil, maar dat hij mogelijk door iemand wordt gezien. [medeverdachte 2] heeft verdachte daarop verzekerd dat hij niet wordt gezien, dat hij moet gaan en dat [medeverdachte 2] goed zal opletten. Bij een later contact zegt verdachte dat het een mooi huis is en weer later dat de bewoner Moluks is en twee kinderen heeft. [medeverdachte 2] is al die tijd op de uitkijk gebleven. [medeverdachte 1] heeft vervolgens even voor vier uur [medeverdachte 2] gebeld om te zeggen dat hij met de auto naar hem toe moet komen.
Uit deze gesprekken leidt de rechtbank af dat de inbraak in de woning met nummer 127 tussen 14.46 uur en 15.57 uur heeft plaatsgevonden door via een raam naar binnen te klimmen. Dit past bij de aangifte. Aangever heeft immers verklaard dat hij is weggeweest van 14.30 uur tot 17.00 uur en het keukenraam geopend – en naar later uit onderzoek blijkt: geforceerd – aantrof. Aangever is daarnaast van Molukse afkomst en heeft kinderen.
Verdachte heeft geen laat staan een aannemelijke andere verklaring gegeven voor de inhoud van de telefoongesprekken, terwijl deze tot een verklaring nopen. Dit geldt zoveel te meer nu een aantal goederen die uit de woning zijn gestolen op 25 augustus 2015 aangetroffen in de woning waar [medeverdachte 1] op dat moment verbleef.
Op grond van vorenstaande staat voor de rechtbank vast dat verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de tenlastegelegde inbraak in de woning aan [adres] heeft gepleegd. Daarmee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van dit feit.
Ten aanzien van [adres] te Den Haag (feit 2 primair en subsidiair)
Tijdens de doorzoeking op 25 augustus 2015 van de woning aan [adres] te Den Haag werden een fotocamera en twee mobiele telefoons in beslag genomen. De goederen bevonden zich in een plastic tas in de niet afgesloten kast in de gang. Na onderzoek is gebleken dat deze goederen op 8 juli 2015 te zijn gestolen uit een woning aan [adres] te Den Haag.
Het dossier bevat onvoldoende bewijs dat verdachte bij deze inbraak betrokken is geweest, zodat vrijspraak dient te volgen voor het primair tenlastegelegde.
Uit het dossier blijkt wel dat verdachte in ieder geval vanaf begin juli 2015 grotendeels alleen in de woning aan [adres] verbleef. Nu de goederen zich bevonden in een niet afgesloten kast in de gang, is de rechtbank van oordeel dat hij daarover de beschikking heeft gehad. Gelet op de manier waarop de goederen zijn aangetroffen (in een plastic tas met 10 mobiele telefoons, een videocamera, en 3 fotocamera’s) kan het niet anders dan dat deze van diefstal afkomstig zijn. Gelet hierop weet zeker iemand als verdachte, die immers zelf ook woninginbraken pleegt waarbij dit soort goederen worden buitgemaakt, dat het hierbij om gestolen goederen gaat. Verdachte heeft voorts geen verklaring afgelegd die tot een andere conclusie zou moeten leiden.
Onder deze omstandigheden acht de rechtbank de subsidiair verweten opzetheling met betrekking tot deze goederen wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het [adres] (feit 3 primair en subsidiair)
Tijdens de doorzoeking op 25 augustus 2015 van de woning aan [adres] te Den Haag werd in de hiervoor al genoemde plastic tas in gangkast ook een telefoon van het merk HTC aangetroffen en in beslag genomen. Deze telefoon blijkt ook afkomstig van een inbraak op 8 juli 2015, maar dan in de woning aan het [adres] te Den Haag.
Ook met betrekking tot deze inbraak bevat het dossier onvoldoende bewijs dat verdachte bij de inbraak betrokken is geweest, zodat vrijspraak dient te volgen voor het primair tenlastegelegde. Wel acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich met betrekking tot deze telefoon heeft schuldig gemaakt aan opzetheling. De rechtbank verwijst naar hetgeen zij hiervoor al met betrekking tot [adres] heeft overwogen.
