ECLI:NL:RBDHA:2016:7102

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 mei 2016
Publicatiedatum
24 juni 2016
Zaaknummer
09/818862-15, t.t.g. 09/106213-15
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdige verdachte veroordeeld voor poging zware mishandeling en meerdere diefstallen met geweld

Op 10 mei 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte, geboren in 1998, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot zware mishandeling en diefstal met geweld. De zaak kwam ter terechtzitting na een reeks incidenten waarbij de verdachte betrokken was, waaronder een geweldsincident op 27 juli 2015 in Zoetermeer, waarbij hij een slachtoffer, dat op de grond lag, een schop tegen het hoofd gaf. Dit leidde tot een hersenschudding bij het slachtoffer. Daarnaast was de verdachte betrokken bij twee winkeldiefstallen, waarbij hij en zijn medeverdachten geweld gebruikten en bedreigingen uitten naar het winkelpersoneel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en heeft hem veroordeeld tot een jeugddetentie van 273 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer van de mishandeling, ter hoogte van €2.149,95, en heeft de verdachte verplicht tot betaling van de wettelijke rente. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het gebrek aan berouw. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen, maar zijn gedrag en de ernst van de feiten hebben geleid tot een stevige straf.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/818862-15, t.t.g. 09/106213-15
Datum uitspraak: 10 mei 2016
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen met gesloten deuren van 12 november 2015 (pro forma), 4 februari 2016 (pro forma), 21 april 2016 en van 26 april 2016 (op welke dag enkel het onderzoek ter terechtzitting is gesloten).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.M. Offers en van hetgeen door de raadsman van de verdachte mr. C.M. Emeis, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
09/818862-15 nawijzigingvan de tenlastelegging:
1.
hij op of omstreeks 27 juli 2015 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde 1 ] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- meerdere, althans een, (karate-)trap(pen) tegen de schouder en/of het hoofd van die [benadeelde 1 ] heeft gegeven (terwijl die [benadeelde 1 ] nog rechtop stond) en/of
(vervolgens)
- ( toen die [benadeelde 1 ] op de grond lag) een trap,
althans een schop,tegen het hoofd van die
[benadeelde 1 ] heeft gegeven,
althans die [benadeelde 1 ] met zijn voet tegen het hoofd heeft geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 juli 2015 te Zoetermeer openlijk, te weten op of aan de openbare weg, [locatie] , in elk geval op of aan een openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 1 ] , welk geweld bestond uit
- meerdere, althans een, (karate-)trap(pen) tegen de schouder en/of het hoofd van die [benadeelde 1 ] (terwijl die [benadeelde 1 ] nog rechtop stond)
en/of (vervolgens)
- ( toen die [benadeelde 1 ] op de grond lag) een trap,
althans een schop,tegen het hoofd van die [benadeelde 1 ] heeft gegeven,
althans die [benadeelde 1 ] met zijn voet tegen het hoofd heeft geraakt,
terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een hersenschudding voor die [benadeelde 1 ] ten gevolge heeft gehad;
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 juli 2015 te Zoetermeer [benadeelde 1 ] heeft mishandeld door die [benadeelde 1 ] tegen het hoofd te schoppen;
2.
hij op of omstreeks 02 augustus 2015 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen meerdere, althans een, trainingspak(ken) en/of trainingsjas(sen) (Puma), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen A. [benadeelde 2 ] en/of [benadeelde 3 ] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- duwen tegen het lichaam van die [benadeelde 2 ] en/of
- bedreigen van die [benadeelde 3 ] door te zeggen: "als ik jou buiten tegen kom maak ik je hartstikke dood, echt dood, geloof me nou, hartstikke dood" en/of "kankerdood", althans woorden van gelijke aard of strekking;
en/of
hij op of omstreeks 2 augustus 2015 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen trainingspak(ken) en/of trainingsjas(sen) (Puma), geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), die trainingspak(ken) en/of trainingsjas(sen) (Puma) heeft/hebben meegenomen in de/een kleedkamer(s) en/of (vervolgens) het alarm eraf heeft/hebben geknipt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 2 ] en/of [benadeelde 3 ] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan andere deelnemers hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond uit het
- duwen tegen het lichaam van die [benadeelde 2 ] en/of
- bedreigen van die [benadeelde 3 ] door te zeggen: "als ik jou buiten tegen kom maak ik je hartstikke dood, echt dood, geloof me nou, hartstikke dood" en/of "kankerdood", althans woorden van gelijke aard of strekking;
09/106213-15 (t.t.g.) :
1.
hij op of omstreeks 20 maart 2015 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pak lasagna en/of een pak frikadelbroodjes, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] (gevestigd aan [adres] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 4 ] en/of [benadeelde 5 ] en/of [benadeelde 6 ] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte:
- tegen die [benadeelde 4 ] en/of [benadeelde 6 ] heeft gezegd: "Ik maak jullie dood" en/of
- heeft geprobeerd los te rukken uit de greep van die [benadeelde 4 ] en/of [benadeelde 5 ] en/of [benadeelde 6 ] en/of
- die [benadeelde 6 ] bij de keel heeft gegrepen en/of geknepen en/of
- ( meermalen) heeft geschopt en/of geslagen;
2.
hij op of omstreeks 20 maart 2015 te Zoetermeer [benadeelde 4 ] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde 4 ] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 20 maart 2015 te Zoetermeer [benadeelde 5 ] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde 5 ] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik ga al je tanden eruit laten slaan en daarna ga ik je vermoorden" en/of "Ik ga je thuis opzoeken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op of omstreeks 20 maart 2015 te Zoetermeer opzettelijk [benadeelde 5 ] , in haar tegenwoordigheid, heeft beledigend, immers heeft hij, verdachte:
- mondeling heeft toegevoegd de woorden "Kankerwijf" en/of "Kankerhoer", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking en/of
- ( meermalen) toen en aldaar naar, althans in de richting van, voornoemde
[benadeelde 5 ]gespuugd, zijnde spugen een feitelijkheid van beledigende aard en/of strekking;
5.
hij op of omstreeks 20 maart 2015 te Zoetermeer [benadeelde 6 ] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde 6 ] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
6.
hij op of omstreeks 20 maart 2015 te Zoetermeer [benadeelde 7 ] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde 7 ] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Op 27 juli 2015 kreeg aangever [benadeelde 1 ] door een derde, een medeverdachte, een trap tegen zijn hoofd waardoor hij op de grond viel. De verdachte wordt verweten dat hij de aangever terwijl deze op de grond lag nog een schop tegen het hoofd heeft gegeven. Dit is tenlastegelegd op de dagvaarding met parketnummer 09/818862-15 onder feit 1 als poging tot zware mishandeling, al dan niet in vereniging gepleegd, subsidiair als openlijke geweldpleging en meer subsidiair als mishandeling.
