ECLI:NL:RBDHA:2016:6873
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om vergoeding onderwijskosten voor kinderen van ambtenaar in detacheringssituatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 juni 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, werkzaam bij het ministerie van Buitenlandse Zaken, en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Eiser had verzocht om volledige vergoeding van de onderwijskosten voor zijn twee dochters die onderwijs volgden in het buitenland, onder verwijzing naar de regeling Voorzieningenstelsel Uitzendingen Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VUBZK). Het primaire besluit van 3 april 2015, waarin dit verzoek werd afgewezen, werd door de minister gehandhaafd in het bestreden besluit van 13 november 2015. Eiser stelde beroep in tegen dit besluit, waarbij hij betoogde dat de hardheidsclausule van toepassing was vanwege de bijzondere omstandigheden van zijn gezin.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op detacheringsbasis was geplaatst en dat de VUBZK van toepassing was. De rechtbank overwoog dat de regeling duidelijk was en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigden. Eiser had de keuze om zijn gezin eerder of later naar het buitenland te laten komen, en de afwijzing van de vergoeding was in overeenstemming met de geldende regelgeving. De rechtbank concludeerde dat de minister in redelijkheid tot zijn besluit had kunnen komen en dat er geen strijd was met algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.