6.3Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging zware mishandeling. Hij heeft het slachtoffer tegen haar hoofd geslagen en tegen haar hoofd geschopt, terwijl zij op de grond lag. Slachtoffers van een dergelijk gewelddadig delict kunnen nog gedurende langere tijd nadelige lichamelijke en/of psychische gevolgen van het gebeurde ondervinden, terwijl ook de gevoelens van onveiligheid langdurig toegenomen kunnen zijn.
Uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat het gebeurde een enorme impact op het leven van het slachtoffer heeft gehad. Zij is door haar hersenschudding nog lang duizelig geweest en heeft veel hoofdpijn gehad. Ook de gebroken neus heeft veel lichamelijk leed veroorzaakt. Voorts is haar gevoel van vertrouwen geschaad.
De verdachte heeft zich tevens samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal van een groot geldbedrag. Hij heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen en de gastvrijheid van het slachtoffer die hem in haar woning liet overnachten door er met haar spaargeld vandoor te gaan. De verdachte heeft hierbij geen respect getoond voor het eigendom van een ander.
De rechtbank neemt dit de verdachte zeer kwalijk.
De persoon van de verdachte
De rechtbank weegt bij de strafoplegging mee dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een geweldsdelict, maar dat deze veroordeling nog niet onherroepelijk is.
De rechtbank heeft acht geslagen op de pro justitia rapporten d.d. 3 juni 2016, opgesteld en ondertekend door drs. [deskundige 1] , GZ-psycholoog, en d.d. 6 juni 2016, opgesteld en ondertekend door [deskundige 2] , kinder- en jeugdpsychiater, gerechtelijk deskundige.
Blijkens deze rapporten is er bij de verdachte sprake van een laag intelligentieniveau waardoor de functionele leeftijd van de verdachte fors onder de 18 jaar ligt. Ook blijkt uit de gedragingen van de verdachte de emotionele onrijpheid en de achterstand in de ontwikkeling van sociale vaardigheden. De verdachte is op veel gebieden hulpbehoevend en heeft nog veel begeleiding nodig. Ook zijn opleidingsniveau is zeer gering. Geadviseerd wordt om bij de verdachte het jeugdstrafrecht toe te passen.
Tevens wordt geconstateerd dat er bij de verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de vorm van een licht verstandelijke beperking en een ernstige gedragsstoornis. Impulsiviteit en agressie-regulatieproblemen maken onderdeel uit van de gedragsproblematiek en scheefgroei richting een antisociale persoonlijkheid wordt gevreesd.
Geadviseerd wordt om de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren.
Ten aanzien van de recidivekans op geweldsdelicten is er sprake van een verhoogd risico.
Het opleggen van de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen wordt geadviseerd, waarbij de verdachte dient te worden geplaatst op een PIJ-groep voor
LVB-jongeren bij Intermezzo.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op diverse voorlichtingsrapporten van Reclassering Nederland betreffende de verdachte, waaronder het meest recente reclasseringsadvies
d.d. 7 juni 2016.
Blijkens dit laatste rapport is ook de reclassering van mening dat het jeugdstrafrecht dient te worden toegepast en kan de reclassering, kijkend naar de ernst van het delict, de verstandelijke beperking van betrokkene, de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale trekken en het feit dat een daadwerkelijke behandeling nooit goed van de grond is gekomen in verband met het wegloopgedrag van betrokkene, zich vinden in het advies
van een PIJ-maatregel.
Toepassing jeugdstrafrecht en de mate van toerekeningsvatbaarheid
Op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht kan de rechtbank ten aanzien van degene die ten tijde van het begaan van het strafbare feit de leeftijd van 18 jaar maar nog niet de leeftijd van 23 jaar heeft bereikt, indien zij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan, recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77 hh van het Wetboek van Strafrecht. Uitgangspunt blijft dat ten aanzien van deze groep in beginsel het strafrecht voor volwassenen van toepassing is en dat toepassing van het jeugdstrafrecht een uitzondering is.
De rechtbank kan zich vinden in de conclusies van de deskundigen en de reclassering voor zover dit het opleggen van het jeugdstrafrecht en een verminderde mate van toerekeningsvatbaarheid betreft. De rechtbank ziet in de persoonlijkheid van de verdachte reden om het jeugdstrafrecht toe te passen en acht de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar.
De op te leggen straf
De rechtbank kan zich echter niet vinden in de conclusies van de deskundigen en de reclassering wat betreft het hoge recidiverisico op een geweldsdelict en het opleggen van de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.
Het strafblad van de verdachte en de delicten waarvoor hij thans wordt veroordeeld nopen niet zonder meer tot oplegging van de PIJ-maatregel. Allereerst staat vast dat de verdachte niet eerder onherroepelijk voor een geweldsmisdrijf is veroordeeld, wat meebrengt dat er op dit gebied geen aanknopingspunt bestaat voor het aannemen van een hoog recidiverisico met betrekking tot geweldsfeiten. Voorts vond zowel het eerdere geweldsdelict als het onderhavige delict plaats binnen de huiselijke sfeer van de verdachte.
Dit alles maakt dat er geen grond is om aan te nemen dat de verdachte een gevaar is voor de algemene veiligheid van personen en goederen.
Op basis van de uitkomsten van de deskundigenonderzoeken stelt de rechtbank wel vast dat de verdachte behandeling en begeleiding nodig heeft voor zijn (psychische) problematiek en gebrek aan (sociale) vaardigheden. De verdachte is reeds vanaf jonge leeftijd begeleid in het civiele jeugdbeschermingskader en heeft langere tijd in gesloten instellingen verbleven, terwijl een dergelijke behandeling nog niet tot het gewenste effect heeft geleid.
Echter, het opleggen van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is een ultimum remedium in het kader van het strafrecht. De PIJ-maatregel is niet bedoeld als vangnet voor een (gesloten) civiel jeugdtraject dat nog niet succesvol is gebleken. Daarnaast staat vast dat voor de verdachte nog een machtiging in het kader van de Wet BOPZ van toepassing is en dat vanuit dat oogpunt er nog behandelmogelijkheden blijken buiten het strafrechtelijk kader. Ook dit gegeven brengt met zich mee dat oplegging van een
PIJ-maatregel nog niet aan de orde is.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, dan ook van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt.
De rechtbank ziet wel aanleiding een deel van deze straf voorwaardelijk op te leggen teneinde de verdachte in de toekomst van strafbare gedragingen te weerhouden en zijn begeleiding en behandeling te waarborgen.
Gelet op de jeugdige leeftijd en de verstandelijke beperking van de verdachte is de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering de aangewezen reclasseringsinstelling om de verdachte verder te begeleiden. Deze instelling dient in het kader van het toezicht en begeleiding voor de verdachte op zoek te gaan naar een passende setting (woonvorm/instelling) waarbinnen de verdachte na detentie kan verblijven.
De rechtbank geeft de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en
Jeugdreclassering verder in overweging de verdachte een agressieregulatietraining op LVB-niveau te laten volgen. Ook kan, indien nodig, al dan niet vanuit detentie, wederom een rechterlijke machtiging krachtens de wet BOPZ worden aangevraagd dan wel kan de eerder afgegeven machtiging worden voortgezet.
De rechtbank adviseert de resterende onvoorwaardelijke jeugddetentie ten uitvoer te leggen in de inrichting waar de verdachte momenteel verblijft, te weten in het Forensisch Centrum Teylingereind te Sassenheim.