ECLI:NL:RBDHA:2016:6722

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 maart 2016
Publicatiedatum
16 juni 2016
Zaaknummer
15/15373
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.W. Ente
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Iraanse eiseres wegens onvoldoende aannemelijkheid van vervolgingsrisico

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 24 maart 2016 uitspraak gedaan in de asielprocedure van een Iraanse eiseres die vreesde voor vervolging in Iran vanwege haar afvalligheid van de Islam. Eiseres had op 7 december 2014 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar haar aanvraag werd op 1 juli 2015 door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 11 februari 2016, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en de verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting was ook een tolk aanwezig.

De rechtbank oordeelde dat de identiteit en nationaliteit van eiseres geloofwaardig waren, evenals haar afvalligheid van de Islam. Echter, de rechtbank vond de vrees voor vervolging bij terugkeer naar Iran niet aannemelijk. Eiseres had Iran op legale wijze kunnen verlaten en er was geen bewijs dat zij tot een kwetsbare of risicogroep behoorde. De rechtbank concludeerde dat de gestelde vrees voor vervolging niet voldoende was onderbouwd en dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat haar aanvraag gegrond was op omstandigheden die een rechtsgrond voor verlening van de asielvergunning vormden.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Eiseres kan binnen vier weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 15/15373
V-nummer: [nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 24 maart 2016 in de zaak tussen
[naam] , eiseres,
gemachtigde mr. J.J. Eizenga,
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
gemachtigde mr. A. Hadfy-Kovacs.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 1 juli 2015 waarbij haar asielaanvraag is afgewezen (het bestreden besluit).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 11 februari 2016. Eiseres is ter zitting verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig D. Madjlessi, tolk in de Farsi taal. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en bezit de Iraanse nationaliteit. Op 7 december 2014 heeft eiseres een aanvraag ingediend tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Zij heeft aan haar aanvraag ten grondslag gelegd dat zij problemen heeft gehad met de Herasat (veiligheidsdienst/ zedenpolitie) in verband met haar afvalligheid van de Islam en maatschappijkritische ideeën. Eiseres is op 20 november 2014 met een visum naar Nederland gekomen, op uitnodiging van het International Documentary Film Festival Amsterdam (IDFA) dat plaatsvond van 19 tot en met 30 november 2014. Na afloop van de duur van het visum heeft eiseres zich op 5 december 2014 gemeld voor asiel. Op 20 januari 2015 zijn mannen bij de woning van haar moeder en zus in Iran geweest op zoek naar eiseres. Eiseres vreest bij terugkeer naar Iran opgepakt en gedetineerd te worden.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres afgewezen. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de identiteit en nationaliteit van eiseres geloofwaardig zijn. Ook acht verweerder geloofwaardig dat eiseres in 2009/2010 afscheid heeft genomen van de Islam als religie, dat zij de kledingvoorschriften sindsdien niet meer strikt naleefde (ze toonde haar haren meer en meer) en op haar werk vanaf 2012 enkele malen door de Herasat is aangesproken over haar gedrag en haar kledingwijze. Uiteindelijk is haar toegangspas begin 2014 ingenomen wat feitelijk ontslag inhield. Wat de elementen ‘werkzaamheden en maatschappijkritiek’ betreft heeft verweerder geloofwaardig geacht dat eiseres na haar studie cinematografie diverse functie heeft bekleed bij verschillende (staats)omroepen/publieke televisiezenders, onder meer als cameravrouw en jurylid. Voorts heeft zij als cameravrouw meegewerkt aan de in 2008 door [naam] geproduceerde en in 2013 door de Iraanse BBC op de televisie uitgezonden maatschappijkritische documentaire [naam] en aan de film [naam] ’. Ook wordt geloofwaardig geacht dat zij in 2009 aan demonstraties heeft deelgenomen en dat zij als lid van een groep film- en documentairemakers onder leiding van [naam] kritische ideeën over en voorstellen voor twee documentaires/films heeft gedaan.