Ook wordt de verdachte verweten dat hij zowel op 2 augustus 2015 (bij [bedrijf] ) als op 20 maart 2015 (bij [bedrijf] ) met een ander een winkeldiefstal of een poging daartoe heeft gepleegd, en dat hij daarbij geweld heeft gebruikt en heeft gedreigd met geweld.
Het feit van 2 augustus 2015 is op de dagvaarding met parketnummer 09/818862-15 onder feit 2 tenlastegelegd als diefstal met geweld en/of poging tot diefstal met geweld.
Het feit van 20 maart 2015 is op de ter zitting gevoegde dagvaarding met 09/106213-15 onder feit 1 tenlastegelegd als diefstal met geweld, en onder de feiten 2 tot en met 6 telkens als bedreiging en belediging van het betrokken winkelpersoneel.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich aan een of meer van deze feiten heeft schuldig gemaakt.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 09/818862-15 heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte de feiten 1 primair en 2, eerste en tweede cumulatief heeft begaan, met vrijspraak ten aanzien van het in feit 1 tenlastegelegde medeplegen en van de geweldshandeling zoals ten laste gelegd bij het eerste gedachtestreepje.
Voorts heeft de officier van justitie ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 09/106213-15 gevorderd dat de rechtbank alle feiten wettig en overtuigend bewezen zal verklaren, met dien verstande dat zij vrijspraak heeft gevorderd van de diefstal van een pak frikandelbroodjes.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 1 op de dagvaarding met parketnummer 09/818862-15 en daartoe het volgende aangevoerd. De verklaring van de verdachte, zoals opgenomen in het verhoor bij de rechter-commissaris, is niet in overeenstemming te brengen met de ontkennende verklaring ter terechtzitting. De verdachte ontkent te hebben geschopt. De handelingen die bij het eerste gedachtestreepje tenlastegelegd zijn, zijn door een ander verricht. In het geval dat de rechtbank aanneemt dat de verdachte het slachtoffer wel heeft geschopt, bestond bij de verdachte geen opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, ook niet in voorwaardelijke zin. Het is namelijk niet duidelijk hoe hard geschopt is en waar het slachtoffer is geraakt. Uit de camerabeelden is op te maken dat de dader en passant een beweging maakt met zijn voet, die meer als een tik met een voet beschouwd kan worden, en uit de beweging van het hoofd van het slachtoffer is niet op te maken dat met kracht geschopt is. Er is voorts geen bewijs voor medeplegen.
Ten aanzien van feit 2, eerste en tweede cumulatief, op de dagvaarding met parketnummer 09/818862-15 en ten aanzien van de feiten op de dagvaarding met parketnummer 09/106213-15 heeft de raadsman geen verweer gevoerd.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging.
Ten aanzien van 09/818862-15 feit 1: [1]
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Op 27 juli 2015 in de avond werd [benadeelde 1 ] in Zoetermeer tegen zijn hoofd getrapt, waarna hij bewusteloos op de grond viel. Van wat er daarna is gebeurd, kon [benadeelde 1 ] bij het doen van aangifte zich niets meer herinneren. Hij heeft aan het incident die avond een hersenschudding, een scheur in zijn bovenlip en pijn in zijn hoofd, kaak, nek en onderrug overgehouden. [2]
[getuige 1 ] heeft als getuige onder meer het volgende verklaard. Hij was met vrienden onder wie aangever [benadeelde 1 ] , toen vier jongens aan kwamen lopen. Een van deze vier kende hij als [betrokkene 1 ] . Hij zag dat een van de vier jongens [benadeelde 1 ] wilde aanvallen en dat [betrokkene 1 ] deze jongen probeerde tegen te houden. Het lukte de jongen toch om [benadeelde 1 ] een trap te geven. Deze werd door [benadeelde 1 ] geblokkeerd. De jongen gaf een tweede trap die [benadeelde 1 ] tegen het hoofd raakte. [benadeelde 1 ] viel op de grond en was bewusteloos.
Hij was wit en ging stuiptrekken. Er kwam bloed uit zijn mond. Een jongen met een blauw jack met een Afrikaans uiterlijk heeft mogelijk nog een natrap gegeven toen [benadeelde 1 ] op de grond lag. [3]
Uit de verklaring van [getuige 2 ] komt onder meer het volgende naar voren. Hij heeft op 27 juli 2015 vanaf zijn balkon gezien dat een jongen met een blauwe jas van een andere jongen een trap kreeg die hij afweerde en dat de jongen met de blauwe jas daarop wegliep maar toen van dezelfde jongen een trap tegen zijn hoofd kreeg. De jongen met de blauwe jas ging knock out en viel hard op de grond. Hij ving zichzelf ook niet meer op. De jongen die trapte, werd eerst tegengehouden door een andere jongen die bij hem was.
