3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Op 2 juli 2015 vertelt [slachtoffer 1] (verder: [slachtoffer 1] ), op dat moment 8 jaar oud, aan zijn moeder dat op de terugweg van school, bij de speeltuin bij de [locatie 1] te Gouda, een man met een herenfiets met hem ging praten en hem dingen over school vroeg, maar dat hij hem niet steeds goed kon verstaan. De man heeft [slachtoffer 1] meegenomen naar een plekje waar hoge struiken staan en heeft hem toen op zijn rechterwang gekust. Daarna moest [slachtoffer 1] de man ook kussen en dat heeft hij gedaan. Toen [slachtoffer 1] zijn tong moest uitsteken, is hij hard weggerend.In het studioverhoor dat op 12 augustus 2015 plaatsvindt, bevestigt [slachtoffer 1] het verhaal van zijn moeder en beschrijft hij de man als donker, zwart haar en met een sik.
Op 6 juli ziet [slachtoffer 1] dezelfde man weer lopen en beschrijft hij het haar van de man als een soort kuif/hanekam van zijn voorhoofd verder naar achteren en verder kort. Hij had een sikje, een beetje zoals een geit, maar een harde baard, geen zachte en zijn huidskleur was zo donker als iemand van Curaçao.
Op 7 juli 2015 houden verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] de verdachte staande omdat hij aan voornoemd signalement voldoet.
Op 10 juli 2015 verklaart [slachtoffer 2] bij de politie dat hij die dag rond 19.00 uur bij het speeltuintje bij de [locatie 2] door een man op de fiets werd gevolgd. De man vroeg hem iets en pakte hem vervolgens ineens bij zijn polsen. Toen [slachtoffer 2] zich probeerde los te rukken greep de man hem om zijn middel, waardoor de man tegen de rug van [slachtoffer 2] stond met zijn armen om [slachtoffer 2] ’s middel geklemd. [slachtoffer 2] had zich weten los te rukken. [slachtoffer 2] omschreef de man als een donkere man met alleen een sik op zijn kin (geen snor) op een witte fiets met witte fietstassen met een oranje logo. De man praatte heel traag en een beetje onverstaanbaar.
Op 16 juli 2015 rond 18.00 uur is [slachtoffer 3] (verder: [slachtoffer 3] ), op dat moment 7 jaar, buiten aan het spelen in de brandgang achter het huis van zijn oma aan de [locatie 3] te Gouda als een man hem aanspreekt, en hem een krant geeft. [slachtoffer 3] wil weglopen, maar de man begint hem te knuffelen.
De man pakt hem strak beet en drukt hem strak tegen zijn lichaam. Vervolgens begint de man over het kruis van [slachtoffer 3] te wrijven en van achteren over zijn billen. Dit gebeurt over de kleding. Vervolgens gaat de man met zijn hand in de broek van [slachtoffer 3] . [slachtoffer 3] weet niet of de man ook in zijn onderbroek is geweest. Op de rechteronderarm van [slachtoffer 3] zit een zwarte handafdruk, vermoedelijk doordat de hand van de man besmeurd is met inkt van de krant. Ook zit er een zwarte veeg op de buik van [slachtoffer 3] , lager dan de navel en aan de rechterkant.[slachtoffer 3] wil losgelaten worden en geeft dat aan. Hij zegt dat de man hem moet laten gaan. Hij gaat een beetje huilen en zegt dat hij naar huis wil.
De man laat hem los, waarna [slachtoffer 3] zijn step pakt en naar het huis van zijn oma gaat.
[slachtoffer 3] beschrijft de man als volgt: getinte huidskleur (type Marokkaan), lengte onbekend, kort, opgeschoren haar, donker en voorop krulletjes. Volgens [slachtoffer 3] is de man ongeveer 30 jaar, maar hij kan nog niet goed schatten en omschrijft de leeftijd als “niet zo oud als papa en niet zo jong als zijn broertje van 14 jaar”. De man reed op een gewone stadsfiets, kleur onbekend. De man droeg een spijkerbroek en een licht gekleurd shirt en er waren “touwtjes” bij de hals van het shirt.
