ECLI:NL:RBDHA:2016:7335
Rechtbank Den Haag
- Eerste en enige aanleg
- J. Ghrib
- Rechtspraak.nl
Schending van artikel 5 EVRM door vrijheidsontneming van vreemdeling in Justitieel Complex Schiphol
Op 30 juni 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een vreemdeling die zich in het Justitieel Complex Schiphol moest beschikbaar houden in verband met zijn asielaanvraag. De vreemdeling, die de Syrische nationaliteit heeft, was op 20 mei 2016 op grond van artikel 55 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) aangewezen om zich in Badhoevedorp beschikbaar te houden. Hij heeft echter vier dagen in het Justitieel Complex Schiphol verbleven, wat volgens de rechtbank een schending van artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) opleverde.
De rechtbank oordeelde dat de maatregel van toezicht, die de vreemdeling verplichtte zich in het Justitieel Complex Schiphol te bevinden, feitelijk neerkwam op vrijheidsontneming. De rechtbank nam daarbij in overweging dat de vreemdeling niet zelfstandig het complex kon verlaten en dat de omstandigheden in het complex, zoals de beperkte bewegingsvrijheid en de controle bij binnenkomst, wezenlijk bijdroegen aan deze conclusie. De rechtbank stelde vast dat er geen wettelijke grondslag was voor deze vrijheidsontneming, waardoor de maatregel in strijd was met artikel 5 van het EVRM.
De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling gegrond en kende hem een schadevergoeding toe van €180,-- voor de onterecht opgelegde vrijheidsbeperking. Daarnaast werd de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie veroordeeld in de proceskosten van de vreemdeling, die op €496,-- werden vastgesteld. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er stond geen hoger beroep open tegen deze beslissing.