Ten aanzien van [adres] te Den Haag (feit 11)
De inbraak
Aangever is de bewoner en eigenaar van de koopwoning aan [adres] te Den Haag. Op woensdag 22 juli 2015 om 15:00 uur heeft hij de woning afgesloten en in goede orde achtergelaten om op vakantie te gaan. Op 15 september 2015 om 14:00 uur kwam hij terug en ontdekte dat de voordeur niet op slot zat en dat de slotschacht met een deel van de deursponning in de gang op de grond lag. Er was een doek op de bovenzijde van de deur gelegd om de deur te laten klemmen en gesloten te laten lijken. Uit zijn werkkamer is een attachékoffer weggenomen.
De betrokkenheid van verdachte
Uit het ter plaatse uitgevoerde sporenonderzoek volgt dat de voordeur is verbroken en het hout van het kozijn was gescheurd. Vermoedelijk heeft men de deur met kracht geopend. Verder volgt uit het onderzoek dat zich in de woonkamer een kast bevindt en dat op de vloer voor die kast een blik van het merk Axe lag dat voor de inbraak in de kast lag. Op het blik werd een dactyloscopisch spoor zichtbaar. Aan deze vingerafdruk is SIN-nummer
[nummer]toegekend.
Het spoor met [nummer] is onderzocht door twee gecertificeerde dactyloscopisch deskundigen en vergeleken met een vingerafdruk (linkerduim) van verdachte, vastgelegd op 22 november 2005 geregistreerd in Havank. Beide deskundigen komen tot 14 punten van overeenkomst, terwijl er geen sprake is van onverklaarbare dactyloscopische verschillen. De kans om deze mate van overeenkomst aan te treffen bij een willekeurig ander persoon is volgens deze deskundigen verwaarloosbaar klein.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de hiervoor omschreven omstandigheden in onderlinge samenhang bezien redengevend voor de betrokkenheid van verdachte deze inbraak. Het zijn omstandigheden die – zo van die betrokkenheid geen sprake zou zijn – zonder meer vragen om een nadere, aannemelijke uitleg. Nu zo een uitleg is uitgebleven, is de betrokkenheid van verdachte niet ontzenuwd. Het scenario van de raadsman van verdachte dat verdachte mogelijk tijdens het winkelen het busje in zijn hand heeft gehad en weer terug in het schap heeft gezet, waarna de aangever het heeft gekocht, acht de rechtbank in het geheel niet aannemelijk geworden. Voor de rechtbank staat daarmee vast dat verdachte in de periode tussen 22 juli en 15 september 2015 heeft ingebroken in de woning in [adres] te Den Haag.
Vrijspraak ten aanzien van de overige feiten
Het dossier bevat zonder meer aanwijzingen dat verdachte al dan niet samen met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [naam] , enige betrokkenheid heeft gehad bij de woninginbraken op de adressen [adres] te Den Haag (feit 4), [adres] te Delft (feit 5), [adres] te Zoetermeer (feit 6), [adres] te Maastricht (feit 7), [adres] te Maastricht (feit 8), [adres] te Den Haag (feit 9) en [adres] te Maastricht (feit 10). Het wettige en overtuigende bewijs ontbreekt echter. De rechtbank zal de verdachte dan ook van deze feiten vrijspreken.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van verdachte bewezen dat:
1.
