Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
2 [A] ,
[B],
[C],
[D],
[E],
STICHTING KOMITE UTANG KEHORMATAN BELANDA,
2 [F] ,
[G],
[H],
[I],
[J],
[K],
[L],
[M],
STICHTING KOMITE UTANG KEHORMATAN BELANDA,
1.De procedures
- het tussenvonnis van 11 maart 2015 (hierna: het tussenvonnis) en de daarin genoemde stukken;
- de akte uitlating na tussenvonnis in alle zaken tevens houdende wijziging van eis van de Stichting K.U.K.B.;
- de antwoordakte van de Staat in alle zaken;
- de twee aktes inbrengen producties voor de comparitiezitting van eisers in alle zaken (met de producties tot en met 109);
- het proces-verbaal van de op 8 oktober 2015 gehouden comparitie van partijen en de daarin genoemde stukken.
2.De verdere beoordeling
inleiding
Het bewijs dat de weduwen en kinderen daadwerkelijk weduwen en kinderen zijn van mannen die in 1946-1947 onrechtmatig zijn geëxecuteerd door Nederlandse militairen
lijst met 214 slachtoffers van Bulukumba”. Voor de erebegraafplaatsen speelt de vraag of het enkele feit van het begraven zijn van een man – indien bewezen – op een van deze erebegraafplaatsen voldoende bewijs is dat deze man onrechtmatig is geëxecuteerd tijdens de in 1946 en 1947 uitgevoerde zuiveringsacties in Suppa en in de regio Bulukumba. Een vergelijkbare bewijsproblematiek geldt voor vermelding van de naam van een man op de “
lijst met 214 slachtoffers van Bulukumba”.
lijst met 2014 slachtoffers van Bulukumba” betekent dat de daar genoemde man het slachtoffer is van een onrechtmatige executie in de regio Bulukumba. Om dit te kunnen vaststellen achtte de rechtbank nader onderzoek nodig. De rechtbank heeft te kennen gegeven dat zij overwoog om een deskundige te benoemen voor dit nader onderzoek en heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de persoon van deze deskundige en de aan hem te stellen vragen, naar aanleiding van de door de rechtbank (in r.o. 4.45 van het tussenvonnis) geformuleerde vragen.
bewijs dat de echtgenoten en de vaders van de weduwen en de kinderen in 1946-1947 onrechtmatig zijn geëxecuteerd door Nederlandse militairen
de lijst met 214 slachtoffers van Bulukumba’ (iv).
de lijsten van de sociale dienst
Namenlijst van geëxecuteerde slachtoffers op de Heldenbegraafplaats Suppa, Pinrang” van 4 januari 2013. Deze lijst vermeldt 148 namen, waaronder die van de echtgenoot van [N] ( [Ne] ) en de vaders van [A] ( [Av] ), [B] ( [Bv] ) en [D] ( [Dv] ).
[M]is. Zij verwijzen naar een door hen overgelegde verklaring van het dorpshoofd, waarin staat dat de naam van de echtgenoot van [M] , [Me-1] , ook als [Me] kan worden geschreven. Onder verwijzing naar de opmerking daarover in het op verzoek van de weduwen en de kinderen opgesteld rapport van de politiek-antropoloog/ Indonesië deskundige, prof. (em.) N.G. Schulte Nordholt (hierna: ‘het rapport Schulte Nordholt’) merken zij daarnaast op dat het in de Indonesische context niet ongewoon is dat meer spellingen worden gehanteerd van onder meer namen van personen. Dat zou kunnen worden verklaard dat de ongeletterdheid van grote delen van de bevolking in regio’s zoals Zuid-Sulawesi, waardoor namen bijvoorbeeld ook fonetisch worden gespeld.
[C], [Cv] , staat niet op deze eerste lijst van de sociale dienst. Dat is toegelicht met de stelling dat inmiddels is gebleken dat hij niet – zoals eerder was gesteld – bij het bloedbad in Suppa op 28 januari 1947 is omgekomen, maar ongeveer twee weken eerder in een plaats die tegenwoordig kampong Coka heet. De zaak van [C] wordt hierna verder besproken.
