7.4Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van [adres] (feit 1)
Met betrekking tot de vordering van [benadeelde 12] :Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks materiële en immateriële schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit. De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post verlies van arbeidsvermogen en reiskosten, is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd door de benadeelde partij, zodat ter zake van de gevorderde materiële schade de vordering ten bedrage van € 250,12 zal worden toegewezen.
De rechtbank acht deze vordering, voor zover deze betrekking heeft op een bedrag van
€ 275,00, als vergoeding ter zake van immateriële schade tot dat bedrag naar billijkheid ook toewijsbaar, nu namens de verdachte de omvang daarvan niet is betwist.
De rechtbank zal derhalve de vordering hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van € 525,12.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 1 augustus 2015, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van die datum is ontstaan.
Toewijzing van de vordering brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 525,12, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 augustus 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde 12] .
Met betrekking tot de vordering van [benadeelde 1 ] en [benadeelde 12] tezamen:
uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partijen rechtstreeks schade hebben geleden als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit.
Voor zover deze vordering ziet op de posten ‘raamboom, nok, sluithaak’ en ‘sieraden’, is deze voldoende onderbouwd en zal deze volledig (dus voor € 51,32 + € 194,00) worden toegewezen.
Ten aanzien van de post Samsung Galaxy S5 overweegt de rechtbank dat in de vordering ten onrechte geen rekening is gehouden met afschrijving van de telefoon, ook al was deze minder dan een jaar oud. De rechtbank zal daarom alsnog een afschrijving toepassen van 20% van de aanschafwaarde. Dat brengt mee dat moet worden uitgegaan van een waarde van de telefoon van € 535,95 -/- 20% = € 535,95 -/- € 107,19 = € 428,76. Nu door de verzekering een bedrag van € 395,00 is vergoed, zal een bedrag van € 428,76 -/- € 395,- =
€ 33,76 worden toegewezen.
Wat betreft de post Samsung Galaxy Tab 4 overweegt de rechtbank dat uit het dossier volgt en door de benadeelde partij ter zitting is bevestigd dat de tablet waarop deze post ziet inmiddels is geretourneerd. Dit deel van de vordering zal de rechtbank derhalve afwijzen;
De rechtbank zal derhalve de vordering hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van (€ 51,32 + € 194,00 + € 33,76 =) € 279,08.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 1 augustus 2015 is ontstaan.
Toewijzing van de vordering brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met hun vordering hebben gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Nu verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 279,08, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 augustus 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van de slachtoffers genaamd [benadeelde 1 ] en [benadeelde 12] .
Ten aanzien van het [adres] (feit 3)
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij afwijzen, aangezien is vast komen te staan dat de benadeelde partij de goederen retour heeft ontvangen en voorts niet kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij schade heeft geleden. De vordering tot vergoeding van immateriële schade komt niet voor toewijzing in aanmerking, omdat deze schade niet direct aan de bewezen verklaarde opzetheling kan worden gerelateerd.
Dit brengt mee, dat de rechtbank de kosten die in verband met deze vordering zijn gemaakt zal compenseren door te bepalen dat de verdachte en de benadeelde partij ieder de eigen kosten dragen.
Ten aanzien van het [adres] (feit 4) en [adres] (feit 6)
De rechtbank zal de benadeelde partijen [benadeelde 4] en [benadeelde 6] niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen tot schadevergoeding, aangezien de verdachte ten aanzien van de feiten waarop de vorderingen betrekking hebben, zal worden vrijgesproken.
Dit brengt mee, dat de rechtbank de kosten die in verband met deze vorderingen zijn gemaakt zal compenseren door te bepalen dat de verdachte en de benadeelde partijen ieder de eigen kosten dragen.
Ten aanzien van [adres] (feit 11)
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks materiële en immateriële schade heeft geleden als gevolg van het onder 11 bewezenverklaarde feit. De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post reparatiekosten en de kosten voor de weggenomen attachékoffer en het eigendomsbewijs, is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd door de benadeelde partij, zodat ter zake van de gevorderde materiële schade de vordering ten bedrage van € 328,40 zal worden toegewezen.
De rechtbank acht deze vordering, voor zover deze betrekking heeft op een bedrag van
€ 275,00, als vergoeding ter zake van immateriële schade tot dat bedrag naar billijkheid ook toewijsbaar, nu namens de verdachte de omvang daarvan niet is betwist.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 603,40.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 15 september 2015, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van die datum is ontstaan.
Toewijzing van de vordering brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 11 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 603,40, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 september 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde 11] .