hij op 1 augustus 2015 te
Alphen aan den Rijn, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan [adres] heeft weggenomen tablets, een notebook, mobiele telefoons, fotocamera’s, een digitale fotolijst, diverse elektronica, gegevensdragers, horloges, zonnebrillen, diverse (gouden) sieraden, contant geld (660,00 euro) en parfum toebehorende aan [benadeelde 1 ] , in elk geval aan anderen dan aan verdachte en zijn mededaders, waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van verbreking en inklimming te weten door het forceren van het keukenraam en door via dat raam naar binnen te klimmen;
2. subsidiair
hij in de periode van 8 juli 2015 tot en met 25 augustus 2015 te Den Haag, een fotocamera (merk Fuji) en twee mobiele telefoons (merk Samsung) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen daarvan wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
3. subsidiair
hij in de periode van 8 juli 2015 tot en met 25 augustus 2015 te Den Haag, een mobiele telefoon (merk HTC) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen daarvan wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
11.
hij in de periode van 22 juli 2015 tot en met 25 augustus 2015 te Den Haag, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan [adres] heeft weggenomen een attach
ékoffer (met inhoud), toebehorende aan [benadeelde 11] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak te weten: het openbreken van de voordeur van die woning.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking en inklimming;
ten aanzien van de feiten 2 subsidiair en 3 subsidiair:
opzetheling, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 11:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren wordt opgelegd met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de eis van de officier van justitie excessief is.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft twee woninginbraken gepleegd, waarvan één samen met anderen. De woningen zijn hierbij volledig overhoop gehaald. Dit getuigt naar het oordeel van de rechtbank van een grote mate van disrespect voor de eigendommen en de persoonlijke levenssfeer van anderen. Het is voor de slachtoffers van een woninginbraak vaak bijzonder onaangenaam om te leven in de wetenschap dat vreemden in hun woning zijn geweest en hun persoonlijke spullen hebben doorzocht. De inbreuk op hun privacy is enorm geweest. Naast dit gevoel van onveiligheid in de eigen woning en de materiële schade die de slachtoffers door de inbraken hebben ervaren, zijn bij de woninginbraken ook veel (onvervangbare) sieraden en andere persoonlijke, vaak dierbare goederen meegenomen. De grote emotionele waarde die deze sieraden en andere goederen voor de slachtoffers hebben, is door verdachte en zijn mededader(s) simpelweg genegeerd. Zij waren louter uit op eigen, ‘gemakkelijk’ financieel gewin. Daarnaast heeft verdachte zich tweemaal aan opzetheling schuldig gemaakt. Uit het voorgaande volgt dat verdachte met zijn handelen mensen niet alleen in materieel, maar ook in emotioneel opzicht ernstig heeft geschaad. De rechtbank neemt dit de verdachte en zijn mededaders zeer kwalijk.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie van 12 augustus 2015 betreffende de verdachte waaruit naar voren komt dat de verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is geweest ter zake van woninginbraken.
Gezien het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte een gevangenisstraf van na te noemen duur dient te worden opgelegd. De rechtbank heeft daarbij aansluiting gezocht bij de LOVS-oriëntatiepunten.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen

7.1
Inleiding
Ten aanzien van de [adres] (feit 1)
[benadeelde 12], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 525,12. Deze schade bestaat uit materiële schade ter hoogte van
€ 250,12 (verlies arbeidsvermogen en reiskosten) en uit immateriële schade van 275,00.
[benadeelde 1 ] en [benadeelde 12], hebben zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 401,27. Deze schade betreft een raamboom, nok en sluithaak, sieraden, een Samsung Galaxy S5 en Samsung Galaxy Tab 4.
Ten aanzien van het [adres] (feit 3)
[benadeelde 3], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot 1.870,86.
Ten aanzien van het [adres] (feit 4)
[benadeelde 4] ,heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.448,02.
Ten aanzien van [adres] (feit 6)
[benadeelde 6], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 10.317,99.
Ten aanzien van [adres] (Feit 11)
[benadeelde 11], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 603,40. Deze schade bestaat uit materiële schade ter hoogte van
€ 328,40 (reparatiekosten voordeur en kosten van de weggenomen koffer en het weggenomen eigendomsbewijs) en uit immateriële schade van 275,00.
