Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[eiser1] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 18 juni 2015, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van 4 november 2015, waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
- het proces-verbaal van comparitie van 15 maart 2016 en de daarin genoemde stukken.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
[eiser1] c.s.was deze meting onnodig omdat het maximumvermogen al op 22 juni 2012 was gemeten en daarbij was vastgesteld dat dit te hoog was. [eiser1] c.s. gaan ervan uit dat [F] bewijs van fraude wilde verzamelen tegen de firma die destijds de verzegeling bij de [nummer] had aangebracht en stellen dat [F] voordat hij aan boord kwam al had laten weten dat hij vóór het terugstellen van de motor eerst een vermogensmeting wilde doen en dat om die reden de op de brandstofpomp aanwezige verzegeling intact moest worden gelaten.
de Staat(in de persoon van [F] van ILT ter comparitie) was het aanvankelijk niet zijn bedoeling om het maximumvermogen op te meten (en hoefde hij alleen te bekijken hoe de motor accelereerde), maar besloot hij dit alsnog te doen toen hij tijdens de proefvaart constateerde dat de motor ruim 60 kW méér draaide dan de NVWA in juni 2012 had vastgesteld, zonder dat van enige interventie in de machinekamer sprake was.
eerstemoment (al) halverwege de haven en hebben de monteurs in opdracht van [F] de brandstofregelstang volledig ingedrukt. De [nummer] was toen nog niet in vissende conditie. De Staat ( [F] ) erkent weliswaar dat er in de haven al “vol gas werd gegaan”, maar betwist dat dat in zijn opdracht is gebeurd. [F] bevond zich, naar eigen zeggen, op dat moment buiten op de brug, niet in de machinekamer. Over dit eerste moment rept het rapport van Marin niet; onduidelijk is hoe lang dit heeft geduurd. Het
tweede en derdemoment (kort na elkaar, van in totaal ongeveer een minuut) blijken wel uit het rapport van Marin en vond plaats – daar zijn partijen het wel over eens – in opdracht van [F] toen de [nummer] zich in vissende conditie bevond, nadat [eiser1] vanuit de stuurhut de telegraafhendel volledig had ingeduwd en daarbij in de machinekamer een vermogen van 278 kW was gemeten. Het
vierde(en tevens laatste) moment (van ongeveer een minuut) blijkt ook uit het rapport van Marin. Volgens [eiser1] c.s. hebben de monteurs steeds op instructie van [F] gehandeld, dus ook bij dit laatste moment. De Staat ( [F] ) stelt dat [F] nadat hij [eiser1] in de stuurhut had ingelicht over de meetresultaten in de machinekamer, weer naar de machinekamer is gegaan. Daar zag hij dat een van de monteurs de motor weer stond aan te duwen. [F] dacht dat dat op verzoek van [B] was, maar dat bleek niet het geval, waarop hij de monteur opdracht heeft gegeven direct los te laten.