4.4.1Feit 1
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek op de terechtzittingen vast dat er op 19 december 2014 een overval op [betrokkene 1] in [plaats] heeft plaatsgevonden. Hierbij zijn twee mannen met gezichtsbedekking het casino binnengegaan. Vervolgens is één van de mannen over de balie gesprongen, heeft een slaande beweging gemaakt richting de baliemedewerker en vervolgens een tas gevuld met geld uit de kluis. De andere man hield ondertussen de baliemedewerker en de overige bezoekers van het casino met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp onder schot. Vervolgens zijn beide daders het casino uit gevlucht, waarna één van hen in de buurt van het casino is aangehouden en de ander op de fiets is weggevlucht.
De medeverdachte [medeverdachte] heeft bekend dat hij degene is geweest die over de balie heen is gesprongen en het geld in de tas heeft gestopt. Nu de verdachte iedere betrokkenheid bij de overval heeft ontkend, dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of hij degene is geweest die de baliemedewerker en de overige aanwezigen in het casino onder schot heeft gehouden. Bij de beantwoording van deze vraag betrekt de rechtbank de navolgende verklaringen en bevindingen.
4.4.1.2 Verklaringen en bevindingen in het dossier
Aangever [betrokkene 2]
– medewerker van [betrokkene 1] – heeft verklaard dat er zich achter de balie een kluis bevindt met geld, muntgeld en briefgeld. Als de kassa bemand is zit de sleutel van de kluis altijd in het sleutelgat van de kluis zodat het personeel er makkelijk bij kan. Op 19 december 2014 tussen 14.15 uur en 14.30 uur had [betrokkene 2] dienst achter de kassabalie. Hij zag plotseling twee personen binnenkomen – die beiden hun gezicht hadden bedekt met een sjaal of doek en een muts droegen – en in een directe lijn op hem afkwamen. Eén jongen droeg een rode sjaal voor zijn gezicht (dader 1). De andere jongen had een zwarte sjaal/doek voor zijn gezicht (dader 2). [betrokkene 2] heeft verklaard dat dader 1 ineens over de balie sprong en hem in de rechterzijde van zijn gezicht sloeg. Door de klap kwam [betrokkene 2] op de grond terecht en vanuit die positie zag hij dat dader 1 de kluis opendeed en geld in een tas begon te stoppen. Toen [betrokkene 2] omhoog keek zag hij dat dader 2 vanaf de andere kant van de balie met een pistool op hem gericht stond. [betrokkene 2] hoorde dader 2 zeggen; “Rustig, rustig.” [betrokkene 2] dacht op dat moment alleen maar: “als hij maar niet schiet” en heeft vervolgens door zijn portofoon om politie-assistentie geroepen (‘code 700’). [betrokkene 2] zag dat dader 1 weer terug sprong over de balie terwijl dader 2 nog steeds het pistool op hem gericht had. [betrokkene 2] is vervolgens blijven liggen waarna de daders wegliepen. Tijdens het verlaten van de kassa zag [betrokkene 2] twee handvaten liggen van – naar hij vermoedde – de tas van de daders. [betrokkene 2] heeft het wapen omschreven als een zwart pistool met een magazijn (geen revolver), lijkend op het dienstwapen van de politie (Walther P99).
Op het moment van de overval lag er volgens [betrokkene 2] – zoals bijna altijd – een bedrag van € 10.000,- euro in de kluis. In ronde blauwe geldbakken lag papiergeld met daarop ‘ [betrokkene 1] ’. Ook lagen er rechthoekige zakken van 20x40 cm met muntgeld. [betrokkene 2] heeft dader 1 omschreven als de man met de rood/witte sjaal, die een zwarte muts droeg en dader 2 als de man met de zwarte sjaal/doek, de donkerkleurige muts, een donkere huiskleur en – op basis van de manier waarop hij “rustig, rustig” zei – een mogelijk Antilliaans accent.