Hij zag dat er nog twee gekleurde jongens naar de eerste twee jongens liepen. De jongen die was gevallen, lag zonder teken van leven op de grond. Een van de twee gekleurde jongens liep achter de jongen met de blauwe jas langs en gaf deze nog een schop tegen de achterkant van zijn hoofd. [4]
Een anonieme getuige heeft de politie telefonisch medegedeeld dat op 27 juli 2015 om 21:45 uur vier jongens gehaast de Randstadrail bij halte [adres] te Zoetermeer in kwamen. De getuige hoorde dat deze jongens erg enthousiast praatten over een gevecht dat zojuist had plaatsgevonden en hoorde dat de man in het grijze vest een slachtoffer tegen zijn mond had geschopt en dat het slachtoffer toen omviel en begon te trillen. De mannen verlieten de tram bij halte [adres] rond 21.50, 22.00 uur. [5]
Door de politie zijn camerabeelden van de Randstadrail van 27 juli 2015 opgevraagd en bekeken. [6] Op de beelden heeft een verbalisant de verdachte, alsmede [betrokkene 2 ] en [betrokkene 3 ] herkend. [7] Een andere verbalisant heeft de verdachte en [betrokkene 3 ] eveneens herkend. [8]
Medeverdachte [betrokkene 1 ] heeft verklaard dat hij met vrienden, te weten [naam] , [naam] en [naam] , in Oosterheem is geweest. [naam] kreeg daar onenigheid met [benadeelde 1 ] . [betrokkene 1 ] probeerde [naam] tegen te houden, maar die gaf [benadeelde 1 ] een trap richting zijn slaap. [benadeelde 1 ] ging neer en zat te shaken. [9] [betrokkene 1 ] is daarna met de anderen in de Randstadrail gestapt, hij is met [naam] en [naam] uitgestapt bij halte [adres] . [10] Hij herkent op de beelden van de Randstadrail zichzelf, [naam] , en [naam] (op foto 4 in het midden). [11]
[getuige 3 ] heeft een foto gemaild naar een rechercheur, waarop drie personen staan. De getuige had deze foto van [betrokkene 1 ] gekregen, die daarbij had gemeld dat hij zelf de middelste persoon op de foto is en dat de andere twee jongens de daders zijn. De getuige had de gebruikersnamen van deze twee op Instagram opgezocht. Deze namen waren [naam] en [naam] . De getuige verklaarde dat [naam] de voornaam of bijnaam [naam] zou hebben en dat [naam] de bijnaam [naam] zou hebben. [12]
[getuige 4 ] heeft op een foto, afkomstig van Instagramaccount [naam] , aangewezen dat de jongen rechts op de foto de jongen was die boos deed en [naam] genoemd wordt, de jongen in het midden degene was die [naam] wilde tegenhouden, en dat de jongen die links op de foto staat, later kwam aanrennen en [naam] zou heten. [13]
Onderzoek in de politiesystemen naar de naam [naam] , in combinatie met de naam [betrokkene 2 ] , leverde de naam van de verdachte op. De verdachte bleek een aantal keer samen met verdachte [betrokkene 2 ] te zijn gecontroleerd; twee keer in juni 2015 en een keer in juli 2015. [14]
[betrokkene 2 ] heeft verklaard dat hij een jongen een schop heeft gegeven, waarvan hij dacht dat deze hem op zijn kaak heeft geraakt. [betrokkene 1 ] heeft geprobeerd hem en de jongen uit elkaar te houden. Nadat de jongen ten val was gekomen, is [betrokkene 2 ] weggegaan.
Uit de inhoud van voorgaande bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat de verdachte zich ten tijde van het feit op de plaats delict bevond met [betrokkene 2 ] , [betrokkene 1 ] en [betrokkene 3 ] en dat hij na het feit samen met deze personen de Randstadrail heeft genomen.
Ter terechtzitting zijn de bewegende beelden vertoond, waarvan zich afdrukken bevinden in het proces-verbaal. [15] Op deze beelden is te zien dat een persoon, die door de politie wordt herkend als de verdachte, de aangever terwijl deze op de grond ligt een schop of trap tegen het hoofd geeft.
Op grond van de inhoud van hiervoor weergegeven bewijsmiddelen komt de rechtbank tot de conclusie dat het de verdachte is die, nadat de aangever door een eerste schop op de grond terecht is gekomen, langs de aangever loopt en deze tegen het hoofd schopt of trapt. Ten aanzien van de herkenning van de verdachte op de beelden uit de Randstadrail en van het [adres] , overweegt de rechtbank dat zij geen reden heeft om te twijfelen aan de herkenning van de verdachte zoals die door meerdere verbalisanten in de processen-verbaal is gerelateerd.
De rechtbank gaat voorbij aan het verweer dat de aangever slechts in het voorbijgaan geraakt zou zijn met een voet of hoogstens een tik heeft gehad. De [getuige 2 ] verklaart over een schop. De rechtbank heeft daarnaast op de terechtzitting getoonde beelden waargenomen dat de verdachte een schoppende beweging maakt en dat het hoofd van de aangever een beweging naar voren maakt op het moment dat de voet van de verdachte tegen zijn hoofd komt.
De rechtbank overweegt dat dat naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bestaat wanneer een slachtoffer (met geschoeide voet) tegen zijn hoofd wordt geschopt. Naar het oordeel van de rechtbank is in dit verband de plaats op het hoofd waar de schop terechtkomt, niet relevant aangezien het hoofd van een mens in zijn geheel als kwetsbaar moet worden gezien. Ook overweegt de rechtbank dat uit de camerabeelden blijkt dat de verdachte met enige kracht tegen het hoofd van de aangever heeft geschopt, omdat waargenomen is dat diens hoofd bewoog. De rechtbank overweegt voorts dat het voor de verdachte zichtbaar was dat het slachtoffer op de grond lag en dat deze zich daarmee in een kwetsbare positie bevond.
De verdachte heeft dan ook naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij de aangever zwaar zou verwonden. Dit betekent dat bij de verdachte voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer aanwezig was. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft gepleegd.
Partiële vrijspraak
Gelet op de ter zitting getoonde camerabeelden, de verklaring van de verdachte, en het feit dat [betrokkene 2 ] heeft bekend dat hij trappen tegen de schouder en tegen het hoofd van de aangever heeft gegeven, acht de rechtbank niet wettig en overtuigen bewezen dat de verdachte de aangever een karatetrap tegen een schouder en tegen het hoofd heeft gegeven met gevolg dat de aangever op de grond viel. De rechtbank zal de verdachte daarom van de onder het eerste gedachtestreepje ten laste gelegde geweldshandeling vrijspreken.
