Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiseres] ,
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Procesverloop
Overwegingen
- de herkomst uit Georgië, de nationaliteit en identiteit van eisers;
- de problemen in [EU-land] met haar ex-partner genaamd [naam ex-partner] .
Niet relevant wordt geacht de problemen die haar huidige partner, [huidige man] , zou hebben. Nu eiseres hier niets over kan vertellen, kan niet beoordeeld worden of die problemen in verband staan met vluchtingenschap dan wel artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw) omdat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij gegronde vrees voor vervolging heeft of een reëel risico op ernstige schade loopt bij terugkeer naar het land van herkomst.
.De problemen met haar ex-partner [naam ex-partner] liggen in de privésfeer en hebben geen aanknopingspunten met de vervolgingsgronden van het Vluchtelingenverdrag. Voorts baseert eiseres zich op vermoedens wat er zou kunnen gebeuren bij terugkeer naar Georgië. Van belang is dat de vermoedens over wat eiseres zal gebeuren bij terugkeer naar Georgië als gevolg van de problemen met haar ex-partner niet aannemelijk zijn. Relevant in dit kader is allereerst dat [naam ex-partner] op dit moment niet in Georgië verblijft, maar in [EU-land] waar hij al enige jaren woont, gelet op de verklaringen van eiseres. Er bestaan op dit moment geen concrete aanwijzingen dat eiseres in Georgië problemen heeft te verwachten van [naam ex-partner] of anderen. Daarom zijn de problemen met hem niet aannemelijk gemaakt. Eiseres heeft nog nooit bescherming gezocht bij de autoriteiten in het land van herkomst, waar dat wel van haar mag worden verwacht. Op geen enkele wijze is onderbouwd waarom de autoriteiten haar problemen niet serieus zullen nemen en haar geen bescherming zouden bieden. Eiseres heeft hierdoor ook niet aannemelijk gemaakt dat zij in het land van herkomst een situatie als bedoeld in artikel 3 EVRM te vrezen heeft. Ter zitting stelt verweerder zich op het standpunt dat uit het overgelegde artikel blijkt dat de overheid van Georgië maatregelen aan het treffen is om de situatie ten aanzien van huiselijk geweld tegen vrouwen te verbeteren.