7.2
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat alle vorderingen worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 4] , [benadeelde 1 ] en [benadeelde 12] heeft de officier van justitie tevens om hoofdelijke toewijzing verzocht.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen dienen te worden afgewezen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van [adres] (feit 1)
Met betrekking tot de vordering van [benadeelde 12] :Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks materiële en immateriële schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit. De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post verlies van arbeidsvermogen en reiskosten, is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd door de benadeelde partij, zodat ter zake van de gevorderde materiële schade de vordering ten bedrage van € 250,12 zal worden toegewezen.
De rechtbank acht deze vordering, voor zover deze betrekking heeft op een bedrag van
€ 275,00, als vergoeding ter zake van immateriële schade tot dat bedrag naar billijkheid ook toewijsbaar, nu namens de verdachte de omvang daarvan niet is betwist.
De rechtbank zal derhalve de vordering hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van € 525,12.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 1 augustus 2015, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van die datum is ontstaan.
Toewijzing van de vordering brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 525,12, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 augustus 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde 12] .
Met betrekking tot de vordering van [benadeelde 1 ] en [benadeelde 12] tezamen:
uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partijen rechtstreeks schade hebben geleden als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit.
Voor zover deze vordering ziet op de posten ‘raamboom, nok, sluithaak’ en ‘sieraden’, is deze voldoende onderbouwd en zal deze volledig (dus voor € 51,32 + € 194,00) worden toegewezen.
Ten aanzien van de post Samsung Galaxy S5 overweegt de rechtbank dat in de vordering ten onrechte geen rekening is gehouden met afschrijving van de telefoon, ook al was deze minder dan een jaar oud. De rechtbank zal daarom alsnog een afschrijving toepassen van 20% van de aanschafwaarde. Dat brengt mee dat moet worden uitgegaan van een waarde van de telefoon van € 535,95 -/- 20% = € 535,95 -/- € 107,19 = € 428,76. Nu door de verzekering een bedrag van € 395,00 is vergoed, zal een bedrag van € 428,76 -/- € 395,- =
€ 33,76 worden toegewezen.
Wat betreft de post Samsung Galaxy Tab 4 overweegt de rechtbank dat uit het dossier volgt en door de benadeelde partij ter zitting is bevestigd dat de tablet waarop deze post ziet inmiddels is geretourneerd. Dit deel van de vordering zal de rechtbank derhalve afwijzen;
De rechtbank zal derhalve de vordering hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van (€ 51,32 + € 194,00 + € 33,76 =) € 279,08.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 1 augustus 2015 is ontstaan.
Toewijzing van de vordering brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met hun vordering hebben gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Nu verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 279,08, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 augustus 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van de slachtoffers genaamd [benadeelde 1 ] en [benadeelde 12] .
Ten aanzien van het [adres] (feit 3)
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij afwijzen, aangezien is vast komen te staan dat de benadeelde partij de goederen retour heeft ontvangen en voorts niet kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij schade heeft geleden. De vordering tot vergoeding van immateriële schade komt niet voor toewijzing in aanmerking, omdat deze schade niet direct aan de bewezen verklaarde opzetheling kan worden gerelateerd.
Dit brengt mee, dat de rechtbank de kosten die in verband met deze vordering zijn gemaakt zal compenseren door te bepalen dat de verdachte en de benadeelde partij ieder de eigen kosten dragen.
Ten aanzien van het [adres] (feit 4) en [adres] (feit 6)
De rechtbank zal de benadeelde partijen [benadeelde 4] en [benadeelde 6] niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen tot schadevergoeding, aangezien de verdachte ten aanzien van de feiten waarop de vorderingen betrekking hebben, zal worden vrijgesproken.
Dit brengt mee, dat de rechtbank de kosten die in verband met deze vorderingen zijn gemaakt zal compenseren door te bepalen dat de verdachte en de benadeelde partijen ieder de eigen kosten dragen.
