ECLI:NL:RBDHA:2016:6788

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juni 2016
Publicatiedatum
16 juni 2016
Zaaknummer
09/827141-15
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Feitelijke aanranding van de eerbaarheid van jonge slachtoffers in Gouda

Op 16 juni 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid van drie jonge jongens in Gouda. De verdachte, geboren in 1999, werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen op 2, 10 en 16 juli 2015. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de slachtoffers, die op dat moment 7, 8 en 11 jaar oud waren, heeft benaderd en hen heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de impact van de daden op de slachtoffers, die langdurige gevoelens van onveiligheid ervaren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot jeugddetentie van 13 dagen, met aftrek van de tijd in voorlopige hechtenis, en een taakstraf van 40 uur. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder begeleiding door de jeugdreclassering en behandeling bij De Waag. De vordering van de benadeelde partij, vertegenwoordigd door de ouders van een van de slachtoffers, is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van schadevergoeding. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een van de ten laste gelegde feiten, omdat het ontuchtige karakter van de handelingen ontbrak. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de noodzaak van behandeling en begeleiding voor de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Den Haag

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/827141-15
Datum uitspraak: 16 juni 2016
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1999,
adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 2 juni 2016.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Sleeswijk Visser en van hetgeen door de raadsman van de verdachte
mr. R. Heemskerk, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 2 juli 2015 te Gouda, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedag 2] 2007) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, bestaande uit het
- geven van een of meerdere kussen op de wang van die [slachtoffer 1] en/of zich door die [slachtoffer 1] op zijn, verdachtes, wang
laten kussen;
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het door verdachte:
- onverhoeds benaderen van die [slachtoffer 1] en/of (vervolgens) het geven van een of meerdere kussen aan die [slachtoffer 1]
en/of
- misbruik maken van (een) uit feitelijke verhouding(en) voortvloeiend overwicht van hem, verdachte, op die
[slachtoffer 1] (en/of welk overwicht is veroorzaakt door het leeftijdsverschil en/of de lichamelijke en/of geestelijke
verschillen tussen hem, verdachte, en die [slachtoffer 1] en/of de omstandigheid dat hij, verdachte, die [slachtoffer 1] had
meegenomen naar een plaats waar hoge struiken stonden);
art 246 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 10 juli 2015 te Gouda, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedag 3] 2003) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, bestaande uit het
- het vastpakken van de polsen van die [slachtoffer 2] en/of (vervolgens)
- het met beide handen en/of armen vastpakken van de middel van die [slachtoffer 2] terwijl hij, verdachte, (met zijn
lichaam) tegen de rug van die [slachtoffer 2] aan stond;
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het door verdachte:
- onverhoeds benaderen en/of vastpakken van die [slachtoffer 2] en/of
- misbruik maken van (een) uit feitelijke verhouding(en) voortvloeiend overwicht van hem, verdachte, op die
[slachtoffer 2] (en/of welk overwicht is veroorzaakt door het leeftijdsverschil en/of de lichamelijke en/of geestelijke
verschillen tussen hem, verdachte, en die [slachtoffer 2] );
art 246 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 16 juli 2015 te Gouda, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedag 5] 2008) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, bestaande uit het
- duwen van zijn, verdachtes, lichaam tegen het lichaam van die [slachtoffer 3] en/of
(vervolgens)
- wrijven over en/of betasten van het kruis en/of de billen van die [slachtoffer 3] en/of
- stoppen van zijn, verdachtes, hand in de broek en/of de onderbroek van die [slachtoffer 3]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het door verdachte:
- onverhoeds benaderen en/of vastpakken van de (onder)arm van die [slachtoffer 3] en/of
- misbruik maken van (een) uit feitelijke verhouding(en) voortvloeiend overwicht van hem, verdachte, op die
[slachtoffer 3] (en/of welk overwicht is veroorzaakt door het leeftijdsverschil en/of de lichamelijke en/of geestelijke
