6.3Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met een ander op klaarlichte dag schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een casino. Hij had samen met zijn mededader vooraf afgesproken wie wat zou doen. Verdachte is onverhoeds over de balie gesprongen, heeft daar baliemedewerker [betrokkene 2] met een vuist geraakt zodat deze ten val kwam en hij heeft de inhoud van een kluis in de meegebrachte tas gestopt, terwijl zijn mededader [betrokkene 2] en bezoekers van het casino onder schot hield met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Verdachte en zijn mededader hebben zich bij hun handelen puur laten leiden door hun eigen financieel gewin zonder stil te staan bij de ingrijpende gevolgen die een dergelijke daad voor de medewerkers en de bezoekers van het casino heeft. Slachtoffers van dergelijke misdrijven kunnen nog lange tijd last hebben van angstgevoelens en ook in dit geval blijkt uit de verklaringen in het dossier en het voegingsformulier van [betrokkene 4] dat het handelen van verdachte en zijn mededader grote impact heeft gehad op de medewerkers en bezoekers van het casino. In strafverzwarende zin heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte met deze feiten in grote mate heeft bijgedragen aan de in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid.
Naast de gewapende roofoverval, heeft verdachte zich met zijn mededader schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een CO2 Pistool dat lijkt op een Colt, model 1911A1. Doordat dergelijke voorwerpen niet van echte vuurwapens te onderscheiden zijn, jaagt het gebruik hiervan mensen grote schrik aan en roept dit gevoelens van angst en onveiligheid op.
Documentatie
Blijkens een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 21 december 2014 is hij niet eerder met politie en justitie in aanraking gekomen ter zake van soortgelijke strafbare feiten.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft met betrekking tot de persoon van verdachte kennisgenomen van het rapport van de reclassering van 29 april 2015. Hieruit blijkt dat huisvesting, financiën, het sociaal netwerk, denkpatronen, gedrag en vaardigheden als criminogene factoren kunnen worden aangemerkt die tevens verband lijken te houden met het delict. De werksituatie lijkt ook in verband te staan met het delict, maar dit lijkt niet direct een criminogene factor te zijn, nu verdachte beschikt over diploma’s en enige werkervaring. Uit informatie van De Waag (2012) blijkt dat verdachte een benedengemiddelde intelligentie heeft en dat hij zaken moeilijker kan overzien, waardoor hij vastloopt wanneer hij wordt overvraagd. Verdachte is gebaat bij duidelijke afspraken en communicatie en heeft volgens de reclassering begeleiding nodig bij het vinden van zelfstandige huisvesting en het op orde brengen van zijn financiën.
Verdachte wil zelf het liefst zelfstandig leren wonen om zo aan zijn gezin te kunnen bouwen. Hij is daarom intrinsiek gemotiveerd voor een leven zonder criminaliteit en wil overal aan meewerken. De reclassering schat het recidiverisico als laaggemiddeld in en acht het risico op onttrekken aan de voorwaarden ook laag. Verdachte lijkt over een mate van zelfinzicht te beschikken, in die zin dat hij zijn problemen erkent en op vrijwillige basis heeft deelgenomen aan diagnostiek en behandeling bij De Waag. De reclassering adviseert om een gedeeltelijke voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen, met als bijzondere voorwaarden:
- een meldplicht,
- een ambulante behandelverplichting (bij De Waag of een soortgelijke instelling),
- een contactverbod met [medeverdachte] ,
- de verplichting om mee te werken aan begeleiding bij wonen, dagbesteding en financiën door eventueel nader te bepalen instanties, zolang de reclassering dit nodig acht.
Toepassing adolescentenstrafrecht
Ten aanzien van de door de raadsman verzochte toepassing van het adolescentenstrafrecht overweegt de rechtbank als volgt.
De reclassering heeft in haar rapport van 29 april 2015 voor wat betreft de toepassing van het jeugdstrafrecht vermeld dat zowel verdachte zelf als zijn familie inschatten dat een meer zelfstandige ontwikkeling goed is om aan zijn toekomst te kunnen bouwen. Mede in het licht hiervan ziet de reclassering weinig mogelijkheden op pedagogisch gebied, maar meer mogelijkheden binnen het volwassenenkader. Nu verdachte het goed doet binnen de PI en er geen aanwijzingen zijn dat toepassing van het jeugdstrafrecht en een verblijf in een JJI voor hem meerwaarde hebben, adviseert de reclassering het volwassenenstrafrecht toe te passen.
De officier van justitie heeft zich aangesloten bij het advies van de reclassering.
De rechtbank verenigt zich met het reclasseringsadvies en ziet daarom onvoldoende aanleiding voor toepassing van het adolescentenstrafrecht. De rechtbank overweegt voorts nog dat verdachte ter terechtzitting heeft bevestigd dat hij na zijn detentie met zijn vriendin wil gaan samenwonen en de zorg voor zijn twee kinderen weer op zich wil nemen. Mede op grond hiervan ziet de rechtbank meer aanknopingspunten voor toepassing van het volwassenenstrafrecht. Door een groter deel voorwaardelijk op te leggen dan door de officier van justitie is geëist komt de rechtbank echter enigszins tegemoet aan het verzoek van de raadsman.
Straf
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de door verdachte gepleegde feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur rechtvaardigt. De oriëntatiepunten van het LOVS gaan voor een overval met licht geweld/bedreiging uit van een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren. Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank in strafverzwarende zin rekening gehouden met de omstandigheid dat het feit in vereniging is gepleegd, er meerdere omstanders ongewild getuige zijn geweest van de overval, er gebruik is gemaakt van geweld en dat de aangever en omstanders zijn bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. In strafverminderende zin houdt de rechtbank rekening met de nog jonge leeftijd van verdachte die als first offender kan worden aangemerkt, het feit dat hij inzicht in het kwalijke van zijn handelen heeft getoond, openstaat voor hulp en begeleiding van de reclassering en met een brief – naar de indruk van de rechtbank – oprechte excuses aan de baliemedewerker Lachman heeft aangeboden en verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen.
De rechtbank wil verdachte, mede gelet op zijn jeugdige leeftijd, voldoende perspectief bieden om na het uitzitten van de vrijheidsstraf zijn leven op een betere manier vorm te geven dan hij tot op heden heeft gedaan. Verdachte heeft zich ter terechtzitting bereid verklaard de voorgestelde behandeling te ondergaan en om verdachte daarin verder te motiveren zal de rechtbank een langdurige voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden en een proeftijd voor de duur van drie jaren. De rechtbank acht het van belang dat verdachte na zijn vrijlating niet in contact komt met zijn mededader en in een verplicht kader gaat werken aan de door de reclassering geschetste problematiek, opdat de kans op recidive wordt verminderd.
De door de officier van justitie gevorderde deels voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden zou het ongewenste gevolg hebben dat verdachte langer vast zou komen te zitten dan wanneer die straf geheel in onvoorwaardelijke vorm van vierentwintig maanden gevangenisstraf zou worden opgelegd. Om die reden zal de rechtbank het voorwaardelijk strafdeel bepalen op een duur van acht maanden.