Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 17 april 2014 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- het tussenvonnis waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van 29 juni 2015 en de daarin genoemde stukken;
- de akte van [eiser] ;
- de akte van NN.
2.De feiten
Wat houdt het product Postbank Maatwerkverzekering in?” – voor zover hier van belang – het volgende:
Garant Fondsbelegt voor ongeveer 90% in risicomijdende deposito’s en circa 10% in opties op de AEX. Hierdoor kunt u profiteren van koersstijgingen, maar hebt u weinig last van sterke koersdalingen. Elke maand wordt op de vijfde werkdag gekeken of de koers is gestegen ten opzichte van de vorige maand. Is dat het geval, dan wordt 90% van de nieuwe, hogere waarde vastgeklikt, zodat een deel van de gerealiseerde winst wordt veiliggesteld. Het rendement kan aantrekkelijk zijn bij een gering risico.
Wat zijn de financiële risico’s van Postbank Maatwerkverzekering?”staat in de financiële bijsluiter – voor zover hier van belang:
Voorbeelden van rendementen en kosten”, voor zover hier van belang:
alleenals voorbeeld bedoeld. De uiteindelijke resultaten zijn niet te voorspellen. Het is dan ook waarschijnlijk dat uw daadwerkelijke rendement in de toekomst niet gelijk zal zijn aan het hieronder vermelde. De gegeven voorbeeldwaarden zijn na aftrek van alle kosten, maar vóór effecten van inkomstenbelasting.”
totaal betaalde premie’ en drie staatjes met uitkeringen bij overdracht/afkoop op de einddatum:
- i)
- ii) ‘
- iii)
Voorbeelden van eindwaarden’:
4% bruto rendementwordt door de gezamenlijke toezichthouders vooraf vastgesteld. Indien de marktomstandigheden daartoe aanleiding geven, kan het percentage worden herzien. Dit percentage is voor alle producten van hetzelfde soort gelijk en maakt het vergelijken van deze producten makkelijker.
pessimistisch rendementis een jaarlijks door de gezamenlijke toezichthouders vastgesteld rendement uitgaande van een negatieve ontwikkeling van de financiële markten.
netto historisch rendementis afgeleid van rendementen die over een periode van de afgelopen twintig jaar zijn behaald. Als de historie van een gekozen fonds korter is dan twintig jaar, is het historisch rendement niet uitsluitend gebaseerd op de eigen historie. De eigen historie wordt dan aangevuld tot twintig jaar met een door de toezichthouder, Autoriteit Financiële Markten (AFM), vastgesteld standaard rendementspercentage.”
- i) Bij een bruto rendement van 4%: € 50.643,95
- ii) Op basis van pessimistische rendementen: € 20.946,35
- iii) Op basis van historische rendementen: € 67.796,64
3.Toepasselijke relevante wet- en regelgeving in 2005
artikel 51 Wtv en Riav 1998
- informatie over de met het product samenhangende financiële risico’s (sub d);
- informatie over het voorbeeldrendement en de voor de afnemer aan het product verbonden kosten.
- i) het netto historisch rendementspercentage (berekend op basis van de rendementen gedurende de laatste twintig jaar van de fondsen waarin wordt belegd en bij een kortere periode waarin wordt belegd op basis van de eigen historie, aangevuld met daarbij passende relevante indexreeksen voor de betreffende jaren);
- ii) het netto pessimistische rendementspercentage, dat afhankelijk van de aard van de beleggingen vooraf werd vastgesteld;
- iii) een standaard bruto rendement van 4% dat voor alle producten gold.
4.Zelfregulering
5.Wijzigingen in wet- en regelgeving in 2006
6.Ontwikkelingen en onderzoeken vanaf medio 2005
dat het cruciale manco van de beleggingsverzekeringen in het algemeen, gunstige uitzonderingen daargelaten, de intransparantie voor de consument is geweest.” De geconstateerde onduidelijkheid betrof de hoogte van de risicopremie, kosten die de consument op diens inleg in mindering worden gebracht en de inhoudingen op het rendement van het beleggingsdeel van het verzekeringsproduct. Aan de verzekeraars werd aanbevolen de risicopremie en de kosten van door hen verkochte beleggingsverzekeringen op de in het advies aangegeven wijze alsnog te begrenzen en bij gebleken overschrijding van die grenzen de consumenten te compenseren door teruggave van te veel in rekening gebrachte kosten en deze te doen terugvloeien in het product.
