Overwegingen
1. Eiser heeft gesteld te zijn geboren op [geboortedatum] en de Eritrese nationaliteit te bezitten. Referente, eveneens van Eritrese nationaliteit, is geboren op [geboortedatum] . Zij is op 16 september 2014 in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), met ingang van 16 september 2014 en geldig tot 15 mei 2016. Eiser heeft op 20 november 2014 verzocht om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel verblijf bij referente in het kader van nareis. Naar aanleiding daarvan heeft verweerder referente bij brief van 15 april 2015 een vragenlijst toegestuurd, die referente bij brief van 28 april 2015 heeft beantwoord. Op 1 juli 2015 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Hiertegen hebben eiser en referente een bezwaarschrift ingediend.
2. Bij het bestreden besluit is het bezwaar ongegrond verklaard. Daarbij heeft verweerder overwogen dat niet aannemelijk is gemaakt dat eiser en referente invulling hebben gegeven aan het gezinsleven en daarmee sprake was van een feitelijke gezinsband tussen beiden vóór de inreis van referente in Nederland. Eisers beroep op de uitspraken van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 6 maart 2009 (ECLI:NL:RBAMS:2009:1402) en de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht van 13 december 2010 (ECLI:NL:RBSGR:2010:27405) faalt dan ook. Dat er misverstanden zouden zijn ontstaan doordat de ingezette tolk niet goed vertaalde is niet aannemelijk, nu de verklaringen van referente in de asielprocedure en bij de nareisaanvraag overeenstemmen. Het beroep van eiser op Richtlijn 2003/86/EG inzake het recht op gezinshereniging (de Gezinsherenigingsrichtlijn) faalt omdat deze richtlijn bij asielaanvragen in het kader van nareis en de daarvoor benodigde mvv is geïmplementeerd in artikel 29, tweede lid, van de Vw. Op grond van de vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) faalt ook het beroep op de Definitierichtlijn en artikel 8 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), zij het dat het eiser vrijstaat een aanvraag om verlening van een mvv met het oog op toelating voor gezinshereniging, gebaseerd op artikel 8 van het EVRM, te doen.
3. Verweerder heeft in het verweerschrift zijn in het bestreden besluit neergelegde standpunt gehandhaafd.
4. Op hetgeen eiser hiertegen heeft aangevoerd zal hieronder worden ingegaan.
De rechtbank overweegt als volgt.
5. In artikel 29, tweede lid, onder a, van de Vw is, voor zover van belang, bepaald dat een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 kan worden verleend aan de echtgenoot van de in het eerste lid bedoelde vreemdeling, indien deze op het tijdstip van binnenkomst van de in het eerste lid bedoelde vreemdeling behoorde tot diens gezin en zijn nagereisd binnen drie maanden nadat aan die vreemdeling de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28, is verleend.
Volgens het beleid van verweerder, opgenomen in paragraaf C2/4.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc), verleent verweerder de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, tweede lid, van de Vw als de referent zijn gezinsleden ook heeft genoemd tijdens zijn asielprocedure en als het huwelijk of partnerschap al bestond voordat de referent Nederland is ingereisd.
De referent in Nederland moet aantonen dat zijn kinderen, ouders, echtgeno(o)t(e) of partner vóór binnenkomst van de referent in Nederland feitelijk tot zijn gezin hebben behoord en dat die feitelijke gezinsband niet verbroken is. De referent onderbouwt dit met documenten.
De referent en zijn echtgeno(o)t(e) of partner moeten aannemelijk maken dat buiten Nederland al sprake is geweest van samenwoning. Indien buiten Nederland geen samenwoning heeft plaatsgevonden, dan moeten de referent en zijn echtgeno(o)t(e) of partner hiervoor een aannemelijke verklaring geven om in aanmerking te kunnen komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, tweede lid, van de Vw.
6. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiser en referente ten tijde van het vertrek van referente uit Eritrea gehuwd waren.
7. De rechtbank overweegt in de eerste plaats, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 23 januari 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:BZ0424) dat uit artikel 3, tweede lid, aanhef en onder c, van de Gezinsherenigingsrichtlijn volgt dat deze niet van toepassing is indien de gezinshereniger toestemming heeft in een lidstaat te verblijven uit hoofde van subsidiaire vormen van bescherming overeenkomstig internationale verplichtingen, nationale wetgevingen of in de lidstaten gebruikelijke praktijken. Aan referente is een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw verleend, zodat de Gezinsherenigingsrichtlijn niet van toepassing is op eiser en referente. Deze beroepsgrond treft geen doel. 8. Verder heeft eiser aangevoerd dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 8 van het EVRM. Onder verwijzing naar de hiervoor genoemde uitspraak van de Afdeling van 23 januari 2013 is de rechtbank van oordeel dat de Vw buiten artikel 29, tweede lid, aanhef en onder a en b, geen grond biedt voor verlening van een verblijfsvergunning asiel ter bescherming van "family life" als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. De beoordeling van de toepassing van artikel 8 van het EVRM dient buiten voormelde bepalingen plaats te vinden in de procedure over een verblijfsvergunning regulier. Deze beroepsgrond treft evenmin doel.