Voorts is de rechtbank, evenals de officier van justitie, niet gebleken dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [betrokkene 2 ] , gericht op het uitoefenen van geweld tegen de aangever. De rechtbank acht daarom niet bewezen dat de verdachte het feit in vereniging heeft gepleegd en zal hem ook van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
Ten aanzien van 09/818862-15 feit 2: [16]
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Op 2 augustus 2015 deed [benadeelde 3 ] , verkoopmedewerker bij [bedrijf] in Den Haag, aangifte, waaruit het volgende naar voren komt. Op 2 augustus 2015 merkte een collega van hem bij de twee pashokjes dat iemand daar beveiligingslabels aan het doorknippen was. [benadeelde 3 ] haalde daarop een beveiliger erbij en ging naar de bewuste pashokjes. Daar hoorde hij iemand in een van de twee hokjes zeggen dat hij een shirtje niet lekker vond zitten en dat terug zou hangen. Daaruit concludeerde hij dat de personen in de pashokjes bij elkaar hoorden. Hij hoorde ook een geluid dat hij onmiskenbaar uit ervaring herkende als het doorknippen van een alarmlabel. Hij trok het gordijn van het pashokje open en zag een jongen met in zijn ene hand een tang en in zijn andere hand het pinnetje waar een label mee vast zit. De jongen was negroïde en ongeveer 1.90 lang. Hij trok meteen ook het gordijn van het andere hokje open en zag daarin een jongen staan die een grijs jasje uit de winkel aan had. In het pashokje hing onder meer een lege hanger. Deze jongen was ook negroïde en was ongeveer 1.75 lang. Deze jongen zei “ik maak je kankerdood” terwijl hij in de richting van aangever keek. De langere jongen schreeuwde “Als ik jou buiten tegenkom maak ik je hartstikke dood! Echt dood!! Geloof me nou, hartstikke dood!! De aangever voelde zich enorm bedreigd. [17]
Ook de [benadeelde 2 ] deed aangifte. Uit zijn aangifte komt het volgende naar voren. Hij werkte als beveiligingsmedewerker bij [bedrijf] in Den Haag. Hij ging met zijn collega [benadeelde 3 ] naar de pashokjes en toen zij het doek van de hokjes openden, zag hij dat in het linker hokje een man zat, die bezig was met een kniptang het alarmlabel van een jasje van een trainingspak te knippen. Hij deed de kniptang snel in zijn zak. In het pashokje lag ook een broek van hetzelfde trainingspak, merk Puma, waar het alarmlabel al van afgehaald was. In het rechter pashokje zag hij een man, met in zijn pashokje een lege kleerhanger. Toen deze man zijn jas open deed, bleek dat hij daar onder een jasje van [bedrijf] aan had. De man probeerde het jasje van [bedrijf] uit te trekken. De aangever zag dat de man schrok toen zijn collega zei dat hij de politie zou bellen.
De aangever voegde deze man bij de eerste man in het pashokje. De mannen probeerden daaruit weg te komen. Ze duwden hard tegen de aangever, die de situatie als zeer dreigend ervoer. Hij hoorde de eerste man schreeuwen tegen collega [benadeelde 3 ] : “Ik maak je dood. Als ik je op straat tegenkom dan maak ik je dood.” De mannen waren aan het schreeuwen dat de aangever ze niet aan moest raken. De aangever is een worsteling met de beide mannen terechtgekomen. [18]
De verdachte heeft op 5 augustus 2016 bij de rechter-commissaris over dit feit onder meer het volgende verklaard: “Ik weet niet of de persoon met wie ik was, heeft gestolen of iemand heeft bedreigd. Het klopt dat ik een kniptang bij me had. Het klopt ook dat ik alarm labels van kleding in het pashokje heb geknipt.” [19]
Tijdens de insluitingsfouillering werd bij de medeverdachte, [naam] , eveneens een kniptang aangetroffen. [20]
De rechtbank overweegt dat uit de inhoud van voormelde bewijsmiddelen naar voren komt dat de verdachte en de medeverdachte onderling contact hadden in de winkel [bedrijf] , dat zij ieder een kniptang bij zich hadden en dat zij bij de ontdekking hetzelfde gedrag vertoonden. Ook blijkt dat het veiligheidslabel van de broek geknipt was die bij het trainingspak in het pashokje waarin verdachte zich bevond, hoorde, en dat het veiligheidslabel van het jasje geknipt was dat de medeverdachte in het andere pashokje had aangetrokken. Ter terechtzitting heeft de verdachte het feit, in tegenstelling tot zijn verklaring bij de rechter-commissaris, ontkend en verklaard dat het alarmlabel per ongeluk van de kleding is afgegaan omdat hij zijn eigen krachten niet kent. De rechtbank merkt deze verklaring aan als ongeloofwaardig, nu niet aannemelijk is dat alarmlabels (al dan niet per ongeluk) eenvoudig van nog aan te kopen kleding te verwijderen zijn. De rechtbank houdt de verdachte dan ook aan zijn verklaring zoals hij die bij de rechter-commissaris heeft afgelegd. Ook volgt uit de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen dat verdachte en zijn mededader hebben geduwd tegen [benadeelde 2 ] en dat [benadeelde 3 ] door de verdachte is bedreigd.
De rechtbank constateert dat in de tenlastelegging bij het eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde feit als pleegplaats is opgenomen: Zoetermeer. Dit cumulatief/alternatief tenlastegelegde feit staat in verband staat met het tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde feit waarin als pleegplaats ‘s-Gravenhage is opgenomen. Nu de verdachte bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting niet heeft ontkend dat hij één van de in [bedrijf] te Den Haag aangehouden verdachten is, en nu overigens op dit punt geen verweer is gevoerd, is de rechtbank van oordeel dat bij de verdachte geen misverstand heeft bestaan en bestaat over het feit dat beide cumulatief/alternatief tenlastegelegde feiten betrekking hebben op hetgeen zich bij [bedrijf] in Den Haag op 2 augustus 2015 heeft afgespeeld. De verdachte wordt daarom naar het oordeel van de rechtbank door verbetering van de tenlastelegging op dit punt niet in zijn belangen geschaad.
De rechtbank ziet op grond van het voorgaande de term “Zoetermeer” in het eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde als een kennelijke verschrijving die voor verbetering vatbaar is, en zal in de bewezenverklaring dan ook in plaats van “Zoetermeer” opnemen
“ ’s-Gravenhage”.
De rechtbank acht op grond van het bovenstaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte met een ander de eerste en tweede cumulatief tenlastegelegde feiten heeft begaan.
Ten aanzien van 09/106213-15 (t.t.g.): [21]
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
feit 1
[benadeelde 4 ] heeft aangifte gedaan waaruit het volgende naar voren komt. Op 20 maart 2015 was hij werkzaam als assistent bedrijfsleider bij [bedrijf] , gelegen aan [adres] te Zoetermeer. Hij zag dat een jongen een pak lasagne in zijn tas stopte en dat de jongen de kassa passeerde en naar buiten wilde lopen. Hij sprak de jongen aan en vroeg hem om de inhoud van zijn tas te tonen. De jongen rende na enkele seconden weg naar de uitgang maar de aangever pakte hem nog beet. Collega [benadeelde 6 ] schoot te hulp. Daarop ontstond een worsteling. Hij zag dat de jongen collega [benadeelde 6 ] bij de keel greep en daarin kneep. Ze probeerden de jongen naar boven te krijgen in een ruimte, afgezonderd van het winkelend publiek en kregen hulp van onder andere collega [benadeelde 5 ] . De jongen schopte en sloeg naar aangever en zijn collega’s om hen weg te krijgen en hij raakte hen daarbij ook.