verschillen tussen hem, verdachte, en die [slachtoffer 3] en/of de omstandigheid dat hij, verdachte, zich met die
[slachtoffer 3] in een brandgang bevond);
art 246 Wetboek van Strafrecht

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Op 2 juli 2015, 10 juli 2015 en 12 juli 2015 zijn er te Gouda drie jonge jongens op een vervelende manier lastig gevallen door een man. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de verdachte deze man is geweest, en zo ja of hij zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtig handelen.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de verdachte zal vrijspreken van het hem onder 2 ten laste gelegde feit, nu de handelingen die in feit 2 zijn weergegeven gepleegd bij een jongen van 11 jaar weliswaar onaanvaardbaar zijn en als vervelend worden ervaren, maar niet als ontuchtig kunnen worden aangemerkt.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte de hem onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan. Deze gedragingen zijn sociaal onacceptabel en als ontuchtig aan te merken en uit het signalement dat de jonge slachtoffers hebben gegeven alsook uit de omstandigheden eromheen kan, zeker ook in onderlinge samenhang bezien, worden afgeleid dat de verdachte degene is geweest die deze ontuchtige handelingen heeft gepleegd.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van alle feiten vrijspraak bepleit. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman, net als de officier van justitie, gesteld dat het ontuchtige karakter van de verweten handelingen ontbreekt en derhalve vrijspraak dient te volgen.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte in juli 2015 nauwelijks Nederlands sprak en derhalve geen gesprek met het slachtoffer over zijn school en zijn adres gevoerd kan hebben, terwijl de dader voorts op een herenfiets zou rijden en de verdachte op een damesfiets reed. Ook de modus operandi verschilt met de andere feiten.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman aangevoerd dat er weliswaar een persoon wordt omschreven die op de verdachte kan lijken, maar dat enig aanvullend bewijs ontbreekt.
Er zijn geen biologische sporen of ander technisch bewijs, noch is er een getuige die iets zou hebben gezien. Vrijspraak dient dan ook te volgen.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af. [1]
Op 2 juli 2015 vertelt [slachtoffer 1] (verder: [slachtoffer 1] ), op dat moment 8 jaar oud, aan zijn moeder dat op de terugweg van school, bij de speeltuin bij de [locatie 1] te Gouda, een man met een herenfiets met hem ging praten en hem dingen over school vroeg, maar dat hij hem niet steeds goed kon verstaan. De man heeft [slachtoffer 1] meegenomen naar een plekje waar hoge struiken staan en heeft hem toen op zijn rechterwang gekust. Daarna moest [slachtoffer 1] de man ook kussen en dat heeft hij gedaan. Toen [slachtoffer 1] zijn tong moest uitsteken, is hij hard weggerend. [2] In het studioverhoor dat op 12 augustus 2015 plaatsvindt, bevestigt [slachtoffer 1] het verhaal van zijn moeder en beschrijft hij de man als donker, zwart haar en met een sik. [3]
Op 6 juli ziet [slachtoffer 1] dezelfde man weer lopen en beschrijft hij het haar van de man als een soort kuif/hanekam van zijn voorhoofd verder naar achteren en verder kort. Hij had een sikje, een beetje zoals een geit, maar een harde baard, geen zachte en zijn huidskleur was zo donker als iemand van Curaçao. [4]
Op 7 juli 2015 houden verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] de verdachte staande omdat hij aan voornoemd signalement voldoet. [5]
Op 10 juli 2015 verklaart [slachtoffer 2] bij de politie dat hij die dag rond 19.00 uur bij het speeltuintje bij de [locatie 2] door een man op de fiets werd gevolgd. De man vroeg hem iets en pakte hem vervolgens ineens bij zijn polsen. Toen [slachtoffer 2] zich probeerde los te rukken greep de man hem om zijn middel, waardoor de man tegen de rug van [slachtoffer 2] stond met zijn armen om [slachtoffer 2] ’s middel geklemd. [slachtoffer 2] had zich weten los te rukken. [slachtoffer 2] omschreef de man als een donkere man met alleen een sik op zijn kin (geen snor) op een witte fiets met witte fietstassen met een oranje logo. De man praatte heel traag en een beetje onverstaanbaar. [6]
Op 16 juli 2015 rond 18.00 uur is [slachtoffer 3] (verder: [slachtoffer 3] ), op dat moment 7 jaar, buiten aan het spelen in de brandgang achter het huis van zijn oma aan de [locatie 3] te Gouda als een man hem aanspreekt, en hem een krant geeft. [slachtoffer 3] wil weglopen, maar de man begint hem te knuffelen.