Aangever [betrokkene 3]
– werkzaam als floormanager bij [betrokkene 1] – zag op 19 december 2014 vanaf een afstand van ongeveer 25 meter dat een overvaller een zwart vuurwapen richtte op de kassa (dader 1). Na enige tijd richtte de overvaller zijn pistool op [betrokkene 3] en zwaaide daarmee in diens richting. [betrokkene 3] kreeg toen de indruk dat hij afstand moest houden. Vervolgens zag [betrokkene 3] een tweede overvaller (dader 2) uit de kassaruimte springen met in zijn hand een bruine sporttas van ongeveer 40 cm groot, waarvan de hengsels afbraken waardoor de tas op de grond viel. Beide daders grepen vervolgens naar de tas, waarna zij – dader 2 met de tas – wegrenden. [betrokkene 3] is hierna op gepaste afstand achter de daders aangerend. Zijn collega [betrokkene 5] rende achter dader 1 aan die op een fiets reed en de tas bij zich had. [betrokkene 3] heeft dader 1 – die een vuurwapen in zijn rechterhand hield – als volgt omschreven: slank postuur, ongeveer 1.85 meter lang, donkerkleurige jas met capuchon, doek voor zijn gezicht en donkere leren handschoenen. [betrokkene 3] heeft op de camerabeelden gezien dat dader 2 met heel veel agressie en geweld collega [betrokkene 2] een vuistslag gaf op zijn gezicht. Voorts richtte dader 1 zijn pistool op [betrokkene 2] die op dat moment op de grond lag, terwijl dader 2 de kluis – met daarin muntgeld in zakken en papiergeld in geldbakjes ter waarde van in totaal ongeveer € 10.000,- – aan het leeghalen was. [betrokkene 3] heeft het geld na de overval geteld en volgens hem hebben de daders € 7.700,- euro weggenomen.
Aangeefster [betrokkene 4]
– bezoekster van het casino – speelde op het moment van de overval op een gokkast op ongeveer 5 meter afstand van de counter. Zij hoorde plotseling een hoop lawaai en zag een man met een revolver een medewerker van de [betrokkene 1] bedreigen, die zich achter de counter bevond. Toen [betrokkene 4] zei: ”Oh, een overval!”, werd dit opgemerkt door de overvaller, waarna hij – zo denkt [betrokkene 4] – als waarschuwing met het wapen haar kant op wees. [betrokkene 4] zag dat een tweede man over de balie sprong. De in het zwart geklede mannen met een bivakmuts op, lieten de soort weekendtas die zij bij zich hadden vallen, waarna zij deze weer opraapten en wegrenden. [betrokkene 4] heeft ten slotte verklaard dat zij zich bedreigd voelde door de man die de medewerker onder schot hield.
Camerabeelden [betrokkene 1]
De van [betrokkene 1] beschikbare camerabeelden zijn door een verbalisant onderzocht en bekeken. Hieruit blijkt dat de beelden overeenkomen met hetgeen aangevers [betrokkene 2] en [betrokkene 3] over de overval hebben verklaard. Te zien is dat de overvaller die over de balie sprong en een roodkleurige doek voor zijn mond had, [betrokkene 2] direct in zijn gezicht sloeg. Ook is te zien dat de andere overvaller, met een donkere doek voor zijn mond, een zwartkleurig pistool, met een glimmend ‘zilveren’ vlakje aan de bovenzijde van de loop, gericht hield op het gezicht van Lachman en dit wapen ook andere kanten op richt (zwaaiende bewegingen).
Getuige [betrokkene 5]
– medewerker van het casino – is via de kassa naar buiten gelopen nadat hij een code 700 melding op de portofoon (beveiliging met spoed) had gekregen. Buiten hoorde [betrokkene 5] een klant zeggen: “Dat zijn ze”, terwijl deze twee jongens bij een fiets aanwees. De klant vertelde [betrokkene 5] desgevraagd dat het om een overval ging. [betrokkene 5] zag dat één van de jongens op de fiets sprong en wegreed in de richting van het [locatie 1] . De man reed op een licht- of donkerblauwe oude damesfiets met achterop een tas van (nep)leer met een ruitmotief. Hij droeg een zwarte halflange jas met capuchon (over zijn hoofd) en had een zwarte/donkerblauwe sjaal voor zijn mond, aldus [betrokkene 5] .