“Namenlijst van slachtoffers van de 40.000 doden in het district Bulukumba Zuid-Sulawesi die geëxecuteerd, doodgeschoten, zijn door het Nederlandse leger in het jaar 1947”van 5 april 2012. Deze lijst vermeldt 276 namen, waaronder die van de (gestelde) echtgenoten van [F] ( [Fe] ), [H] ( [He] ), [L] ( [Le] ), [G] ( [Ge] ), [I] ( [Ie] ), [J] ( [Je] ) en [K] ( [Ke] ) en de vader van [E] ( [Ev] ). Deze lijst vermeldt de maand van overlijden, die, naar de weduwen en de kinderen opmerken, iets kan afwijken van hetgeen in deze procedures ten aanzien van bepaalde weduwen en kinderen uit Bulukumba is gesteld. De weduwen en de kinderen stellen dat daarnaar nader onderzoek zou kunnen plaatsvinden door een door de rechtbank te benoemen deskundige, een antropoloog die een en ander door middel van
triangulationzou kunnen vaststellen.
manuscripten”), interviews en veldonderzoek bij nabestaanden en getuigen. De weduwen en de kinderen voegen daaraan toe dat deze lijsten ook hun grondslag vinden in het onderzoek dat in de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw is verricht ten behoeve van de herbegrafenis van standrechtelijk geëxecuteerden op verschillende erevelden. Volgens de weduwen en de kinderen onderbouwen deze twee lijsten van de sociale dienst genoegzaam dat de betrokken echtgenoten en vaders onrechtmatig zijn geëxecuteerd door Nederlandse militairen.
Tidak di Kenal”.Op deze lijst staan de namen van de echtgenoten van [F] ( [Fe] ), [H] ( [He] ), [L] ( [Le] ) en [G] ( [Ge] ).
“lijst met 214 slachtoffers van Bulumkumba”, waarover in het tussenvonnis is geoordeeld dat vermelding daarop niet zonder meer betekent dat de daar genoemde man slachtoffer is van een onrechtmatige executie door Nederlandse militairen in de regio Bulukumba.
lijst van 214 slachtoffers van Bulukumba’.
ander schriftelijk bewijs dat de echtgenoten en de vaders van de weduwen en de kinderen in 1946-1947 onrechtmatig zijn geëxecuteerd door Nederlandse militairen
[F]overgelegde verklaring bevestigt de veronderstelling van de rechtbank (in r.o. 4.51 van het tussenvonnis) dat de in het tussenvonnis genoemde laatste verklaring van het dorpshoofd, waarin de naam van [Fe-1] (in plaats van de naam van de echtgenoot van [F] , [Fe] ) wordt genoemd een typefout is. De gerezen verwarring over de grafstenen, op grond waarvan in het tussenvonnis is geconcludeerd dat onvoldoende vaststaat dat [Fe] daadwerkelijk op de erebegraafplaats Tanete is begraven, is echter op geen enkele manier weggenomen.
[H]er niet toe leidt dat haar stelling dat haar echtgenoot [He] in 1947 onrechtmatig is geëxecuteerd door Nederlandse militairen als vaststaand kan worden aangenomen. Naast de algemene vragen over de betekenis van het begraven zijn op de erebegraafplaats Tanete, blijft staan dat onvoldoende vaststaat dat [He] daar is begraven. De daarover gerezen verwarring wordt niet weggenomen door de nu overgelegde “
correcte foto”van [H] bij het graf van haar echtgenoot [He] , waarop zij afgebeeld staat bij een grafsteen waarop die naam geschreven staat en ook niet door de nu in het geding gebrachte verklaring van het dorpshoofd, die net als de andere, eerder in het geding gebrachte verklaringen van dorpshoofden te summier en onvoldoende concreet en/of verifieerbaar is.