De man pakt hem strak beet en drukt hem strak tegen zijn lichaam. Vervolgens begint de man over het kruis van [slachtoffer 3] te wrijven en van achteren over zijn billen. Dit gebeurt over de kleding. Vervolgens gaat de man met zijn hand in de broek van [slachtoffer 3] . [slachtoffer 3] weet niet of de man ook in zijn onderbroek is geweest. Op de rechteronderarm van [slachtoffer 3] zit een zwarte handafdruk, vermoedelijk doordat de hand van de man besmeurd is met inkt van de krant. Ook zit er een zwarte veeg op de buik van [slachtoffer 3] , lager dan de navel en aan de rechterkant. [7] [slachtoffer 3] wil losgelaten worden en geeft dat aan. Hij zegt dat de man hem moet laten gaan. Hij gaat een beetje huilen en zegt dat hij naar huis wil.
De man laat hem los, waarna [slachtoffer 3] zijn step pakt en naar het huis van zijn oma gaat.
[slachtoffer 3] beschrijft de man als volgt: getinte huidskleur (type Marokkaan), lengte onbekend, kort, opgeschoren haar, donker en voorop krulletjes. Volgens [slachtoffer 3] is de man ongeveer 30 jaar, maar hij kan nog niet goed schatten en omschrijft de leeftijd als “niet zo oud als papa en niet zo jong als zijn broertje van 14 jaar”. De man reed op een gewone stadsfiets, kleur onbekend. De man droeg een spijkerbroek en een licht gekleurd shirt en er waren “touwtjes” bij de hals van het shirt. [8]
Verbalisant [verbalisant 3] komt ter plaatse in verband met de melding en ziet op de rechterarm van [slachtoffer 3] een zwarte vlek. [slachtoffer 3] zegt dat dit inkt van de krant is. [slachtoffer 3] geeft een prop van de krant aan verbalisant. Verbalisant vouwt hem uit en ziet dat dit de “de Krant van Gouda” d.d. 16 juli 2015 betreft.
Verbalisant [verbalisant 3] gaat in de wijk op zoek naar een man die aan voornoemd signalement voldoet. Hij ziet op het hoekje van de [locatie 4] een jongen staan
die aan het signalement voldoet. De jongen is donkergekleurd, heeft een kuifje op zijn hoofd, draagt een grijs t-shirt en de koordjes van geluidsdopjes bungelen bij zijn nek naar beneden. De jongen bezorgt “de Krant van Gouda”. [9] Hij heeft grote witte fietstassen op zijn fiets met oranje tekst. [10]
Naar aanleiding hiervan wordt de verdachte op 16 juli 2015 omstreeks 18.47 uur aangehouden op de [locatie 3] te Gouda.
Bij de insluitingsfouillering op het politiebureau hoorde een verbalisant dat de verdachte zeer slecht Nederlands sprak en dat hij de woordjes Nederlands heel traag uitsprak. [11]
Aan de binnenzijde van zijn beide handen had de verdachte een zwartkleurige aanslag. Deze aanslag zat ook deels op de buitenzijde van zijn beide handen. [12]
De verdachte ontkent bij de politie [13] en ook ter terechtzitting [14] voornoemde feiten te hebben gepleegd.