7.Het geschil
- i) voor recht wordt verklaard dat NN toerekenbaar tekort is geschoten jegens [eiser] en/of onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld;
- ii) een registeraccountant of een andere deskundige, die niet is betrokken bij (de compensatieregeling van) NN wordt benoemd, met de opdracht:
- iii) NN zal worden veroordeeld in de kosten van de deskundige;
- iv) NN zal worden veroordeeld tot het toevoegen aan het kapitaal van de Maatwerkverzekering
- i) voor recht wordt verklaard dat NN toerekenbaar tekort is geschoten jegens [eiser] en/of onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld;
- ii) de overeenkomst tussen [eiser] en NN wordt ontbonden;
- iii) NN wordt veroordeeld tot terugbetaling van de door [eiser] betaalde inleg voor de Maatwerkverzekering en het door [eiser] misgelopen rendement, dat wordt gesteld op 4% per jaar, althans een in goede justitie te betalen percentage, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf twee weken na betekening van het vonnis.
- i) NN wordt veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten van € 1.400 of een in goede justitie te bepalen bedrag;
- ii) NN wordt veroordeeld in de proceskosten.
8.De beoordeling
Daarnaast is van belang dat blijkens het tijdens deze procedure door het HvJEU gewezen arrest van 29 april 2015 artikel 31 lid 3 van de Derde levensrichtlijn er niet aan in de weg staat dat op grond van algemene beginselen van intern recht, zoals “open en/of ongeschreven regels”, voor de verzekeraar aanvullende informatieverplichtingen gelden, mits de verlangde informatie duidelijk en nauwkeurig is en noodzakelijk voor een goed begrip door de verzekeringnemer van de wezenlijke bestanddelen van de verbintenis en zij voldoende rechtszekerheid waarborgt (zie HvJEU C51/13, EU:2015:286). Het is aan de rechtbank als nationale rechter om te beoordelen of de naar Nederlands recht geldende “open en/of ongeschreven regels”, zoals de zorgplicht van de verzekeraar, de precontractuele goede trouw en de redelijkheid en billijkheid die aan de sluiting van de verzekeringsovereenkomsten ten grondslag moeten liggen, aan de vereisten van het genoemde artikel van de Derde levensrichtlijn voldoen.
de opgebouwde fondswaarde”aan het einde van de looptijd tot uitkering komt. Daaruit blijkt onmiskenbaar dat de uitkering bestaat uit de op de einddatum met de belegging in het Garantfonds opgebouwde waarde. In 2005 was het een feit van algemene bekendheid dat het beleggen in effecten risico’s met zich brengt door de mogelijkheid van waardedaling van die effecten waarin is belegd.
weinig last”zal hebben van sterke koersdalingen – die zich ook niet hebben voorgedaan, aangezien de koers van het Garantfonds ongeveer gelijk is gebleven (zie r.o. 2.15). In de financiële bijsluiter (zie r.o. 2.7) staat dat de daarin genoemde cijfervoorbeelden nadrukkelijk alleen als voorbeeld bedoeld zijn, met de toevoeging dat de uiteindelijke resultaten niet te voorspellen zijn, zodat het waarschijnlijk is dat het daadwerkelijk rendement in de toekomst niet gelijk zal zijn aan de voorbeelden. In de daaropvolgende jaren zijn de rendementen op de beleggingen echter fors lager uitgevallen dan de historische gemiddelden. Dit had tot gevolg, zoals ook blijkt uit de overgelegde waardeoverzichten, dat het historisch rendement vanaf 2006 rond het pessimistisch rendement schommelde en zelfs daaronder is uitgekomen.