[G]overgelegde getuigenverklaring van [X-2] die stelt ooggetuige te zijn geweest van de executie van de echtgenoot van [G] , [Ge] , en het begraven van zijn stoffelijk overschot op de plaats van de executie, is te summier en onvoldoende concreet en/of verifieerbaar. Verder zijn de twijfels over de eigen verklaringen van [G] , die in de dagvaarding heeft gesteld dat [X-3] de naam van een ooggetuige van de executie van [Ge] was, maar na de betwisting daarvan door de Staat heeft gesteld dat [X-3] een bijnaam van haar echtgenoot [Ge] was, onvoldoende weggenomen met haar uitleg dat bij controle van de video-opnamen van haar verklaring is gebleken dat een fout in de vertaling is geslopen; [G] zou hebben verklaard dat [Ge] de naam van haar echtgenoot is, maar dat hij de guerrilla inging en zijn naam veranderde in [X-3] ( [X-3a] ). Het verschil tussen de ene en de andere verklaring is zo groot dat dit zonder nadere toelichting – die ontbreekt – niet kan worden toegeschreven aan een fout in de vertaling. Los van het voorgaande blijft, ook als wordt aangenomen dat [X-3] een alias is van [Ge] , de vaststelling in het tussenvonnis dat vanwege de verwarring over de grafstenen onvoldoende vaststaat dat [Ge] daadwerkelijk is herbegraven op de erebegraafplaats Tanete overeind.
[M]overgelegde schriftelijke verklaring van [X-4] , waarin staat dat hij zag dat [Me-1] werd doodgeschoten, is te summier en onvoldoende concreet en/of verifieerbaar. Dat geldt ook voor de in de zaak van de weduwe
[N]in het geding gebrachte schriftelijke getuigenverklaring van [X-5] , waarin staat dat hij zag dat de echtgenoot van [N] , [Ne] , werd doodgeschoten.
[E]is naar aanleiding van de in het tussenvonnis (in r.o. 4.61) door de rechtbank geuite twijfels over de betrouwbaarheid van haar verklaring toegelicht dat de video opname van haar oorspronkelijke verklaring is nagezien en dat daarbij is gebleken dat haar verklaring onjuist is vertaald: nu blijkt dat zij heeft verklaard dat zij heeft
gehoorddat haar vader [Ev] is doodgeschoten en dat zij meermalen tegenover de interviewer, bij wie onduidelijkheid bestond over de vraag of zij het had gezien of gehoord, heeft bevestigd dat het haar was
vertelddoor mensen uit Batu Karope, de plaats waar haar vader zou zijn geëxecuteerd.
[J],
[K]en
[L]– is na het tussenvonnis geen aanvullend schriftelijk bewijs bijgebracht, afgezien van de hiervoor besproken lijsten van de sociale dienst.
[C]ten grondslag gelegde feiten gewijzigd: de stelling dat haar vader, [Cv] , bij het bloedbad in Suppa op 28 januari 1947 is omgekomen, is verlaten. Nu wordt gesteld dat hij ongeveer twee weken eerder in een plaats die tegenwoordig kampong Coka heet is omgekomen bij een ander bloedbad. Deze nieuwe stelling wordt op geen enkele manier onderbouwd: er wordt geen enkel bewijsstuk van deze stelling in het geding gebracht. Volstaan wordt met de stelling dat op basis van
triangulationkan worden onderzocht of de vader van [C] inderdaad bij een standrechtelijke executie om het leven is gekomen. Het voorgestelde onderzoek door middel van
triangulationwordt hierna besproken. Bij deze stand van zaken is er geen enkel aanknopingspunt om deze stelling als vaststaand te kunnen aanvaarden. De rechtbank ziet echter aanleiding om de deskundige te vragen te onderzoeken of, zoals [C] stelt, op of rond 14 januari 1947 onrechtmatige executies hebben plaatsgehad in de plaats die tegenwoordig kampong Coka wordt genoemd en of kan worden vastgesteld of haar vader, [Cv] , daarbij om het leven is gekomen.