Ten aanzien van feit 2
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat aan de handelingen, zoals die in feit 2 aan de verdachte worden verweten, het ontuchtige karakter ontbreekt. De verdachte zal dan ook van dit feit worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de feiten 1 en 3
Gelet op de verklaring van de moeder van [slachtoffer 3] , het door [slachtoffer 3] opgegeven signalement op basis waarvan de verdachte binnen drie kwartier na de melding in de buurt is aangehouden, het aantreffen van (een deel van) “de Krant van Gouda” zowel bij [slachtoffer 3] als in de fietstas van de verdachte en gelet op de inktvegen, zowel op de arm en de buik van [slachtoffer 3] , als op de handen van de verdachte, is de rechtbank van oordeel dat feit 3 wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen die zijn afgelegd en de processen-verbaal die zijn opgemaakt ten aanzien van het hiervoor genoemde feit 3 kunnen worden gebruikt als schakelbewijs voor het onder 1 ten laste gelegde feit. Volgens de doctrine en de jurisprudentie van de Hoge Raad is het gebruik van aan andere bewezen geachte, soortgelijke, feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als ondersteunend bewijs (schakel-, ketting- of ketenbewijs) toegelaten. Voorwaarde is dat het bewijsmateriaal van die andere feiten op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit en dat duidt op een specifiek patroon in het gedrag van verdachte, welk patroon herkenbaar aanwezig is in de voor het te bewijzen feit voorhanden zijnde bewijsmiddelen.
De rechtbank ziet grote overeenkomsten in het door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] opgegeven signalement van de dader en het gebrekkige Nederlands van de dader. Daarbij komt dat steeds sprake is van seksueel grensoverschrijdend gedrag richting jonge jongens binnen een tijdsbestek van twee weken, gepleegd in dezelfde omgeving in Gouda. De rechtbank heeft daarbij ook acht geslagen op de aangifte van [slachtoffer 2] , waarin het signalement van de dader eveneens grote overeenkomsten met dat van de verdachte vertoont en waarin weliswaar geen ontuchtige handelingen worden beschreven, maar evenzeer sprake is van grensoverschrijdend gedrag richting een jonge jongen.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat feit 1 en 3 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
1.
hij op 2 juli 2015 te Gouda, door feitelijkheden, [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedag 2] 2007) heeft gedwongen tot het plegen en dulden van een of meer ontuchtige handelingen, bestaande uit het
- geven van kussen op de wang van die [slachtoffer 1] en zich door die [slachtoffer 1] op zijn, verdachtes, wang laten kussen;
en bestaande die feitelijkheden uit het door verdachte:
- onverhoeds benaderen van die [slachtoffer 1] en vervolgens het geven van kussen aan die [slachtoffer 1] en
- misbruik maken van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht van hem, verdachte, op die
[slachtoffer 1] (welk overwicht is veroorzaakt door het leeftijdsverschil en de lichamelijke en geestelijke
verschillen tussen hem, verdachte, en die [slachtoffer 1] en de omstandigheid dat hij, verdachte, die [slachtoffer 1] had
meegenomen naar een plaats waar hoge struiken stonden);
3.
hij op 16 juli 2015 te Gouda, door feitelijkheden, [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedag 4] 2008) heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, bestaande uit het
- duwen van zijn, verdachtes, lichaam tegen het lichaam van die [slachtoffer 3] en vervolgens
- wrijven over en betasten van het kruis en de billen van die [slachtoffer 3] en
- stoppen van zijn, verdachtes, hand in de broek van die [slachtoffer 3]
en bestaande die feitelijkheden uit het door verdachte:
- onverhoeds benaderen en vastpakken van de onderarm van die [slachtoffer 3] en
- misbruik maken van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht van hem, verdachte, op die
[slachtoffer 3] ( welk overwicht is veroorzaakt door het leeftijdsverschil en de lichamelijke en geestelijke
verschillen tussen hem, verdachte, en die [slachtoffer 3] en de omstandigheid dat hij, verdachte, zich met die
[slachtoffer 3] in een brandgang bevond).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De straf/maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 11 dagen, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, alsmede tot jeugddetentie voor de duur van 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als (bijzondere) voorwaarden begeleiding door de jeugdreclassering en het volgen van een behandeling bij De Waag.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat aan de verdachte, mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, een zodanige straf wordt opgelegd dat zijn verblijfsvergunning niet in gevaar komt.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De verdachte heeft door het plegen van deze ontuchtige handelingen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van zedenmisdrijven gedurende lange tijd gevoelens van onrust en onveiligheid (kunnen) ervaren.