Gedurende deze worsteling schreeuwde de jongen scheldwoorden en onder meer “ik maak jullie dood”. De verdachte is door [benadeelde 4 ] aangehouden en overgedragen aan de politie. [22] [23]
Op de beelden van een beveiligingscamera, zoals beschreven in een proces-verbaal van bevindingen, wordt gezien dat de verdachte, die wordt herkend door de verbalisant, een pak lasagne pakt, het in een ander schap legt, het een paar keer teruglegt en weer pakt, dat twee andere personen bij de verdachte komen en dat een van hen het pak lasagne van de verdachte aanpakt en het in de tas van de verdachte stopt. [24]
[benadeelde 6 ] heeft in zijn aangifte verklaard dat de verdachte weigerde om in zijn tas te laten kijken, probeerde weg te komen, dat de verdachte hem bij de keel greep en probeerde te slaan, en hem en de collega’s die waren komen helpen, onder meer met de dood bedreigde. [25]
[benadeelde 5 ] heeft in haar aangifte verklaard dat de verdachte zich probeerde los te rukken toen zij haar collega’s [benadeelde 4 ] en [benadeelde 6 ] hielp om de verdachte naar een aparte ruimte te brengen. [26]
De rechtbank acht op grond van de inhoud van bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte feit 1 heeft gepleegd.
feit 2 tot en met feit 6.
Aangever [benadeelde 4 ] heeft verklaard dat de verdachte, toen hem in de aparte ruimte een stoel werd aangeboden, heeft gezegd “Kanker op met die stoel, ik maak je dood!” Door het gedrag van de verdachte, het feit dat hij aangever aankeek bij het uitspreken van deze woorden, en de inschatting dat de dreiging reëel was, voelde de aangever zich bedreigd.
De aangever hoorde de verdachte tegen zijn collega [benadeelde 5 ] zeggen “maak me los, dikke kankerhoer” en hij zag dat de verdachte haar twee maal in het gezicht spuugde.
De aangever hoorde de verdachte tegen de collega [benadeelde 6 ] roepen “Ik sla je tanden uit je bek”. Ook heeft hij de verdachte horen roepen naar meerdere collega’s dat hij hen wat aan zou doen. [27]
Aangever [benadeelde 5 ] heeft verklaard dat de verdachte, toen hij een stoel aangeboden kreeg en zij probeerde met hem te praten, tegen haar schreeuwde “ik ga al je tanden eruit laten slaan en daarna ga ik je vermoorden” en “ik ga je thuis opzoeken”. Dit gaf aangeefster een zeer vervelend gevoel. De aangeefster heeft verder verklaard dat ze zag dat de verdachte zijn blik richtte op haar collega [benadeelde 7 ] en tegen haar zei “ik maak je dood”. [28]
Aangever [benadeelde 5 ] heeft voorts verklaard dat de verdachte, toen zij haar collegae wilde helpen om de verdachte naar de aparte ruimte te brengen, tegen haar riep “blijf van me af kankerwijf” en “kankerhoer” en dat hij, toen ze in de aparte ruimte waren en de verdachte een stoel werd aangeboden, meermalen in haar richting spuugde. [29]
Zij heeft klacht gedaan van deze belediging. [30]
[benadeelde 6 ] verklaarde in zijn aangifte onder meer dat de verdachte hem aankeek en zei “ik maak je dood”. De aangever schrok hiervan omdat de verdachte zo boos was en in verzet ging, en aangever dacht dat de dreiging reëel was. [31]
[benadeelde 7 ] deed aangifte van bedreiging door de verdachte. Zij verklaarde onder meer dat de verdachte haar recht in de ogen keek en zei “ik maak je dood, ik sla je tanden eruit, kankerhoer, kankerslet, kankerwijf. Jij met die bril, ik maak je dood.” De aangeefster vond dat eng en voelde zich bang. [32]
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de feiten 2 tot en met 6 de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang en in combinatie met de inhoud van de aangifte door [benadeelde 4 ] zoals genoemd bij feit 1, telkens tot de conclusie leidt dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het betreffende feit heeft gepleegd.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
ten aanzien van 09/818862-15 nawijzigingtll
1. primair
hij op 27 juli 2015 te Zoetermeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde 1 ] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
toen die [benadeelde 1 ] op de grond lag een trap,
althans een schop,tegen het hoofd van die
[benadeelde 1 ] heeft gegeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 02 augustus 2015 te
‘s-Gravenhagetezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningheeft weggenomen een trainingsjas (Puma), toebehorende aan [bedrijf] , welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [benadeelde 2 ] en [benadeelde 3 ] , gepleegd met het oogmerk om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het
- duwen tegen het lichaam van die [benadeelde 2 ] en
- bedreigen van die [benadeelde 3 ] door te zeggen: "als ik jou buiten tegen kom maak ik je hartstikke dood, echt dood, geloof me nou, hartstikke dood" en "kankerdood", althans woorden van gelijke aard of strekking;
en
hij op 2 augustus 2015 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening weg te nemen
eentrainingspak, toebehorende aan [bedrijf] , dat trainingspak heeft meegenomen in een kleedkamer en (vervolgens) het alarm eraf heeft geknipt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [benadeelde 2 ] en [benadeelde 3 ] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan andere deelnemers hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het
- duwen tegen het lichaam van die [benadeelde 2 ] en
- bedreigen van die [benadeelde 3 ] door te zeggen: "als ik jou buiten tegen kom maak ik je hartstikke dood, echt dood, geloof me nou, hartstikke dood" en "kankerdood", althans woorden van gelijke aard of strekking;
ten aanzien van t.t.g. 09/106213-15 (t.t.g.)