nadere bewijslevering
triangulation –kunnen deze personen bijdragen aan de waarheidsvinding, aldus de weduwen en de kinderen, die er verder op wijzen dat in het rapport Schulte Nordholt staat dat in vrijwel geheel Indonesië, zeker op het platteland, de gewoonte bestaat om met enige regelmaat de graven van dierbaren te bezoeken. Degenen die het proces van herbegraven hebben meegemaakt, zullen daarom vrijwel zeker in staat zijn de locatie van de begraafplaats van de betrokken persoon op betrouwbare wijze vast te stellen. Het is daarom volgens de weduwen en de kinderen minder van belang of het juiste
grafop de erebegraafplaats wordt aangewezen, dan wel het feit dat een getuige verklaart dat het lichaam van het betrokken slachtoffer is herbegraven op de desbetreffende erebegraafplaats.
dusunin de regel wel volledig op de hoogte zijn van het wel en wee van zijn eigen kleine gemeenschap en de geschiedenis daarvan.
triangulation.Deze methode, die ook is toegelicht in het rapport Schulte Nordholt, houdt volgens de weduwen en de kinderen kort gezegd in dat ten aanzien van een openstaande vraag verschillende getuigen worden gehoord die ieder vanuit verschillende gezichtspunten kunnen verklaren. Daarbij geldt dat een getuige vanuit antropologisch perspectief betrouwbaar is als hij door
triangulationwordt aangeduid als betrouwbaar, hetgeen het geval is als bevestigd wordt dat deze getuige iemand is waarvan op lokaal niveau worden aanvaard dat hij kennis draagt van deze feiten.
De Correspondent’gepubliceerde artikel van [X-6] , die daarin schrijft over de namenlijsten van slachtoffers van executies door Nederlandse militairen op Zuid-Sulawesi in 1946-1947, waarop zij in het Nationaal Archief was gestuit, stellen zij dat de vraag of hun echtgenoten en vaders destijds onrechtmatig zijn geëxecuteerd mogelijk kan worden beantwoord aan de hand van archiefonderzoek. Een professioneel onderzoeker zou de mappen over Indonesië in het Nationaal Archief in de periode 1945-1949 moeten ontsluiten en doorzoeken op namen van slachtoffers van massaexecuties.
lijst van 214 doden van Bulukumba’ door één van de door de Staat voorgestelde deskundigen. Dat onderzoek komt hierna aan de orde. Daarbij zal de rechtbank ook aandacht besteden aan de partijdiscussie over onderzoek in het Nationaal Archief.
triangulationdoor een antropoloog bij de bewijsgaring in deze procedures, zich niet verdraagt met het toe te passen wettelijk systeem van civielrechtelijke bewijsgaring, dat de rechtbank dient toe te passen. In dit wettelijk systeem is het horen van getuigen en de waardering van getuigenverklaringen en andere bewijsmiddelen voorbehouden aan de rechter
,die daarbij in voorkomende gevallen de (culturele) context waarin het bewijs tot stand is gekomen en de culturele achtergrond van de getuigen in ogenschouw zal nemen en die – indien en voor zover nodig – een deskundige kan benoemen om zich over die context en culturele achtergrond te laten voorlichten. De rechtbank zal dan ook geen antropoloog benoemen teneinde via deze de methode van
triangulationonderzoek te verrichten in deze zaken.
onderzoek naar de erebegraafplaatsen en ‘de lijst van 214 doden van Bulukumba’
lijst met 214 slachtoffers van Bulukumba’betekent dat de daar genoemde man het slachtoffer is van een onrechtmatige executie door Nederlandse militairen in de regio Bulukumba. Zij heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de persoon van deze deskundige en de aan hem te stellen vragen, naar aanleiding van de door de rechtbank (in r.o. 4.45 van het tussenvonnis) geformuleerde vragen.