In dit geval is extra bezwarend dat het erg jonge slachtoffers betreft en dat de confrontatie met de verdachte en de door hem verrichte ontuchtige handelingen in de eigen buurt, dan wel in een buurt waar het slachtoffer vaker speelt, hebben plaatsgevonden.
Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van één van de slachtoffers blijkt dat het gebeurde veel impact op hem heeft gehad. Hij is nog steeds wat angstig en is soms zijn gevoel van veiligheid kwijt. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
De persoon van de verdachte
De rechtbank weegt bij de strafoplegging mee dat de verdachte nog niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft acht geslagen op de pro justitia rapporten d.d. 9 september 2015 en
12 oktober 2015, opgesteld door [deskundige 1] , GZ-psycholoog, respectievelijk door
[deskundige 2] , kinder- en jeugdpsychiater, waarin is aangegeven dat de verdachte door de grote culturele verschillen en taalproblemen door rapporteurs onvoldoende onderzoekbaar was en dat er vanwege de ontkenning van de verdachte geen uitspraken kunnen worden gedaan over de verbanden met de tenlastelegging, de kans op herhaling en/of interventieadviezen. Volgens de psychiater is er bij de verdachte wel sprake van PTSS.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op enkele voorlichtingsrapporten van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) betreffende de verdachte, waaronder het meest recente rapport d.d. 27 mei 2016, met bijlagen. Blijkens dit rapport zijn er op de domeinen
thuissituatie, school, vrije tijd en vriendenkring geen zorgelijk signalen waargenomen en
heeft de verdachte zich goed aan de algemene en bijzondere voorwaarden van zijn schorsing gehouden. Geadviseerd wordt aan de verdachte een (deels/on) voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. Een werkstraf heeft, aldus de Raad, geen pedagogische meerwaarde. Ten aanzien van continuering van de begeleiding door de jeugdreclassering refereert de Raad zich aan het oordeel van de jeugdreclasseringsbegeleider van de verdachte.
Ter terechtzitting heeft [deskundige 3] , werkzaam bij de Raad en gehoord als deskundige, meegedeeld dat de enorme taal- en begripsverschillen en de omstandigheid dat in de Somalische cultuur niet over gevoelens wordt gesproken ook in het onderzoek van de Raad moeilijkheden heeft opgeleverd.
[deskundige 4] , werkzaam als jeugdreclasseerder en ter zitting gehoord als deskundige, heeft desgevraagd verklaard dat hij positief is over de begeleidbaarheid van de verdachte. De verdachte komt zijn afspraken goed na en houdt zich aan de doelen. Ook heeft de verdachte, aldus [deskundige 4] , goed meegewerkt aan de behandeling bij
De Waag, maar er heeft vanwege de ontkenning van de verdachte geen delictbespreking plaatsgevonden en er wordt slechts in het algemeen aandacht aan het onderwerp seksualiteit besteed. Geadviseerd wordt wel deze behandeling voort te zetten.
De op te leggen straf
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande en dan met name gelet op de ernst van de feiten, van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt. De verdachte heeft deze straf al in voorarrest doorgebracht.
De rechtbank acht het gedrag van de verdachte zeer zorgelijk, temeer nu zij - vanwege het ontbreken van adviezen betreffende de mate van toerekeningsvatbaarheid en de kans op recidive - niet goed kan inschatten of de verdachte wederom een dergelijk feit zal plegen.
De rechtbank acht het dan ook zeker noodzakelijk dat de behandeling bij De Waag wordt voortgezet, hoewel deze misschien niet de gewenste diepgang heeft. Ook het voortzetten van de begeleiding door de jeugdreclassering is aangewezen teneinde de verdachte in de toekomst van strafbare gedragingen te weerhouden. Teneinde de begeleiding en behandeling te kunnen realiseren, zal de rechtbank de verdachte naast de onvoorwaardelijke jeugddetentie tevens een voorwaardelijke werkstraf opleggen.