Bevindingen op het [locatie 1]
Verbalisant [verbalisant 1] is richting het [locatie 2] gereden, op zoek naar de fietser. Hij trof aan het einde van het schelpenpad achter dit hotel, op een ongebruikelijke plek bij de ingang van het parkeerterrein, om 14.27 uur een niet afgesloten zwarte damesfiets aan. Nadat de zoektocht in de directe omgeving met behulp van een politiehelikopter was gestaakt, zag de verbalisant om 14.31 uur opeens een man lopen, die hij tijdens de zoektocht in de directe nabijheid niet eerder had gezien. De man wordt door een collega staande gehouden en naar later blijkt gaat het om de verdachte [verdachte 1] . Om 14.43 uur is de verbalisant vanaf de vindplaats van de fiets over het voetpad tussen de geparkeerde auto’s en de bosschages de parkeerplaats opgereden. Op ongeveer 50 meter van de fiets trof hij in de bosschages donkerblauwe binnenstebuiten gekeerde kleding aan, welke kleding nog droog was terwijl het de hele ochtend had geregend.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft dezelfde dag op het [locatie 1] op 80 meter afstand van de vindplaats van de kleding, op een inmiddels verlaten parkeerplek, een witte plastic tas met daarin een rode schroevendraaier, een zwarte zonnebril en diverse zakjes aangetroffen. Naast de tas lag een sjaal in de kleuren blauw, grijs en bruin. Naast de verlaten parkeerplek stond een witte Mini. Achter het linker achterwiel van deze auto werd een grijs geblokte openstaande tas aangetroffen, met daarin een hoeveelheid muntgeld.
In het dossier is een kaartje gevoegd, met daarop de vindplaatsen op het [locatie 1] van de fiets, een handschoen, de kleding en de tas met geld.
De van het [locatie 1] beschikbare camerabeelden van kort na het tenlastegelegde, zijn door een verbalisant uitgekeken. Vanaf de camerapositie entree/slagbomen parkeerplaats [locatie 1] , is door verbalisant [verbalisant 3] het volgende waargenomen, letterlijk weergeven:
Ik, verbalisant [verbalisant 3] , zag dat te 14.21.58 uur er een persoon aan komt fietsen (NN1). Deze persoon is gekleed in een zwartkleurige jas voorzien van een capuchon. Ik zag dat NN1 de capuchon over zijn hoofd droeg. Ik zag dat er een witkleurig deel/ kledingstuk aan de onderzijde van diens jas, boven de broek uitstak. Ik zag dat NN1 een zwart kleurige broek droeg en dat NN1 zich voortbewoog op een damesfiets, een zogenoemde "omafiets".
(...)
Ik zag, dat te 14.22.27 uur een persoon, gelijkend op NN1, geheel in het zwart gekleed, zonder fiets de rijbaan op komt lopen, vanaf het punt alwaar NN1 eerder uit beeld verdween. Ik zag dat NN1 de rijbaan overstak en liep in de richting van de aldaar geparkeerde personenauto's aan de duinrand, aan de rechterzijde van het beeld. Ik zag dat NN1 naar de aldaar eerst geparkeerde witkleurige personenauto liep.
(…)
Ik zag, dat te 14.22.31 uur NN1 achter de witkleurige personenauto stilstond en een beweging maakte in de richting van zijn jas, alsof NN1 iets wilde pakken. Ik zag, dat NN1 een bukkende beweging maakte en een aantal seconden uit beeld verdwijnt.
