ECLI:NL:RBDHA:2016:6845

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 mei 2016
Publicatiedatum
20 juni 2016
Zaaknummer
503400
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek gezamenlijk gezag en vaststelling omgangsregeling en kinderalimentatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 mei 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot gezamenlijk gezag, omgangsregeling en kinderalimentatie. De vader, die onder bewind staat, verzocht om gezamenlijk gezag over zijn minderjarige kind en een regeling voor de omgang. De moeder, die alleen het ouderlijk gezag heeft, voerde verweer tegen het verzoek van de vader. De rechtbank heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders zeer moeizaam is en dat zij niet in staat zijn om op een constructieve manier met elkaar te communiceren. Dit leidt tot de conclusie dat het gezamenlijk gezag nadelig zou zijn voor de minderjarige, en dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind klem of verloren zal raken tussen de ouders. De rechtbank heeft daarom het verzoek om gezamenlijk gezag afgewezen en het eenhoofdig gezag van de moeder gehandhaafd.

Wat betreft de omgangsregeling hebben partijen overeenstemming bereikt, waarbij de minderjarige bij de vader zal zijn op bepaalde momenten, waaronder de helft van de vakanties en feestdagen. De rechtbank heeft deze regeling vastgesteld, nu het belang van de minderjarige zich hiertegen niet verzet. Daarnaast heeft de vader verzocht om nihilstelling van de kinderalimentatie, maar de rechtbank heeft besloten dat de vader € 25,- per maand moet betalen, met ingang van 1 januari 2016. De proceskosten zijn gecompenseerd, gezien de aard van de procedure.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 16-246
Zaaknummer: C/09/503400
Datum beschikking: 13 mei 2016
Gezag, omgang c.q. verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en kinderalimentatie

Beschikking op het op 13 januari 2016 ingekomen verzoek van:

[de vader] ,

de vader,
wonende te [woonplaats] ,
(voor zover het verzoek betrekking heeft op alimentatie vertegenwoordigd door Stichting Budgethulp Stoed, bewindvoerder),
advocaat: mr. R.G. Groen te ’s-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats]
advocaat: mr. B.C.V.J. van Leur te Delft.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift;
  • het F9-formulier d.d. 22 januari 2016 met bijlagen van de zijde van de vader;
  • de brief d.d. 31 maart 2016 met bijlagen van de zijde van de moeder;
  • de brief d.d. 1 april 2016 met bijlagen van de zijde van de vader.
Op 15 april 2016 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vader, bijgestaan door mr. A. Motia, waarnemend voor zijn advocaat, en de moeder, bijgestaan door haar advocaat. Van de zijde van de moeder zijn pleitnotities overgelegd.
Na de terechtzitting heeft de rechtbank ontvangen:
  • het F9-formulier d.d. 22 april 2016 met bijlage van de zijde van de vader;
  • de brief d.d. 2 mei 2016 met bijlage van de zijde van de moeder.

Feiten

  • Partijen hebben een affectieve relatie gehad.
  • Zij zijn de ouders van het volgende thans nog minderjarige kind:
• [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , die door de vader is erkend.
  • De minderjarige heeft de hoofdverblijfplaats bij de moeder.
  • De moeder is van rechtswege alleen met het ouderlijk gezag over de minderjarige belast.
  • Bij beschikking van het gerechtshof ’s-Gravenhage d.d. 23 mei 2012 is de door de vader aan de moeder te betalen kinderalimentatie bepaald op € 137,- per maand.
  • Als gevolg van de wijziging van rechtswege ingevolge artikel 1:402a van het Burgerlijk Wetboek bedraagt de door de vader te betalen kinderalimentatie thans € 143,54 per maand.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot:
  • het belasten van de ouders met het gezamenlijk gezag;
  • het treffen van een regeling inzake de omgang tussen de vader en de minderjarige, in die zin dat de vader gerechtigd is de minderjarige bij zich te hebben eenmaal per veertien dagen op zaterdagochtend na de hockey van de minderjarige tot zondagavond 19.00 uur en eenmaal per veertien dagen op woensdag na school tot 19.00 uur, alsmede de helft van de feestdagen en vakanties waaronder een aaneengesloten periode van drie weken in de zomervakantie;
  • bepaling, met wijziging van de beschikking van het gerechtshof ’s-Gravenhage d.d. 23 mei 2012, van de kinderalimentatie op nihil met ingang van 20 juli 2011,
een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
De moeder voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken en verzoekt een beslissing over de proceskosten.