1.
hij op 20 maart 2015 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pak lasagne, toebehorende aan [bedrijf] (gevestigd aan [adres] ), welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [benadeelde 4 ] en [benadeelde 5 ] en [benadeelde 6 ] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf
de vlucht mogelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte:
- tegen die [benadeelde 4 ] en [benadeelde 6 ] heeft gezegd: "Ik maak jullie dood" en
- heeft geprobeerd
zichlos te rukken uit de greep van die [benadeelde 4 ] en [benadeelde 5 ] en [benadeelde 6 ] en
- die [benadeelde 6 ] bij de keel heeft gegrepen en
- meermalen heeft geschopt en/of geslagen;
2.
hij op 20 maart 2015 te Zoetermeer [benadeelde 4 ] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde 4 ] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op 20 maart 2015 te Zoetermeer [benadeelde 5 ] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde 5 ] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik ga al je tanden eruit laten slaan en daarna ga ik je vermoorden" en "Ik ga je thuis opzoeken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op 20 maart 2015 te Zoetermeer opzettelijk [benadeelde 5 ] heeft beledigd, immers heeft hij, verdachte:
- mondeling
aan die [benadeelde 5 ]toegevoegd de woorden "Kankerwijf" en "Kankerhoer", althans woorden van gelijke beledigende aard en strekking en
- meermalen toen en aldaar naar voornoemde
[benadeelde 5 ]gespuugd, zijnde spugen een feitelijkheid van beledigende aard en strekking;
5.
hij op 20 maart 2015 te Zoetermeer [benadeelde 6 ] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde 6 ] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
6.
hij op 20 maart 2015 te Zoetermeer [benadeelde 7 ] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde 7 ] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding met parketnummer 09/818862-15 onder 1 primair en 2 tenlastegelegde feiten en ter zake van de hem bij dagvaarding met parketnummer 09/106213-15 tenlastegelegde feiten wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 9 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. De officier van justitie heeft hierbij kort weergegeven toegelicht dat gebleken is dat toezicht door de (jeugd)reclassering bij de verdachte geen nut heeft en hij niet gevoelig is gebleken voor de dreiging van jeugddetentie.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit zodanig straf op te leggen dat de verdachte op 21 april 2016 of twee weken na die datum vrij zou komen, eventueel in combinatie met een voorwaardelijk strafdeel met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de jeugdreclassering.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder zij zijn gepleegd en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdachte heeft een jongen, die door vlak daarvoor door een (karate) trap tegen zijn hoofd op de grond was gevallen en hoogstwaarschijnlijk al bewusteloos was, nog een schop tegen het hoofd gegeven. Het handelen van de verdachte valt onder wat in de samenleving “zinloos geweld” wordt genoemd en dat als zeer verwerpelijk en laf gedrag niet getolereerd wordt. Door aldus te handelen heeft de verdachte laten zien geen respect te hebben voor de lichamelijke integriteit van een ander. Het is bovendien een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van een dergelijk delict daarvan nog gedurende lange tijd nadelige effecten kunnen ondervinden, niet alleen lichamelijk maar ook psychisch. Dit wordt bevestigd door de inhoud van de schriftelijke slachtofferverklaring, waaruit blijkt dat het slachtoffer door het voorval angstig is geworden en last heeft gekregen van angstaanvallen en zich onder behandeling heeft moeten stellen voor PTSS. Daarnaast worden door een dergelijk ernstig feit de gevoelens van onveiligheid in de samenleving vergroot, zoals in de onderhavige zaak wordt bevestigd door de vele heftige reacties en meldingen van omstanders die nadat zij getuige waren van het voorval, het noodnummer (112) hebben gebeld. De rechtbank rekent dit alles de verdachte zwaar aan.
De verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal in vereniging, en een poging daartoe. Bij deze feiten hebben de verdachte en zijn medeverdachte het winkelpersoneel dat hen op heterdaad betrapte, geduwd en met de dood bedreigd.
Tenslotte heeft de verdachte zich aan nog een winkeldiefstal schuldig gemaakt, ook in vereniging met een ander, en heeft hij zich ook bij de ontdekking op heterdaad van deze diefstal ernstig misdragen tegen het winkelpersoneel in die zin dat hij hen heeft geslagen en geschopt, heeft beledigd onder meer door te spugen en met de dood heeft bedreigd. Voor het gedrag van de verdachte bij deze feiten is kenmerkend dat het als volstrekt ongepast en respectloos overkomt. Het is respectloos ten aanzien van eigendomsrechten van anderen en respectloos voor de persoon en persoonlijke integriteit van anderen, in dit geval personeelsleden van winkels die niet hoeven te accepteren dat daar gestolen wordt en die - door het aanspreken en aanhouden van de verdachte - gewoon hun werk doen. Het gedrag van de verdachte laat ook zien dat hij respectloos is ten aanzien van andermans gevoelens in die zin dat hij er niet voor terugdeinst om anderen onder de emotionele druk van doodsbedreigingen te brengen en zich geen rekenschap geeft van het feit dat anderen daar bang van kunnen worden.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie, niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van het klinisch multidisciplinair onderzoek Pro Justitia door ForCa, d.d. 4 april 2016, door [naam] , kinder- en jeugdpsychiater, en [naam] , GZ psycholoog. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte heeft zeer beperkt meegewerkt aan het onderzoek. Hij heeft het dagprogramma van de leefgroep en school gedaan. De verdachte en zijn ouders hebben geweigerd om aan systeemobservatie mee te werken. De verdachte heeft niet meegewerkt aan het milieuonderzoek, vaktherapie, psychologisch onderzoek en psychiatrisch onderzoek. De weigering van de verdachte komt voort uit een proceshouding, niet uit psychopathologie. Er zijn nu geen gefundeerde diagnostische uitspraken over de verdachte te doen. Vastgesteld wordt wel dat er al meerdere jaren spraken is van gedragsproblemen. Een conclusie omtrent de aanwezigheid van een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling kan niet gegeven worden. Aanhoudende ernstige gedragsproblemen in de adolescentie kunnen voortekenen zijn van een zich ontwikkelende persoonlijkheidsstoornis, vooral van antisociale aard, maar dit kon bij de verdachte niet onderzocht worden. Er heeft geen delictbespreking plaatsgevonden en er is dus geen zicht op het recidivegevaar en geen advies mogelijk om recidive te voorkomen. De verdachte wil zijn examen VMBO TL halen en heeft zich actief ingezet voor school. Geadviseerd wordt om aandacht te besteden aan deze wens, ook in het kader van de ondertoezichtstelling en jeugdreclassering.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op diverse rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming. Uit het meest recente rapport van 18 april 2016 komt onder meer het volgende naar voren. De verdachte woont samen met zijn ouders, en vier broers en twee zussen. Op 23 november 2015 is voor de verdachte een ondertoezichtstelling uitgesproken. Voor de andere kinderen werd het verzoek daartoe afgewezen. Eerder hebben de kinderen een periode onder toezicht gestaan, kort gezegd naar aanleiding van huiselijk geweld en psychiatrische problematiek van de vader. De verdachte is een periode uithuisgeplaatst geweest.