Ik zag, dat NN1 te 14.22.42 uur vanachter de geparkeerde personenauto opstond en wegliep in Noordelijke richting, gezien van de gepositioneerde camerapositie, langs de duinrand. Ik zag, dat NN1 langs de duinrand voor een geparkeerde zwartkleurige personenauto bewegingen maakte. Dit wordt waargenomen, daar het rechtstreeks zicht op de witkleurige koplampen van genoemde personenauto, continue wordt onderbroken. Voordat dit rechtstreekse zicht continue werd onderbroken, was er constant zicht op de koplampen en kan het niet anders zijn, dat dit veroorzaakt wordt door genoemd persoon. Ik zag, dat er vanaf de locatie tussen de geparkeerde personenauto, alwaar NN1 zich ophield, een lichtkleurig voorwerp werd geslingerd/gegooid, in de richting van de duinrand.
Ik zag, dat er te 14.27.37 uur er vanaf de locatie tussen de geparkeerde personenauto, alwaar NN1 zich ophield, een tweede voorwerp in de richting van de duinrand werd geslingerd/gegooid. Dit betrof een donkerkleurig voorwerp. Gezien de flexibiliteit van de voorwerpen, betreffen dit mogelijk kledingstukken.
Ik zag, dat te 14.27.44 uur NN1 tussen de geparkeerde auto's vandaan komt en wegloopt in noordelijke richting, gezien vanaf de gepositioneerde camerapositie. Ik zag, dat NN1 vanaf dat moment lichtkleurige bovenkleding droeg, welke ter hoogte van de middel, onderbroken wordt door een donkerkleurig vlak.
Ik zag, dat te 14.28.06 uur NN1 uit beeld verdween.
Op de camerabeelden is door de verbalisant voorts waargenomen dat er vanaf 14.30.14 uur diverse politie-eenheden in beeld verschijnen. Vanaf 14.34.41 uur is NN1 weer te zien, gekleed in lichtkleurige bovenkleding voorzien van een donkerkleurig vlak rond de middel. NN1 loopt in de richting van de politieambtenaren en wordt aangesproken. NN1 wordt vanaf 14.57.55 uur begeleid naar een politieauto, gefouilleerd en aangehouden.
Aanhouding van de verdachte
Verbalisant [verbalisant 4] heeft in het proces-verbaal van aanhouding gerelateerd dat hij de melding had gekregen dat één van de beide daders van de overval, die gekleed was in donkere kleding, per fiets richting het [locatie 2] , nabij het [locatie 1] , was gevlucht. Bij een zoektocht aldaar is op het [locatie 1] op de grond een zwarte fiets zonder slot aangetroffen, waarvan het vermoeden bestond dat deze door de tweede verdachte was gebruikt. Na een zoektocht door de politie in de omgeving van het [locatie 1] / [locatie 2] , waarbij ook een politiehelikopter is ingezet, zag de verbalisant dat er een man uit de richting van de fiets aan kwam lopen. De verbalisant zag dat de man snel ademde en vond dit vreemd aangezien de man niet rende of iets bij zich droeg wat de versnelde ademhaling kon verklaren. Aangezien de verbalisant op het eerste gezicht zag dat de man geen donkere kleding droeg, besloot hij hem aan te spreken en vroeg hij de man wat hij ging doen en waar hij naar op weg was. De verbalisant hoorde dat de man verklaarde dat hij zojuist geslagen was door zijn vriendin omdat hij was vreemd gegaan. Hij hoorde de man voorts verklaren dat zijn vriendin zojuist met de auto was weggereden en dat de man nu niet wist wat hij moest doen. Ook hoorde de verbalisant dat de man ongevraagd verklaarde dat zijn telefoon in de auto lag waarmee zijn vriendin was weggereden. Terwijl de verbalisant met de man sprak zag hij dat de man onder zijn jack een zwart kledingstuk droeg waar een zwarte capuchon aan was bevestigd. Dit viel de verbalisant op omdat het onderdeel was van het bij de melding opgegeven signalement van de tweede verdachte. Nadat de verdachte desgevraagd een legitimatiebewijs had overhandigd, zag de verbalisant dat hij genaamd was: [verdachte 1] , geboren op [geboortedag] 1995 te ’ [geboorteplaats] . Terwijl de man het legitimatiebewijs overhandigde, zag de verbalisant dat onder het jack een wit T-shirt stak, met aan de onderzijde vieze vegen. Omdat de verbalisant en zijn collega’s tijdens de opsporing van de verdachte constant goed om zich heen hadden gekeken, maar de man niet eerder hadden gezien, kregen zij sterk de indruk dat de man zich op een voor hen onbekende locatie had verscholen en dat de man mogelijk door de komst van de politiehelikopter die schuilplaats had verlaten. Op dat moment merkte verbalisant [verbalisant 4] , de man, gelet op alle vorenstaande feiten en omstandigheden, aan als verdachte van diefstal met geweld en in vereniging gepleegd.