wieop deze begraafplaats begraven liggen. De rechtbank onderkent dat het ontbreken van grafstenen er mogelijk toe kan leiden dat niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de echtgenoten en de vaders van de weduwen en de kinderen die het betreft daar begraven liggen en zijn omgekomen bij de standrechtelijke executie in Suppa op 28 januari 1947. Bij deze stand van zaken is het ontbreken van grafstenen echter geen reden om onderzoek naar de erebegraafplaats te Suppa achterwege te laten. De rechtbank zal dus een deskundige benoemen voor het door haar voorgestane onderzoek naar de erebegraafplaatsen Suppa, Tanete en Taccarong.
lijst van 214 slachtoffers van Bulukumba’ opgesteld? Zijn hierop uitsluitend slachtoffers van een onrechtmatige executie vermeld, en zo ja, op grond waarvan trekt u die conclusie? Zo niet, kunt u vaststellen of de op deze lijst vermelde vader van partij [E] ( [Ev] ) slachtoffer was van een onrechtmatige executie, en zo ja, op basis van welke concrete gegevens (anders dan alleen de eigen partijverklaring) komt u tot die conclusie ?
lijst van 214 slachtoffers van Bulukumba’ en de vier lijsten van de sociale dienst dient te worden gebaseerd op historische en verifieerbare bronnen die objectief inzicht geven in de achtergronden en de wijze van totstandkoming van deze lijst.
de bewijsproblematiek aangaande de identiteit van een partij en de familierechtelijke band met een in 1946-1947 onrechtmatig geëxecuteerde man
de persoonsregistratie in Indonesië
aanvullend bewijs identiteit en gestelde huwelijksband [I]
de schade
gedaagde op grond van het voorgaande onrechtmatig heeft gehandeld jegens de weduwen en kinderen van mannen die bij standrechtelijke executierondes van dezelfde aard en ernst als Rawagedeh en Zuid-Sulawesi zijn gedood, en aansprakelijk is voor de schade die deze personen hebben geleden en nog zullen lijden als gevolg van deze onrechtmatige gedragingen van gedaagde, indien en voor zover deze weduwen en kinderen hun vordering binnen een redelijke termijn hebben ingediend, de duur van welke termijn per geval dient te worden bepaald”
3.De beslissing
lijst van 214 slachtoffers van Bulukumba’opgesteld? Zijn hierop uitsluitend slachtoffers van een onrechtmatige executie vermeld, en zo ja, op grond waarvan trekt u die conclusie ? Zo niet, kunt u vaststellen of de op deze lijst vermelde vader van partij [E] ( [Ev] ) slachtoffer was van een onrechtmatige executie, en zo ja, op basis van welke concrete gegevens (anders dan alleen de eigen partijverklaring) komt u tot die conclusie ?
uiterlijk 1 mei 2016met partijen een afspraak moet hebben gemaakt voor het tijdstip van het te verrichten onderzoek en bepaalt dat een verzoek tot uitstel van (het maken van de afspraak voor) het tijdstip van het te verrichten onderzoek met opgave van redenen aan de rechtbank dient te worden gedaan;
uiterlijk op 15 december 2016, zal doen toekomen aan de civiele griffie van deze rechtbank, Prins Clauslaan 60 (postbus 20302, 2500 EH) te Den Haag, met vermelding van het zaak- en rolnummer van deze zaak;
2 maart 2016voor het nemen van een akte door de Staat waarin deze een – zoveel mogelijk met stukken onderbouwde – toelichting per weduwe geeft op zijn bevindingen bij de verificatie van de bij hem ingediende claims onder de Bekendmaking, waarbij de Staat ten aanzien van reeds in het geding gebrachte stukken kan volstaan met verwijzing daarnaar en bepaalt dat in het geval de Staat ook onderzoek heeft gedaan in het Nationaal Archief (en enig ander archief) hij tevens de daar door hem geraadpleegde stukken met vindplaats dient te vermelden;
2 maart 2016voor het nemen van een akte door de weduwen en de kinderen over de omvang van het door hen gederfde levensonderhoud;
30 maart 2016een antwoordakte kan nemen over de omvang van het door de weduwen en de kinderen gederfd levensonderhoud;