ECLI:NL:RBDHA:2016:7185

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juni 2016
Publicatiedatum
28 juni 2016
Zaaknummer
C/09/487713 / FA RK 15-3265
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gerechtelijke vaststelling van het vaderschap op basis van verwantschapsonderzoek en overige omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 juni 2016 uitspraak gedaan over de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van verzoeker. Het verzoekschrift was ingediend op 30 april 2015 door verzoeker, die woont in de Verenigde Staten van Amerika, met als doel vast te stellen dat de man, die op 15 juni 2013 is overleden, zijn verwekker is. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder verklaringen van de moeder van verzoeker en de partner van de man, die instemden met het verzoek. Tijdens de zitting op 21 december 2015 zijn verzoeker en zijn advocaat verschenen, evenals de partner van de man. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zaak voldoende met de rechtssfeer van Nederland is verbonden, waardoor de Nederlandse rechter bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.

De rechtbank heeft vervolgens de toepasselijkheid van het recht beoordeeld. Aangezien de man en de moeder geen gemeenschappelijke nationaliteit of verblijfplaats hadden, was het recht van de staat waar verzoeker woont van toepassing. Dit recht staat echter geen gerechtelijke vaststelling van het vaderschap toe indien de vader is overleden. De rechtbank heeft geoordeeld dat dit in strijd is met de openbare orde, mede gezien artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), dat het recht op eerbiediging van het privéleven waarborgt. Daarom heeft de rechtbank besloten het verzoek te beoordelen naar Nederlands recht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker ontvankelijk is in zijn verzoek, omdat hij stelt het kind te zijn van de man. De rechtbank heeft bewijsstukken beoordeeld, waaronder een verklaring van de moeder en een testament van de man, waarin verzoeker als zoon wordt vermeld. Ook zijn de resultaten van een verwantschapsonderzoek overgelegd, waaruit blijkt dat verzoeker en de broer van de man een identiek Y-profiel hebben. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden vastgesteld dat de man de verwekker is van verzoeker. De rechtbank heeft het vaderschap van de man over verzoeker vastgesteld en het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 15-3265
Zaaknummer: C/09/487713
Datum beschikking: 27 juni 2016

Gerechtelijke vaststelling ouderschap

Beschikking op het op 30 april 2015 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoeker] ,

verzoeker,
wonende te [plaats] , Verenigde Staten van Amerika,
advocaat mr. I.K. Decupere te Maastricht.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[de moeder van verzoeker] ,

de moeder van verzoeker,
wonende te [plaats] , België,,
advocaat: --,

[partner van de man] ,

wonende te [plaats] ,
advocaat: --,

[halfzus 1] ,

wonende te [plaats] , Denemarken,
advocaat: --,

[halfzus 2] ,

wonende te [plaats] , Frankrijk,
advocaat: --.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- de schriftelijke verklaring van de moeder d.d. 16 mei 2015 inhoudende dat zij instemt met toewijzing van het verzoek, althans geen verweer wenst te voeren, en verklaart geen gebruik te willen maken van haar recht om door de rechter te worden gehoord;
- de brief van 12 augustus 2015 van verzoeker, met bijlagen;
- de schriftelijke verklaring van [partner van de man] d.d. 17 augustus 2015 inhoudende dat zij instemt met toewijzing van het verzoek, althans geen verweer wenst te voeren, en verklaart geen gebruik te willen maken van haar recht om door de rechter te worden gehoord.
Op 21 december 2015 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: verzoeker, zijn advocaat en belanghebbende [partner van de man] . Van de zijde van verzoeker is een pleitnotitie overgelegd.
Na de terechtzitting zijn de volgende stukken ontvangen:
  • de brief d.d. 24 december 2015 van verzoeker;
  • de brief d.d. 25 januari 2016 van verzoeker, met bijlagen;
  • de brief d.d. 12 april 2016 van verzoeker;
  • de brief d.d. 19 april 2016 van verzoeker, met bijlagen.

Verzoek

Het verzoekschrift strekt tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van de heer [de man] (hierna: de man) over verzoeker, kosten rechtens.

Feiten

- Uit de moeder is verzoeker op [geboortedatum] in [geboorteplaats] geboren.
- De moeder en de man hebben van 1965 tot 1970 een affectieve relatie gehad.
- De moeder heeft de Belgische nationaliteit.
- De man was Amerikaans burger en is op 15 juni 2013 overleden.
- Verzoeker is Amerikaans burger.
- Belanghebbende [partner van de man] was de partner van de man.
- Belanghebbenden [halfzus 1] en [halfzus 2] zijn de halfzussen van verzoeker.

Beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
De rechtbank is van oordeel dat de zaak voldoende met de rechtssfeer van Nederland is verbonden, zodat de Nederlandse rechter – in casu de rechtbank te ’s-Gravenhage – op grond van artikel 3 sub c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bevoegd is van het verzoek kennis te nemen.
Het eerste lid van artikel 10:97 BW bepaalt dat of en onder welke voorwaarden ouderschap van een persoon gerechtelijk kan worden vastgesteld wordt bepaald door het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van die persoon en de moeder, of, indien dit ontbreekt, door het recht van de staat waar die persoon en de moeder elk hun gewone verblijfplaats hebben, of, indien ook dit ontbreekt, door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind. Het derde lid van dit artikel bepaalt dat voor de toepassing van lid 1 bepalend is het tijdstip van de indiening van het verzoek. Is de persoon, genoemd in lid 1, of de moeder op dat tijdstip overleden, dan is, bij gebreke van een gemeenschappelijke nationaliteit op het tijdstip van zijn overlijden, toepasselijk het recht van de staat waar die persoon en de moeder op dat tijdstip elk hun gewone verblijfplaats hadden of, indien ook dat ontbreekt, het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind op het tijdstip van de indiening van het verzoek.
In onderhavige zaak is er geen sprake van een gemeenschappelijke nationaliteit van de man en de moeder noch van een gemeenschappelijke verblijfplaats, zodat het recht van de gewone verblijfplaats van verzoeker, het recht van de staat [plaats] , Verenigde Staten, hier van toepassing is.
Gebleken is dat het recht van de staat [plaats] , Verenigde Staten van Amerika, de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap niet mogelijk maakt indien de vader, in casu de man, is overleden.
De vraag die dan voorligt is of het beroep van verzoeker op artikel 8 EVRM alsnog tot de toepasselijkheid van het Nederlands recht leidt. Dit artikel garandeert het recht van een ieder op eerbiediging van zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn briefwisseling en werkt door in familierechtelijke betrekkingen.
Zoals hiervoor is overwogen is naar het recht van [plaats] gerechtelijke vaststelling van het vaderschap niet mogelijk, nu de man is overleden. Het ontbreken van deze mogelijkheid is naar het oordeel van de rechtbank in strijd met de openbare orde, mede bezien in het licht van artikel 8 EVRM. De rechtbank is van oordeel dat, gezien het vorenstaande en gelet op de betrokkenheid van de zaak met de Nederlandse rechtssfeer en het feit dat de familierechtelijke betrekking tussen de man en verzoeker niet op een andere wijze kan worden vastgesteld, het verzoek op grond van de openbare orde beoordeeld dient te worden naar Nederlands recht.
Gerechtelijke vaststelling vaderschap
Op grond van artikel 1:207 eerste lid BW kan het ouderschap van een persoon op de grond dat deze de verwekker is van het kind door de rechtbank worden vastgesteld op verzoek van:
a.de moeder, tenzij het kind de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt;
b. het kind.
Voor het kind is aan een verzoek tot vaststelling van het ouderschap geen termijn verbonden. Nu verzoeker stelt het kind te zijn van de man, is hij ontvankelijk in zijn verzoek.
De rechtbank stelt vast dat de in artikel 1:207, tweede lid, BW vermelde situaties hier niet aan de orde zijn.
Het vaderschap van de man kan worden vastgesteld op de grond dat de man de verwekker is van verzoeker.
De rechtbank overweegt dat als productie 6 bij het verzoekschrift een verklaring van de moeder van verzoeker is overgelegd. De moeder van verzoeker verklaart dat zij tijdens de geboorte van verzoeker niet was gehuwd en dat verzoeker de zoon is van de man. Als productie 7 is een afschrift van het testament van de man overgelegd. In artikel 2.2. wordt verzoeker als zoon van de man vermeld. Voorts heeft verzoeker als productie 10 de resultaten van een verwantschapsonderzoek, uitgevoerd door Verilabs, overgelegd. Uit dit onderzoek blijkt dat verzoeker en [de broer van de man] , geboren op [geboortedatum] , te weten de broer van de man, een identiek Y-profiel hebben en kunnen afstammen van dezelfde mannelijke lijn. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden vastgesteld dat de man de verwekker is van verzoeker.
Nu van overige bezwaren als bedoeld in artikel 1:207 BW niet is gebleken en de moeder van verzoeker en de partner van de man instemmen met toewijzing van het verzoek, ligt het verzoek voor toewijzing gereed. De rechtbank zal dan ook het vaderschap van de man over verzoeker vaststellen.

Beslissing

De rechtbank:
stelt vast het vaderschap van:
[de man] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , Verenigde Staten van Amerika,
over:
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , Verenigde Staten van Amerika,
uit:
[de moeder van verzoeker] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , België;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Zonneveld, bijgestaan door
mr. M.T.E. Krijger-van Huut als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
27 juni 2016.