Het wapen
Enkele dagen na de overval, te weten op 22 december 2014, is er op het [locatie 1] nabij de locatie waar de eerder inbeslaggenomen voorwerpen waren aangetroffen, in het hoge gras een blauwe gehaakte/gebreide sjaal aangetroffen met daarin een zwart voorwerp gewikkeld, dat de verbalisant ambtshalve bekend voorkwam als zijnde de kolf van een handvuurwapen.
Uit onderzoek blijkt het wapen een CO2 pistool te betreffen, lijkend op een Colt model 1911A1. Het gaat volgens de materiedeskundige wapens, munitie en explosieven om een verboden wapen in de zin van de Wet wapen en munitie (categorie I sub 7).
De uiterlijke kenmerken van het naar aanleiding van de camerabeelden van [betrokkene 1] beschreven wapen komen overeen met de foto van het op het [locatie 1] aangetroffen zwarte- en zilverkleurige wapen.
Het weggenomen geldbedrag
Het na de overval op het [locatie 1] in een grijs geblokte openstaande tas aangetroffen muntgeld ten bedrage van in totaal € 3.387,60, is in opdracht van de officier van justitie teruggegeven aan [betrokkene 1] . De verbalisanten hoorden de vestigingsmanager verklaren dat uit telling van de kassa was gebleken dat er in totaal een bedrag van
€ 7.731,10 bij de overval was weggenomen en dat er derhalve nog een bedrag van
€ 4.343,50 aan bankbiljetten vermist was.
Bij de fouillering van de verdachte op het Paleis van Justitie op 22 december 2014, is bij de controle van zijn schoenen onder de beide inlegzolen een bobbel waargenomen, waaronder elk een stapel bankbiljetten bleek te zitten van in totaal € 4.300,- euro.
De rechtbank stelt rekenkundig vast dat voornoemd bedrag van het in de tas aangetroffen muntgeld van € 3.387,60 tezamen met de onderin de schoenen van de verdachte aangetroffen bankbiljetten van € 4.300,- een bedrag oplevert van € 7.687,60 en dat dit bedrag in zeer geringe mate verschilt (nl. een verschil van € 43,50) van het totaalbedrag van € 7.731.10 dat volgens [betrokkene 1] bij de overval is weggenomen.
Sporenonderzoek
De langs het [locatie 1] aangetroffen donkere jas met capuchon, van het merk Jack&Jones en blauwe sjaal zijn bemonsterd met respectievelijk SIN AAHX1549NL en SIN AADE5482NL.
De binnenzijde van de kraag van de jas (AAHX1549NL) is bemonsterd met AAHD9210NL
en de binnenzijde van de rechter manchet van de jas (AAHX1549NL) met AAHD9211NL.
Uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 5 februari 2015 blijkt het volgende:
AAHD9210NL#01 (bemonstering kraag jas): DNA match verdachte.
AAHD9211NL#01 (bemonstering manchet jas): DNA match verdachte.
In beide gevallen is de matchkans van het DNA-profiel kleiner dan 1 op 1 miljard.
Voorts blijkt uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 16 maart 2015 het volgende:
AADE5482NL#01 (bemonstering beide uiteinden sjaal): DNA match verdachte.