Niet geloofwaardig wordt echter geacht dat er na haar vertrek uit Iran twee mannen op 20 januari 2015 een bezoek aan de woning van haar moeder en zus hebben gebracht die op zoek waren naar eiseres dan wel naar spullen (laptop) van haar. Het is een veronderstelling van eiseres dat deze personen haar wilden arresteren. Ook heeft zij enkel van horen zeggen van haar [naam] , een niet objectieve bron van informatie, dat de ouderlijke woning is doorzocht. Eiseres heeft Iran op legale wijze kunnen verlaten, wat niet duidt op negatieve belangstelling van de zijde van de autoriteiten. Het feit dat eiseres zich niet direct na haar inreis in Nederland heeft gemeld om asiel aan te vragen maar eerst na ommekomst van de geldigheidsduur haar visum, maakt dat het vermoeden bestaat dat haar inreis niet door asielrelevante motieven werd ingegeven. De vrees van eiseres te zullen worden gedetineerd bij terugkeer in Iran wordt daarom niet aannemelijk geacht. Eiseres behoort niet tot een kwetsbare minderheidsgroep of risicogroep en komt op basis van de geloofwaardig geachte elementen niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3. Eiseres kan zich niet verenigen met de afwijzing van haar asielaanvraag. Zij heeft aangevoerd dat het element afvalligheid in haar asielrelaas zwaarwegend genoeg is voor vergunningverlening. Zij is bang bij terugkeer in Iran als afvallige opgepakt te worden en in de gevangenis te worden verkracht. Het bezoek aan de woning van haar moeder valt per definitie, gelet op de aard van dergelijke invallen, niet met documenten te onderbouwen. Het is logisch dat haar familieleden de enige bron vormen die haar van informatie hierover kunnen voorzien. De verklaringen over dit bezoek passen in het beeld van het voor het overige geloofwaardig geachte relaas. Ten tijde van haar vertrek in november 2014 werd zij niet actief gezocht door de Iraanse autoriteiten waardoor zij zonder problemen heeft kunnen uitreizen. Juist door het niet tijdig terugkeren na het verlopen van haar visum is argwaan ontstaan en is er een bezoek gebracht aan de woning van haar moeder. De verklaringen en te verwachten problemen van eiseres passen in het beeld dat over Iran bekend is. Afvalligheid wordt vervolgd en eiseres heeft al meerdere aanvaringen gehad met de autoriteiten. Eiseres heeft voldoende aannemelijk gemaakt gegronde vrees voor vervolging te hebben en haar relaas maakt aannemelijk dat zij ingeval van terugkeer een reëel risico loopt op schending in de zin van artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Eiseres verwijst naar paragraaf 43 van het “Handbook and Guidelines on Procedures and Criteria for Determining Refugee Status” van de UNHCR (het Handboek). Eiseres heeft immers meegewerkt aan een documentaire van [naam] en ook hij is vervolgd en uiteindelijk gevlucht. Ten onrechte wordt het risico voor afvalligen niet reëel geacht. Eiseres heeft verder verwezen naar:
  • het jaarrapport van Human Rights Watch van 29 januari 2015;
  • het Thematisch ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken over de situatie van Christenen en van LHBT’s 2015 van 7 mei 2015;
  • een rapport van het Iran Human Rights Documentation Center; Apostasy in the Islamic Republic of Iran, July 2014.
De late aanmelding van eiseres als asielzoekende in Nederland is verschoonbaar te achten nu zij zich veilig voelde in Nederland en zij op het IDFA juist door deelname aan dit filmfestival afscheid heeft willen nemen van haar carrière als filmmaker in Iran. Eiseres heeft in beroep nog gewezen op een recentelijk door haarzelf geschreven opstel over de Islam, de Koran, het proces naar en het zijn van afvallige in Iran, haar geloof in een God maar niet in een religie, het feit dat zij verschillende ideeën en ideologieën wil leren kennen, daaruit de beste regels wil kiezen en daarnaar wil proberen te leven.
De rechtbank overweegt als volgt.
4. Op grond van artikel 52 van Richtlijn 2013/32/EU (de Procedurerichtlijn) geldt deze richtlijn voor verzoeken om internationale bescherming die dateren van na de implementatiedatum, 20 juli 2015. Hoewel de overgangsregeling in de Nederlandse Vw ter implementatie van de Procedurerichtlijn anders luidt, moet artikel 52 voornoemd als uitgangspunt voor de beoordeling worden genomen. De rechtbank vindt voor dit oordeel steun in de uitspraak van de Afdeling van 18 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:510 (JV 2016/85).
5. Nu de asielaanvraag van eiseres dateert van vóór 20 juli 2015, is de Vw (oud) voor eiseres van toepassing.
6. Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen, indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een grond voor verlening vormen.