Beoordeling

Gezag
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezamenlijk gezag met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken hem met het gezag over het kind te belasten.
Nu de vader als gevolg van de erkenning van de minderjarige de juridische ouder is van de minderjarige en vaststaat dat hij niet met het ouderlijk gezag over de minderjarige is belast, kan hij worden ontvangen in zijn verzoek hem met het gezag over de minderjarige te belasten.
Het verzoek van de vader wordt ingevolge het tweede lid van artikel 1:253c BW slechts afgewezen indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of indien afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is. Het is hierbij wel van belang dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over de minderjarige in gezamenlijk overleg kunnen nemen.
De vader stelt zich op het standpunt dat het in het belang van de minderjarige wenselijk is dat hij samen met de moeder het gezag over de minderjarige uitoefent. Hij wenst alle belangrijke beslissingen in het leven van de minderjarige samen met de moeder te nemen. Volgens de vader kunnen partijen voldoende met elkaar over de minderjarige communiceren. Ter zitting heeft de vader nog aangevoerd dat hij zoveel mogelijk en zo goed mogelijk betrokken wil worden bij de minderjarige en dat hij graag wat te vertellen wil hebben over de minderjarige. Ook wil de vader graag goed communiceren met de moeder. Hij wenst dat daarbij een derde persoon wordt betrokken die kan helpen met het nemen van beslissingen. Het is een tijd lang niet zo goed met hem gegaan, waardoor hij ook een tijd dakloos was en in detentie heeft gezeten, maar sinds twee jaar gaat het beter met hem. Hij wenst nu de verantwoordelijkheid voor de minderjarige op zich te nemen.
De moeder stelt daarentegen dat de minderjarige bij gezamenlijk gezag in de knel zal komen te zitten tussen de ouders. De communicatie tussen partijen is nog steeds erg slecht. Er kan niet met de vader worden overlegd over belangrijke zaken aangaande de minderjarige vanwege het opvliegende en dominante karakter van de vader. De vader heeft er volgens de moeder geen vertrouwen in dat de moeder goed voor de minderjarige zorgt en dit maakt hij op allerlei wijzen kenbaar, zoals door het doen van aangifte van vermeend seksueel misbruik. Ook accepteert de vader de nieuwe partner van de moeder niet. Ter zitting heeft de moeder nog aangevoerd dat het eenhoofdig gezag juist voor duidelijkheid zorgt. De moeder vindt het niet acceptabel dat de vader haar blijft kleineren en respectloos met haar omgaat.
Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank vast dat de samenwerking tussen de ouders zeer moeizaam is en dat zij niet in staat zijn om op een constructieve manier met elkaar te communiceren. Door het ontbreken van een basis daartoe in het verleden, het gebrek aan enige vorm van communicatie in het heden en de verstoorde relatie tussen partijen, acht de rechtbank de vader en de moeder op dit moment niet in staat enige verantwoorde invulling te geven aan een gezamenlijke, actieve gezagsuitoefening op een wijze die niet belastend zal zijn voor de minderjarige. De moeder is vanaf de geboorte van de minderjarige alleen met het gezag over haar belast en vervult een centrale rol in haar leven. Partijen zijn onlangs een omgangsregeling overeengekomen en beslissingen inzake gezagskwesties en de daarmee gepaard gaande discussies kunnen aan een goede uitvoering van de thans overeengekomen omgangsregeling in de weg staan. Deze omgangsregeling dient de kans te krijgen tot ontwikkeling te komen. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat partijen in de komende periode hun communicatie dermate te verbeteren dat zij in staat zijn gezagsbeslissingen in goed overleg te nemen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat pogingen om de communicatie te verbeteren, zijnde het deelnemen aan een ouderschapsonderzoek en meer recentelijk (in 2015 en begin 2016) gesprekken bij Veilig Thuis, zijn mislukt.
Ook is nog van belang dat bij beschikking van de rechtbank Den Haag d.d. 4 september 2015 een bewind is ingesteld over de (toekomstige) goederen van de vader wegens een lichamelijke of geestelijke toestand. Gelet hierop acht de rechtbank de vader niet in staat om over het vermogen van de minderjarige het bewind te voeren, hetgeen ook hoort bij de gezamenlijke gezagsuitoefening.