Ten aanzien van [adres] (feit 11)
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks materiële en immateriële schade heeft geleden als gevolg van het onder 11 bewezenverklaarde feit. De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post reparatiekosten en de kosten voor de weggenomen attachékoffer en het eigendomsbewijs, is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd door de benadeelde partij, zodat ter zake van de gevorderde materiële schade de vordering ten bedrage van € 328,40 zal worden toegewezen.
De rechtbank acht deze vordering, voor zover deze betrekking heeft op een bedrag van
€ 275,00, als vergoeding ter zake van immateriële schade tot dat bedrag naar billijkheid ook toewijsbaar, nu namens de verdachte de omvang daarvan niet is betwist.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 603,40.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 15 september 2015, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van die datum is ontstaan.
Toewijzing van de vordering brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 11 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 603,40, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 september 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde 11] .

8.De inbeslaggenomen goederen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage A aan dit vonnis is gehecht) onder 1, 5 en 6 genummerde voorwerpen zullen worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende, het onder 2 genummerde voorwerp wordt verbeurd verklaard en de onder 3 en 4 genummerde voorwerpen worden onttrokken aan het verkeer.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij geen afstand kan doen van goederen die niet van hem zijn en de raadsman heeft hieraan toegevoegd dat de rechtbank een beslissing ten aanzien van het beslag moet nemen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting kan met betrekking tot de op de beslaglijst onder 1, 2, 5 en 6 genummerde voorwerpen geen persoon als rechthebbende worden aangemerkt. De rechtbank zal daarom de bewaring van deze voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende gelasten.
Voorts zal de rechtbank de op de beslaglijst onder 3 en 4 genummerde voorwerpen verbeurd verklaren. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar,
aangezien met deze goederen de bewezenverklaarde feiten kunnen worden begaan of voorbereid en niet is kunnen worden vastgesteld aan wie deze voorwerpen toebehoren.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 33, 33a, 57, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 2 primair, 3 primair en 4 tot en met 10 tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 subsidiair, 3 subsidiair en 11 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking en inklimming;
ten aanzien van de feiten 2 subsidiair en 3 subsidiair:
opzetheling, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 11:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
12 (TWAALF) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op het bevel voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd gelijk is geworden aan die van opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde 12] hoofdelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde 12] , een bedrag van € 525,12, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 augustus 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
met bepaling dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader opgelegde, verplichting tot betaling aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 525,12 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde 12] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 10 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen
[benadeelde 1 ] en [benadeelde 12]hoofdelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde 1 ] en [benadeelde 12] , een bedrag van € 279,08, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 augustus 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
met bepaling dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader opgelegde, verplichting tot betaling aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 279,08 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde 1 ] en [benadeelde 12] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 5 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde 3] af;
bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen;
bepaalt dat de benadeelde partijen [benadeelde 4] en [benadeelde 6] niet-ontvankelijk zijn in hun vordering tot schadevergoeding;
bepaalt dat de benadeelde partijen [benadeelde 4] en [benadeelde 6] en de verdachte ieder de eigen kosten dragen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde 11] toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde 11] , een bedrag van € 603,40, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 september 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 603,40 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde 11] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 12 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de op de beslaglijst onder 1, 2, 5 en 6 genummerde voorwerpen, te weten:
1. STK Sleutel;
2 1.00 STK Telefoontoestel
NOKIA;
5 1.00 STK Telefoontoestel Kl:wit
IPHONE 5s
imei: 352016063135099 (gebruikers schade);
6 1.00 STK Doos Kl:wit
PANDORA
4 zakjes met diamantachtige steentjes;
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 3 en 4 genummerde voorwerpen, te weten:
3 10.00 STK Handgereedschap;
4 1.00 FLS Fles.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A.G.M. van Rens, voorzitter,
mr. drs. D. Biever, rechter,
mr. R.G.C. Veneman, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Sepmeijer-Kovacevic, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 juli 2016.