7. Partijen zijn verdeeld over de vraag of het bezoek van de Iraanse autoriteiten aan de ouderlijke woning van eiseres op 20 januari 2015 geloofwaardig is.
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dit element niet ten onrechte als onaannemelijk bestempeld en past een dergelijk(e) bezoek/inval niet in de lijn van de eerdere verklaringen van eiseres, waarbij er iedere keer een directe aanleiding aan te wijzen was waarom zij werd benaderd en gehoord door de Herasat. In dit geval was er al meer dan een jaar voorbij gegaan sinds haar laatste contact met de Herasat. Met de niet met nadere stukken of verklaringen onderbouwde stelling van eiseres dat het niet terugkeren naar Iran na afloop van de geldigheidsduur van haar visum dit huisbezoek heeft geprovoceerd, heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat er een directe aanleiding voor het gestelde bezoek bestond. Eiseres heeft immers zonder problemen Iran kunnen verlaten via het vliegveld met een geldig paspoort en visum, na de voor uitreis benodigde uitreisbelasting te hebben betaald. Ook heeft zij de informatie over het huisbezoek/de inval via haar broer vernomen, terwijl er geen bewijsstukken zijn overgelegd ter onderbouwing daarvan. Dat zij zich direct na terugkeer bij de inlichtingendienst moet melden is evenmin aangetoond.
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de gestelde vrees voor vervolging dan wel de aanwezigheid van een risico van schending van artikel 3 van het EVRM bij terugkeer in verband met de op zich geloofwaardig geachte afvalligheid van eiseres op goede gronden niet aannemelijk geacht. Eiseres behoort als afvallige niet tot een door verweerder in zijn beleid aangewezen kwetsbare minderheidsgroep of risicogroep. Uit het thematisch ambtsbericht uit 2015 blijkt dat ten aanzien van afvalligen sprake is van reden tot zorg maar niet dat sprake is van systematische vervolging. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat juist zij concreet te vrezen heeft vanwege haar afvalligheid. In haar gehoren heeft zij desgevraagd meegedeeld dat zij zich, mocht zij moeten terugkeren naar Iran, in het openbaar zal houden aan de voor vrouwen geldende kledingvoorschriften en zich ook overigens aanpast aan de geldende regels, ook al is zij geen moslima meer. Nu, anders dan op zitting is betoogd, van uitdragen in het openbaar van haar eigen (geloofs)overtuigingen geen sprake is, heeft verweerder er terecht op gewezen dat eiseres reeds meerdere jaren als afvallige leefde zonder problemen. De omstandigheid dat zij zonder problemen heeft kunnen uitreizen duidt evenmin op negatieve belangstelling van de Iraanse autoriteiten. De verwijzing naar paragraaf 43 van het Handboek heeft verweerder niet hoeven volgen. Eiseres heeft geen directe problemen ondervonden van of door de problemen van documentairemaker [naam] . Evenmin heeft zij zelf activiteiten verricht waardoor zij onder verscherpte aandacht van de Iraanse autoriteiten is komen te staan. Hoewel zij in de lente of zomer van 2012 tweemaal is aangesproken, respectievelijk opgeroepen te verschijnen voor de Herasat, is dit voor het laatst gebeurd in 2013 na het op de televisie vertonen door de Iraanse BBC van de film [naam] ’ van [naam] . Haar deelname aan de deels uit oud-collega’s van televisiezenders en oud-studiegenoten bestaande groep die eigen films en documentaires wilde maken heeft voor eiseres geen problemen opgeleverd. Weliswaar is in de lente van 2014 één van hen opgeroepen te verschijnen voor de Herasat, waarbij men ook over de regime kritische ideeën van eiseres heeft gesproken, maar dit heeft voor eiseres geen nader vervolg gekregen en vormde ook niet de directe aanleiding voor haar vertrek uit Iran. Het feit dat eiseres zich niet direct na binnenkomst in Nederland heeft gemeld voor asiel omdat zij op het IDFA afscheid heeft willen nemen van haar werk en alles wat zij op cinematografisch gebied in Iran heeft bereikt, heeft verweerder niet verschoonbaar kunnen achten en mogen betrekken bij het oordeel dat dit afbreuk doet aan de gestelde vrees bij terugkeer.
10. Eiseres heeft gezien het voorgaande niet aannemelijk gemaakt dat haar aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in samenhang met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen. Eiseres komt daarom niet in aanmerking voor verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W. Ente, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.A.K. Kurvink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2016.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.