Concluderend oordeelt de rechtbank dat het gezamenlijk gezag nadelig is voor de minderjarige en dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de minderjarige klem of verloren zal raken. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank het noodzakelijk in het belang van de minderjarige om thans geen verandering aan te brengen in de bestaande gezagsverhouding. Het eenhoofdig gezag van de moeder dient dan ook te worden gehandhaafd.
Omgang
Partijen hebben overeenstemming over de omgangsregeling bereikt en vragen de rechtbank thans om deze vast te stellen. Zij zijn als volgt overeengekomen:
  • de minderjarige is eenmaal in de veertien dagen bij de vader van zaterdagochtend na de hockey van de minderjarige tot zondagavond 19.00 uur en eenmaal in de veertien dagen op de woensdag na school tot 19.00 uur;
  • de minderjarige is bij de vader de helft van de vakanties en feestdagen, waaronder een aaneengesloten periode van drie weken in de zomervakantie;
  • partijen zullen per jaar gezamenlijk een vakantierooster maken, zodat duidelijk is in welke vakanties de minderjarige bij wie is.
De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen, nu niet is gebleken dat het belang van de minderjarige zich tegen de verzochte regeling verzet.
Kinderalimentatie
De vader heeft nihilstelling van de in 2011 vastgestelde kinderalimentatie van destijds € 137,-- per maand verzocht. Hij heeft daartoe gesteld dat deze alimentatie nooit aan de wettelijke maatstaven heeft voldaan, nu hij vanaf die periode steeds een – al dan niet aanvullende – bijstandsuitkering heeft ontvangen. Hij heeft dit met jaaropgaven van de gemeente aangetoond.
De moeder heeft niet bestreden dat de vader steeds een bijstandsuitkering heeft ontvangen. Zij heeft gesteld dat de vader thans kan werken. Zij verzet zich tegen de verzochte terugwerkende kracht op de grond dat de vader niet eerder een verzoek heeft ingediend.
De rechtbank gaat ervan uit dat de vader thans nog niet in staat is betaalde arbeid te verrichten. De vader zit momenteel in een traject waarin de gemeente hem begeleiding geeft om te zijner tijd betaalde arbeid te kunnen verrichten. Gelet op zijn verleden met dakloosheid, detentie en een langdurige bijstandsuitkering zal dat moeilijk zijn.
Ter zitting heeft de vader aangegeven bereid te zijn een bedrag van € 25,- aan kinderalimentatie te betalen. Uit het na de zitting overgelegde bericht van de zijde van de bewindvoerder blijkt dat de bewindvoerder akkoord is met een door de vader te betalen kinderalimentatie van € 25,- per maand met ingang van 1 januari 2016. Bij brief d.d. 2 mei 2016 heeft de moeder aangegeven dat zij zich kan vinden in een door de vader te betalen kinderalimentatie van € 25,- per maand met ingang van 1 januari 2016.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank met wijziging van de beschikking van het gerechtshof ’s-Gravenhage d.d. 23 mei 2012 de kinderalimentatie over de periode van 20 juli 2011 tot 1 januari 2016 bepalen op hetgeen feitelijk is betaald en met ingang van 1 januari 2016 op € 25,- per maand.
Proceskosten
Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat de minderjarige [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
bij de vader zal zijn:
  • eenmaal in de veertien dagen van zaterdagochtend na de hockey van de minderjarige tot zondagavond 19.00 uur en eenmaal in de veertien dagen op de woensdag na school tot 19.00 uur;
  • de helft van de vakanties en feestdagen, waaronder een aaneengesloten periode van drie weken in de zomervakantie;
  • en dat partijen per jaar gezamenlijk een vakantierooster zullen maken, zodat duidelijk is in welke vakanties de minderjarige bij wie is;
– met wijziging in zoverre van de beschikking van het gerechtshof ’s-Gravenhage d.d. 23 mei 2012 –:
bepaalt de door de vader te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] :
  • over de periode van 20 juli 2011 tot 1 januari 2016 op hetgeen feitelijk is betaald,
  • met ingang van 1 januari 2016 op € 25,- per maand,
vanaf heden telkens bij vooruitbetaling aan de moeder te voldoen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.D. Bellaart, kinderrechter, bijgestaan door mr. I. van der Kamp als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 mei 2016.