Zorgelijk is dat de verdachte zich niet aan de voorwaarden gesteld bij de schorsing van zijn voorlopige hechtenis heeft gehouden waardoor hij weer vastzit. Ook is zorgelijk dat de ouders niet tot zeer beperkt bereikbaar zijn. Voor het voorkomen van herhaling is van belang dat de verdachte en zijn ouders zich meewerkend opstellen. Na een intake bij Eco Ware op 16 oktober 2015 heeft de verdachte het daar nog geen uur volgehouden. Hij vond het niet leuk en wilde geen onbetaald werk doen. Volgens de moeder van de verdachte is hij slim maar wordt hij op school gediscrimineerd. Hij is op het VMBO twee keer blijven zitten. Hij is bij Leerplicht gemeld vanwege verzuim. De leerplichtambtenaar werd thuis echter niet binnen gelaten. Op 3 maart 2016 is de verdachte uit Time Out weggelopen.
Op 7 maart 2016 is hij van school verwijderd vanwege het niet opvolgen van aanwijzingen en het bedreigen van docenten. De verdachte is vervolgens negatief teruggemeld waarna de schorsing van zijn voorlopige hechtenis is opgeheven. De school heeft aangegeven dat de verdachte een probleem heeft met autoriteit. Hij kan ook dreigend bij docenten overkomen. Als hij wordt aangesproken op zijn gedrag, vindt hij dat hij wordt gediscrimineerd.
Opvallend is dat hij wel in staat is om een passende houding te tonen, hetgeen hij bij ForCa heeft laten zien. Dat kan te maken hebben met de duidelijkheid en structuur die daar geboden worden maar ook met eigen belangen. In de [locatie] , waar de verdachte heeft verbleven, wordt ook gezien dat hij goed contact met de groepsleiding en groepsgenoten heeft. Hij is wel snel beïnvloedbaar door de ‘sterkere‘ jongens.
Op 12 april 2016 is van het [college] vernomen dat de verdachte zich heeft aangemeld voor de Vavo. Hij zou daar in september 2016 kunnen starten.
Als de verdachte schuldig wordt bevonden, bestaan bij de Raad zorgen over zijn houding en gedrag, en acht de Raad zorgelijk dat er geen duidelijkheid is over zijn gewetensontwikkeling en persoonlijkheidsvorming. De Raad acht een voorwaardelijke jeugddetentie nuttig. De ervaring van detentie kan voldoende stimulans zijn om niet weer de fout in te gaan. De Raad adviseert in te steken op de huidige houding en motivatie van de verdachte. Hij is gedreven voor school en heeft de capaciteiten. Het is goed als hij zelfstandiger wordt. Overdracht naar Reclassering Nederland is passend. De Raad adviseert een werkstraf op te leggen en daarnaast een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie, met als bijzondere voorwaarden het volgen van onderwijs, zich houden aan een meldplicht bij de reclassering, en een contactverbod met het slachtoffer, met opdracht tot toezicht en begeleiding door Stichting Reclassering Nederland. De Raad adviseert te bepalen dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
De rechtbank zal de adviezen deels overnemen. De rechtbank zal de verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen voor de duur van het voorarrest dat hij reeds heeft uitgezeten. De rechtbank ziet daarnaast in de hoeveelheid en aard van de gepleegde feiten en de constatering dat de verdachte wel in staat is om zich goed te gedragen, of dat nu komt door de aanwezigheid van duidelijkheid en structuur in een jeugdinrichting of door het eigen van belang van de verdachte om (ter voorkoming van straf of oplegging van een maatregel) een positieve indruk te maken, reden om hem ook een voorwaardelijk strafdeel op te leggen. Daarmee wordt beoogd hem van het plegen van nieuwe strafbare feiten te weerhouden, nu de consequentie van nieuwe strafbare feiten dan detentie zal zijn.
In het kader van de ondertoezichtstelling en de begeleiding door de jeugdreclassering werd geen of amper ingang gevonden bij de verdachte en zijn ouders. De verdachte heeft voorts geen teken van berouw getoond over de feiten en is bij zijn ontkenning dan wel zeer ongeloofwaardige verklaringen gebleven. Ter terechtzitting heeft de verdachte een onterechte verongelijktheid als hij wordt aangesproken en een grote neiging tot respectloosheid laten zien. Hij heeft zich tot twee keer toe niet aan de voorwaarden voor schorsing van zijn voorlopige hechtenis gehouden.
Hij wil zich naar eigen zeggen nu richten op het behalen van een schoolexamen, hetgeen volgens de deskundigen de aandacht verdient. De rechtbank stelt zich achter dat standpunt.
De rechtbank ziet in het voorgaande reden om, anders dan door de Raad is geadviseerd, geen bijzondere voorwaarden te bepalen bij het voorwaardelijk op te leggen strafdeel. Net als de officier van justitie acht de rechtbank het opleggen van toezicht heilloos, nu zowel verdachte als zijn ouders er herhaaldelijk blijk van hebben gegeven niet open te staan voor welke vorm van toezicht of begeleiding dan ook.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur, met aftrek van voorarrest, een passende reactie vormt. Het onvoorwaardelijk strafdeel is in deze straf gelijk aan het reeds uitgezeten voorarrest en bij het voorwaardelijk strafdeel zullen alleen algemene voorwaarden worden bepaald.

7.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

[benadeelde 1 ] heeft zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, groot € 2.849,94. Deze bestaat uit materiële schade ad € 849,94 (bestaande uit de posten iPhone 6 ad € 649,95, jas ad € 119,99 en broek ad € 80,-) en uit immateriële schade ad € 2.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 27 juli 2015 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel en hoofdelijk dient te worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente. Zij heeft daarbij tevens aangegeven dat de schadevergoedingsmaatregel dient te worden opgelegd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de gevorderde immateriële schade te matigen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het primair bewezenverklaarde feit. De vordering is, voor zover deze ziet op de gevraagde vergoeding voor de kosten van een iPhone 6, voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. De rechtbank acht dit deel van de vordering ad € 649,95 dan ook toewijsbaar.