9. Tussen partijen is in geschil of eiser en referente voorafgaand aan het vertrek van referente uit haar land van herkomst naar Nederland hebben samengewoond. Indien betrokkenen niet hebben samengewoond ligt voorts de vraag voor of zij hiervoor een aannemelijke verklaring hebben.
10. De rechtbank stelt vast dat eiser heeft verklaard dat hij op 3 januari 2010 traditioneel gehuwd is met referente en dat zij na hun huwelijk gedurende een maand hebben samengewoond (verklaring van 21 november 2015). Referente heeft in de asielprocedure (eerste gehoor van 25 augustus 2014, p. 5) eveneens verklaard dat zij in januari 2010 traditioneel gehuwd is met eiser en dat haar huwelijksleven zou starten na de afscheidsperiode, genaamd ‘hetsenot’, een bepaalde periode die na de trouwdag nog doorgebracht wordt bij de familie.
De gemachtigde van referente heeft ter zitting toegelicht dat eiser en referente de ‘hetsenot’, als het ware de wittebroodsweken, hebben doorgebracht bij de familie van eiser in Adi Kotta (ook: Koitta) en dat zij gedurende vier weken hebben samengewoond. T. Tzegai, tolk Tigrinya en behorend tot de Tigrinya bevolkingsgroep, heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat het gebruik is bij voornoemde bevolkingsgroep dat de vrouw na het huwelijk gedurende een periode kan terugkeren naar haar familie en eventueel kan besluiten alsnog bij haar eigen familie te blijven. Zo niet, dan vangt daarna het definitieve samenwonen met de echtgenoot aan. Dit gebruik wordt ook aangeduid als “milsot”. Desgevraagd heeft referente ter zitting bevestigd dat haar gemachtigde en de tolk het verloop van de gebeurtenissen juist verwoord hebben. Eiser ontving vervolgens een maand na het huwelijk een oproep voor het vervullen van de militaire dienstplicht in het kamp Wi’a, waarop hij is gevlucht.
De gemachtigde van eiser heeft in dit verband benadrukt dat de tolk, genaamd Ridwan, die optrad tijdens het eerste gehoor van referente op 25 augustus 2014, niet tot de Tigrinya bevolkingsgroep behoort en derhalve een andere culturele achtergrond heeft dan referente. Hierdoor heeft de gestelde miscommunicatie plaatsgevonden. Verder heeft verweerder niet betwist dat de vragenlijst van 15 april 2015 die referente met hulp van Vluchtelingen Werk Nederland heeft beantwoord, vertaald is door een Eritrese man die in het AZC verbleef en een beetje Engels sprak. Ook dit heeft tot misverstanden geleid. In dit verband heeft referente er nog op gewezen dat waar zij bij vraag 5b verklaard heeft dat eiser en zij vanwege financiële problemen niet konden samenwonen, dit ziet op de situatie dat haar echtgenoot in Israël verblijft en niet op de huwelijkse situatie in Eritrea, zoals verweerder dit abusievelijk heeft geïnterpreteerd.
11. Naar het oordeel van de rechtbank hebben eiser en referente, gelet op de in beroep gegeven uitleg en de ter zitting gegeven nadere toelichting, voldoende aannemelijk gemaakt dat zij na hun huwelijk in januari 2010 gedurende vier weken bij de familie van eiser in Adi Kotta hebben samengewoond, waarna eiser Eritrea is ontvlucht en referente terug is gegaan naar haar familie in Adi Wegera. Dit brengt met zich dat eiser en referente in 2010 invulling hebben gegeven aan het gezinsleven. Er wordt derhalve voldaan aan de eis dat sprake moet zijn van een feitelijke gezinsband tussen referente en eiser voorafgaand aan het vertrek van referente uit haar land van herkomst/de inreis van referente in Nederland. Het bestreden besluit zal vernietigd worden wegens schending van artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht.
12. Het beroep is gegrond.
13. Er is aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze kosten zijn op voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 980,- in verband met het beroep (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 490,- en een wegingsfactor 1).