7.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

[betrokkene 3], wettelijk vertegenwoordiger van [slachtoffer 3] , heeft zich ten aanzien van feit 3 namens [slachtoffer 3] als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot
€ 337,64,bestaande uit een bedrag van € 87,64 aan materiële schade en een bedrag van € 250,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van
€ 304,69,met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft aangegeven de schade aan de kleding niet als rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde feit te zien, nu de onderzoekers de kleding van [slachtoffer 3] hebben vernield en niet de verdachte.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de vordering van de benadeelde partij betwist voor zover dit de posten kleding en opname verlofuren moeder betreft en verzet zich voor het overige niet tegen toewijzing van de vordering.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot schadevergoeding, voor zover deze post 1 kleding betreft, nu de kleding is vernield door de onderzoekers en dit niet als rechtstreekse schade toegebracht door het bewezenverklaarde feit kan worden aangemerkt.
De vordering is voorts, voor zover deze betrekking heeft op de posten 2, 3 en 4, hoewel deels namens de verdachte betwist, naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 3 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank acht de vordering, voor zover deze betrekking heeft op een bedrag van
€ 250,-als vergoeding ter zake van immateriële schade tot dat bedrag naar billijkheid toewijsbaar, nu namens de verdachte de omvang daarvan niet is betwist en nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het
onder 3 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal de vordering derhalve ten laste van de verdachte toewijzen tot een bedrag van
€ 304,69.
De rechtbank zal voorts de gevorderde
wettelijke renteten laste van de verdachte toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 16 juni 2016 is ontstaan.
De rechtbank heeft ervoor gekozen om de wettelijke rente in te laten gaan op de dag van
de uitspraak, nu niet ten aanzien van alle posten duidelijk is geworden ingaande welke dag
de schade is ontstaan.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 3 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 304,69,vermeerderd met de gevorderde
wettelijke rentedaarover vanaf 16 juni 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[slachtoffer 3].

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
36f, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het hem bij dagvaarding
onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de hem bij dagvaarding
onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
FEITELIJKE AANRANDING VAN DE EERBAARHEID, MEERMALEN GEPLEEGD
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
jeugddetentie voor de duur van 13 DAGEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
en veroordeelt de verdachte voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 40 UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
20 DAGEN;
bepaalt dat deze
werkstrafniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op
2 jarenonder de
algemene voorwaardendat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het
nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1
Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de (jeugd)reclassering te houden toezicht,
bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de
medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd en op door de reclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij
de (jeugd)reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van De Waag, op de tijden en
plaatsen als door of namens de behandelaars aan te geven;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling, de Stichting Jeugdbescherming west, tot
het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de
veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft ophet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe ten laste van de verdachte en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[slachtoffer 3], een bedrag van
€ 304,69, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 16 juni 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 304,69, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 16 juni 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[slachtoffer 3];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
6 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.E.M.G. van Wezel, kinderrechter, voorzitter,
mr. H.M.D. de Jong, kinderrechter,
en mr. J.J. Peters, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 juni 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal van politie Eenheid Den Haag, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2015215899, doorgenummerd als pagina 1 tot en met 105.
2.Proces-verbaal van aangifte van [betrokkene 1] , pagina 25/28.
3.Proces-verbaal betreffende het studioverhoor van [slachtoffer 1] , pagina 79/96.
4.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 77/78
5.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 31/33.
6.Proces-verbaal van aangifte van [betrokkene 2] , pagina 36/37.
7.Los proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 26 juli 2015, met bijlagen, nummer PL 1500-
8.Proces-verbaal van aangifte van [betrokkene 3] , pagina 40/42.
9.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 43/44.
10.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 45/46 en 47, met foto op pagina 48.
11.Proces-verbaal van aanhouding van [verdachte] , pagina 10/11.
12.Los proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 26 juli 2015, met bijlagen, nummer PL 1500-
13.Proces-verbaal verhoor minderjarige verdachte, pagina 49/51, 54/61 en 62/66.
14.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 2 juni 2016.