Voor wat betreft het deel van de vordering dat ziet op een vergoeding voor schade aan de jas en de broek van het slachtoffer is de rechtbank van oordeel dat deze schade in een te ver verwijderd verband staat tot het bewezenverklaarde feit. Dit betekent dat er geen sprake is van schade die rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit is ontstaan. De rechtbank zal de benadeelde partij wat dit deel van de vordering betreft dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank acht voorts een bedrag van € 1.500,-, vastgesteld per heden, als vergoeding voor geleden immateriële schade naar billijkheid toewijsbaar en zal de vordering voor zover deze immateriële schade betreft voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal de vordering ten laste van de verdachte toewijzen tot een totaalbedrag van € 2.149,95. De rechtbank zal deze vordering hoofdelijk toewijzen gelet op het feit dat ook [betrokkene 2 ] is veroordeeld voor een poging zware mishandeling van het slachtoffer en dit hetzelfde geweldsincident betreft, ook al is er geen sprake van medeplegen. Daarbij zal de rechtbank tevens bepalen dat ten laste van de verdachte de gevorderde wettelijke rente over de toegewezen materiële schade van € 649,95 vanaf 27 juli 2015 wordt toegewezen, nu is komen vast te staan dat deze schade met ingang van die datum is ontstaan. Voorts zal de rechtbank de wettelijke rente over de toegewezen immateriële schade ad € 1.500,- toewijzen vanaf de datum van de uitspraak, te weten vanaf 10 mei 2016, tot aan de dag van algehele voldoening.
Het voorgaande brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 2.149,95, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde 1 ] , te vermeerderen met de toegewezen wettelijke rente over een bedrag van € 649,95 vanaf 27 juli 2015 en over een bedrag van € 1.500,- vanaf 10 mei 2016, tot aan de dag van algehele voldoening.
Indien en voor zover noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt zal - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie worden toegepast voor de duur van 30 dagen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
36f, 45, 47, 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77gg, 285, 266, 302 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de hem bij dagvaarding met parketnummer 09/818862-15 onder 1 primair, 2, eerste en tweede cumulatief, en bij dagvaarding met parketnummer 09/106213-15 (t.t.g.) onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
ten aanzien van parketnummer 09/818862-15
feit 1 primair:
POGING TOT ZWARE MISHANDELING;
feit 2, eerste cumulatief:
diefstal gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2 tweede cumulatief:
poging tot diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van 09/106213-15 (t.t.g. )
feit 1:
diefstal gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2, feit 3, feit 5, feit 6:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 4,
eenvoudige belediging;
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 273 dagen
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie
groot 60 dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op
2 jarenonder de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij hoofdelijk toe ten laste van de verdachte en [betrokkene 2 ] en veroordeelt de verdachte tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde 1 ] een bedrag van
€ 2.149,95, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente over een bedrag van € 649,95 vanaf 27 juli 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, en over een bedrag van € 1.500,- vanaf 10 mei 2016 tot aan de dag van algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet ontvankelijk in zijn vordering tot vergoeding van de overige materiële schade;
wijst de vordering tot vergoeding van immateriële schade van de benadeelde partij voor het overige af;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door [betrokkene 2 ] aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte hoofdelijk op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 2.149,95, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente over een bedrag van
€ 649,95 vanaf 27 juli 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, en over een bedrag van € 1.500,- vanaf 10 mei 2016 tot aan de dag van algehele voldoening, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde 1 ] ;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
30 dagen;
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.M.D. de Jong, kinderrechter, voorzitter,
mr. A.M.A. Keulen, kinderrechter,
en mr. E.C. Kole, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.A.W. Hoefnagels, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 mei 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PVNR 2015224393 (blz. 1 t/m 208) alsmede een ongenummerd aanvullend proces-verbaal van 11 november 2015 met als bijlage een geneeskundige verklaring.
2.Pag. 54-56, aangifte [benadeelde 1 ] .
3.Pag. 38 t/m 40, verklaring [getuige 1 ] .
4.Pag. 35 t/m 37, verklaring [getuige 2 ] .
5.Pag. 24 en 25, bevindingen.
6.Pag. 111 en volgende, beelden Randstadrail 27 juli 2015 inhoudende foto 1 tot en met foto 10.
7.Pag. 99, 100, 102, bevindingen.
8.Pag. 87 t/m 89, bevindingen.
9.Pag. 140 t/m 144, verklaring [betrokkene 1 ] .
10.Pag. 153, verklaring [betrokkene 1 ] .
11.Pag. 156 en 159, 160, verklaring [betrokkene 1 ] met als bijlage foto’s Randstadrail.
12.Pag. 46, bevindingen met als bijlage een foto van Instagramaccount [naam] .
13.Pag. 50 t/m 53, verklaring [getuige 4 ] .
14.Pag. 84, 85, bevindingen.
15.Pag. 105 t/m 110, beelden [locatie] 27 juli 2015.
16.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500- 2015230266 (blz. 1 t/m 48).
17.Pag. 21, 22, aangifte door [benadeelde 3 ] .
18.Pag. 13 t/m 15, aangifte door [benadeelde 2 ] .
19.Verklaring van de verdachte bij de rechter-commissaris op 5 augustus 2015.
20.Pag. 30, bevindingen.
21.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500- 2015087119 (blz. 1 t/m 46).
22.Pag. 22, 23, aangifte door [benadeelde 4 ] .
23.Pag. 9, aanhouding door burger.
24.Pag. 44, bevindingen.
25.Pag. 37, 38, aangifte door [benadeelde 6 ] .
26.Pag. 32, aangifte door [benadeelde 5 ] .
27.Pag. 23, aangifte door [benadeelde 4 ] .
28.Pag. 33, aangifte door [benadeelde 5 ] .
29.Pag. 32, 33, aangifte door [benadeelde 5 ] .
30.Pag. 34, ontvangst klacht.
31.Pag. 38, aangifte [benadeelde 6 ] .
32.Pag. 29, 30, aangifte door [benadeelde 7 ] .