AADE5482NL#02 (bemonstering midden van de sjaal): DNA match verdachte.
In beide gevallen is de matchkans van het DNA-profiel kleiner dan 1 op 1 miljard.
4.4.1.3 Oordeel van de rechtbank
Overval
De rechtbank stelt op grond van bovengenoemde verklaringen van aangevers en de getuige, in samenhang bezien met voornoemde beschikbare camerabeelden van [betrokkene 1] , vast dat er op 19 december 2014 een overval heeft plaatsgevonden, waarbij twee personen een hoeveelheid geld hebben weggenomen nadat een medewerker van het casino tegen het gezicht is geslagen en deze en overige aanwezigen in het casino met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp zijn bedreigd onder het toevoegen van de woorden “rustig, rustig”.
Verweer inzake de onrechtmatige aanhouding
Anders dan de raadsman heeft betoogd, is de rechtbank op grond van bovengenoemde inhoud van het proces-verbaal van aanhouding van oordeel dat er ten tijde van de aanhouding van de verdachte ten aanzien van hem sprake was van een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit om zijn aanhouding te rechtvaardigen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de verbalisant heeft gerelateerd dat hij – na de melding dat één van de daders van de overval die gekleed was in donkere kleding met een capuchon, per fiets was gevlucht in de richting van het [locatie 2] – aldaar een niet afgesloten fiets heeft aangetroffen en een man uit de richting van de fiets zag komen aanlopen. De verbalisant heeft voorts gerelateerd dat de man zonder aanwijsbare reden snel ademhaalde. Daarnaast zag de verbalisant dat de man onder zijn jack een zwart kledingstuk droeg met een capuchon, wat overeen kwam met het bij de melding opgegeven signalement. Op grond van bovengenoemde omstandigheden, de waargenomen vieze vegen op het witte T-shirt van de man en de omstandigheid dat hij bij de uitgebreide zoektocht kort daarvoor (onder meer met behulp van een politiehelikopter) niet was gezien – hetgeen doet vermoeden dat de man zich tijdelijk heeft verscholen – is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een rechtmatige aanhouding van de verdachte. Er is in dit opzicht geen sprake geweest van enig vormverzuim, zodat het desbetreffende verweer van de raadsman wordt verworpen.
Lezing van de verdachte
De verdachte heeft het tenlastegelegde ontkend en wisselende (alternatieve) scenario’s aangedragen om een verklaring te geven voor zijn aanwezigheid op het [locatie 1] kort na het tenlastegelegde. De verdachte heeft eerst ter terechtzitting – en anders dan in zijn eerdere verklaringen – verklaard dat hij na een ruzie met zijn vriendin een stukje is gaan lopen/rennen en uit frustratie zijn kleding heeft uitgetrokken op het [locatie 1] De rechtbank acht het onaannemelijk dat de verdachte, medio december, na een ruzie reden heeft gezien om ‘uit frustratie’ zijn kleding uit te trekken. De rechtbank overweegt voorts dat het dossier voor deze verklaring geen enkele steun biedt.
Tussenconclusie
De rechtbank komt op grond van bovengenoemd proces-verbaal van aanhouding, de bevindingen aangaande de op het [locatie 1] aangetroffen goederen – waaronder ook de geruite tas met het muntgeld en de jas en de sjaal met het wapen met op de sjaal DNA-sporen van de verdachte –, het onder de verdachte aangetroffen bedrag aan bankbiljetten, de camerabeelden van [betrokkene 1] en het [locatie 1] , in onderling verband en samenhang bezien, tot het oordeel dat de verdachte betrokken is geweest bij de overval op [betrokkene 1] te Den Haag op 19 december 2014.
Het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde samen en in vereniging met de medeverdachte heeft begaan is overwegend gestoeld op voornoemde bewijsmiddelen. De rechtbank zal daarnaast na te noemen verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] bezigen voor het bewijs.