Verbalisant [verbalisant 3] komt ter plaatse in verband met de melding en ziet op de rechterarm van [slachtoffer 3] een zwarte vlek. [slachtoffer 3] zegt dat dit inkt van de krant is. [slachtoffer 3] geeft een prop van de krant aan verbalisant. Verbalisant vouwt hem uit en ziet dat dit de “de Krant van Gouda” d.d. 16 juli 2015 betreft.
Verbalisant [verbalisant 3] gaat in de wijk op zoek naar een man die aan voornoemd signalement voldoet. Hij ziet op het hoekje van de [locatie 4] een jongen staan
die aan het signalement voldoet. De jongen is donkergekleurd, heeft een kuifje op zijn hoofd, draagt een grijs t-shirt en de koordjes van geluidsdopjes bungelen bij zijn nek naar beneden. De jongen bezorgt “de Krant van Gouda”.Hij heeft grote witte fietstassen op zijn fiets met oranje tekst.
Naar aanleiding hiervan wordt de verdachte op 16 juli 2015 omstreeks 18.47 uur aangehouden op de [locatie 3] te Gouda.
Bij de insluitingsfouillering op het politiebureau hoorde een verbalisant dat de verdachte zeer slecht Nederlands sprak en dat hij de woordjes Nederlands heel traag uitsprak.
Aan de binnenzijde van zijn beide handen had de verdachte een zwartkleurige aanslag. Deze aanslag zat ook deels op de buitenzijde van zijn beide handen.
De verdachte ontkent bij de politieen ook ter terechtzittingvoornoemde feiten te hebben gepleegd.
Ten aanzien van feit 2
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat aan de handelingen, zoals die in feit 2 aan de verdachte worden verweten, het ontuchtige karakter ontbreekt. De verdachte zal dan ook van dit feit worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de feiten 1 en 3
Gelet op de verklaring van de moeder van [slachtoffer 3] , het door [slachtoffer 3] opgegeven signalement op basis waarvan de verdachte binnen drie kwartier na de melding in de buurt is aangehouden, het aantreffen van (een deel van) “de Krant van Gouda” zowel bij [slachtoffer 3] als in de fietstas van de verdachte en gelet op de inktvegen, zowel op de arm en de buik van [slachtoffer 3] , als op de handen van de verdachte, is de rechtbank van oordeel dat feit 3 wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen die zijn afgelegd en de processen-verbaal die zijn opgemaakt ten aanzien van het hiervoor genoemde feit 3 kunnen worden gebruikt als schakelbewijs voor het onder 1 ten laste gelegde feit. Volgens de doctrine en de jurisprudentie van de Hoge Raad is het gebruik van aan andere bewezen geachte, soortgelijke, feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als ondersteunend bewijs (schakel-, ketting- of ketenbewijs) toegelaten. Voorwaarde is dat het bewijsmateriaal van die andere feiten op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit en dat duidt op een specifiek patroon in het gedrag van verdachte, welk patroon herkenbaar aanwezig is in de voor het te bewijzen feit voorhanden zijnde bewijsmiddelen.
De rechtbank ziet grote overeenkomsten in het door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] opgegeven signalement van de dader en het gebrekkige Nederlands van de dader. Daarbij komt dat steeds sprake is van seksueel grensoverschrijdend gedrag richting jonge jongens binnen een tijdsbestek van twee weken, gepleegd in dezelfde omgeving in Gouda. De rechtbank heeft daarbij ook acht geslagen op de aangifte van [slachtoffer 2] , waarin het signalement van de dader eveneens grote overeenkomsten met dat van de verdachte vertoont en waarin weliswaar geen ontuchtige handelingen worden beschreven, maar evenzeer sprake is van grensoverschrijdend gedrag richting een jonge jongen.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat feit 1 en 3 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.