Verklaring van de medeverdachte
De medeverdachte heeft bekend dat hij op 19 december 2014 betrokken is geweest bij de overval op [betrokkene 1] te Den Haag. Hij had een derde persoon – wiens naam hij niet wil noemen – over zijn schulden verteld. Die persoon kwam met het idee om een overval te plegen en bracht [medeverdachte] in contact met de verdachte [verdachte 1] . [medeverdachte] moest naar het [locatie 3] komen, waar die derde persoon alles heeft uitgelegd. Daarna gingen [medeverdachte] en [verdachte 1] naar [verbalisant 1] . [medeverdachte] sprong over de toonbank en deed muntgeld en biljetten vanuit de kluis in de tas. Toen hij de kluis niet gelijk kon vinden, vroeg hij aan [verdachte 1] waar de kluis zich zou moeten bevinden. [verdachte 1] zei vervolgens dat [medeverdachte] goed moest zoeken. [medeverdachte] heeft bevestigd dat hij vooraf met [verdachte 1] heeft gesproken over de rolverdeling. De buit zou fifty-fifty tussen [medeverdachte] en [verdachte 1] worden verdeeld. De gebruikte tas is een grijze Louis Vuitton tas met blokjes, aldus [medeverdachte] .
Verweer inzake Vidgen
Naar de rechtbank begrijpt, heeft de raadsman zich – onder verwijzing naar de uitspraak van het Europese Hof van de Rechten van de Mens van 10 juli 2012 (ECLI:NL:XX:2012:BX3071, Vidgen) – op het standpunt gesteld dat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] buiten het bewijs moet worden gehouden, nu de verdediging niet de mogelijkheid heeft gehad om de betrouwbaarheid van zijn verklaring te toetsen. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Als een getuige buiten de terechtzitting een belastende verklaring omtrent een verdachte heeft afgelegd en de verdachte zijn ondervragingsrecht als bedoeld in artikel 6, derde lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) niet uit heeft kunnen oefenen, is gebruik van de eerder afgelegde politieverklaring van de getuige ten laste van de verdachte eerst dan niet in strijd met het recht op een eerlijk proces, indien de betrokkenheid van de verdachte in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen en dit steunbewijs betrekking heeft op die onderdelen van diens verklaring die door de verdachte zijn betwist. De rechtbank verwijst in dit verband naar de hierboven genoemde Vidgen-jurisprudentie en de uitspraak van de Hoge Raad van 29 januari 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BX5539). Nog daargelaten dat de rechtbank van oordeel is dat het verweer van de raadsman reeds moet worden verworpen op grond van de omstandigheid dat in de onderhavige strafzaak de verklaring van de medeverdachte
nietvan doorslaggevende betekenis is voor het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, concludeert de rechtbank dat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] in voldoende mate steun vindt in ander bewijsmateriaal en niet als beslissend (solely or to a decisive extent) omtrent de rol van de verdachte bij het ten laste gelegde moet worden beschouwd. Het gebruik van deze verklaring voor het bewijs tegen de verdachte levert aldus geen schending op van artikel 6 EVRM. Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen.
Medeplegen
Voor zover de raadsman heeft betoogd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte de onder gedachtestreepje 1 en 2 beschreven gedragingen heeft begaan zodat daarvan vrijspraak moet volgen, zal de rechtbank hieraan voorbijgaan. De rechtbank is van oordeel dat er voor wat betreft deze gedragingen sprake is van de voor het ‘medeplegen’ vereiste bewuste en nauwe samenwerking. Zij neemt hierbij in aanmerking dat de medeverdachte expliciet de verdachte noemt als de persoon met wie hij de overval heeft gepleegd. De medeverdachte heeft in zijn verhoor tevens verklaard dat hij en de verdachte voorafgaand aan de overval afspraken hebben gemaakt over de rolverdeling en over de verdeling van de buit. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering van het plan om [betrokkene 1] te overvallen, waarbij er ook sprake is geweest van een dusdanige nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn mededader dat de handelingen die de mededader heeft verricht tevens aan de verdachte toegerekend kunnen worden.