ECLI:NL:RBDHA:2016:6642

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 mei 2016
Publicatiedatum
14 juni 2016
Zaaknummer
09/842566-15
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige verdachte voor gewelddadige woningoverval met toepassing van jeugdstrafrecht

Op 4 mei 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte, die samen met twee medeverdachten betrokken was bij een gewelddadige woningoverval op 24 augustus 2015 in Voorschoten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot de maximale jeugddetentie van twee jaar, waarvan een deel voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde een meldplicht. De rechtbank overwoog dat, hoewel toepassing van het meerderjarigenstrafrecht werd overwogen, het jeugdstrafrecht het uitgangspunt blijft voor minderjarigen. De verdachte was betrokken bij de bedreiging van de bewoners met een vuurwapen en het vastbinden van de slachtoffers met tape en tiewraps. De rechtbank heeft de vorderingen tot schadevergoeding van de slachtoffers toegewezen, waarbij de totale schadevergoeding opliep tot € 18.125,00. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld, wederrechtelijke vrijheidsberoving, heling van een auto en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank heeft ook de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in haar overwegingen meegenomen, evenals het feit dat de verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking was gekomen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/842566-15; 09/119486-15 (t.b.g.)
Datum uitspraak: 4 mei 2016
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats] ,
adres: [adres 1] ,
thans preventief gedetineerd in het Forensisch Centrum Teylingereind
te Sassenheim.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 21 april 2016, na eerder te zijn geschorst ter terechtzitting met gesloten deuren van 3 december 2015,
16 december 2015, 22 december 2015 en 3 maart 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. L.A. Pronk en van hetgeen door de raadsman van de verdachte mr. A.B. Baumgarten, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 augustus 2015 te Voorschoten tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening in/uit een woning, gelegen op of aan de [adres 2]
heeft weggenomen
- sieraden en/of geld en/of een of meer ander(e) goed(eren), in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1]
en/of
- een telefoon (Nokia) en/of een of meerdere sleutelbossen en/of een
motorsleutel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[benadeelde 2] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
bestond(en) uit het
- tonen van een (op een) vuurwapen (gelijkend(e) voorwerp(en)) aan die
[benadeelde 2] en/of
- fouilleren van die [benadeelde 2] en/of
- op dreigende/dwingende toon tegen die [benadeelde 2] zeggen dat hij mee moest
komen en/of dat hij informatie over de bewoners van die woning en/of de
bezittingen van die bewoners moest geven en/of
- met tie-rips vastbinden van de polsen en/of de benen van die [benadeelde 2] en/of
het plaatsen van tape op de mond en/of handen van die [benadeelde 2] en/of
- in de nabijheid van die [benadeelde 2] gooien van benzine op de grond en/of
en/of
- met bedekte gezicht(en) betreden van de woning en/of
- plaatsen van (een) (op een) vuurwapen (gelijkend(e) voorwerp(en)) op het
hoofd van die [benadeelde 1] en/of het richten van een (op een) vuurwapen
(gelijkend(e) voorwerp(en)) in de richting van die [benadeelde 1] en/of
- ( al dan niet met een vuurwapen op het hoofd van die [benadeelde 1] ) op dreigende
toon tegen die [benadeelde 1] zeggen: "Tik de code (van de kluis) in, anders
schieten wij je dood" en/of "Als u niet doet wat wij zeggen, dan schieten
wij" en/of "Wij willen goud en geld", althans woorden van gelijke
dreigende/dwingende aard en/of strekking en/of
- vastpakken van die [benadeelde 1] en/of het meesleuren van die [benadeelde 1] en/of
- plaatsen van tape op de mond van die [benadeelde 1] en/of het met tape en/of
tie rips vastbinden van de enkels en/of knieen en/of handen van die [benadeelde 1]
2.
hij op of omstreeks 24 augustus 2015 te Voorschoten in een woning, gelegen
aan de [adres 2] , tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, opzettelijk [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1]
wederrechtelijk (enige uren) van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd
gehouden, immers heeft/hebben hij verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp getoond en/of op het hoofd gezet en/of
- die [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] aan handen en benen getapet en met tie-rips
vastgebonden;
3.
hij in of omstreeks de periode van 9 augustus 2015 tot en met 24 augustus 2015
te Voorschoten en/of Leiden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging
met een of meer anderen, althans alleen, een auto (Audi A6, kenteken [kenteken] )
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het
voorhanden krijgen van die auto wist(en), althans redelijkerwijs had(den)
moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
4.
hij op of omstreeks 24 augustus 2015 te Voorschoten, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie
III, te weten een gaspistool (Reck, Miami 92 F 9mm), en/of munitie van
categorie III, te weten 6 knalpatronen (RWS en/of GFL), voorhanden heeft gehad;
5. 09.119486-15 (t.b.g.)
hij op of omstreeks 15 juni 2015 te Leiden ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde 3] opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen (met kracht) een vuistslag tegen de neus, althans in het
gezicht, heeft gegegeven (waardoor de neus van die [benadeelde 3] is gebroken),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 juni 2015 te Leiden [benadeelde 3] heeft mishandeld door
(met kracht) een vuistslag tegen de neus, althans in het gezicht van die
[benadeelde 3] , heeft gegegeven.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Ten aanzien van de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten (woningoverval)
3.1.1
Inleiding
Op 24 augustus 2015 heeft in de ochtend een gewapende overval op een woning in Voorschoten plaatsgevonden. Tijdens deze overval zijn de tuinman, [benadeelde 2] (verder te noemen: [benadeelde 2] ), en de vrouwelijke bewoonster, [benadeelde 1] (verder te noemen: [benadeelde 1] ), gedurende enige tijd met tape en tiewraps vastgebonden geweest en met een vuurwapen bedreigd. De verdachte en de medeverdachten hebben allen bekend aan de overval te hebben deelgenomen. De verdachte heeft verklaard de meeste tijd op de uitkijk te hebben gestaan. Uit opsporingsonderzoek is gebleken dat de verdachte en zijn mededaders met een gestolen auto naar de woning zijn gereden.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de rol van de verdachte zodanig was dat bewezen kan worden verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van hetgeen heeft plaatsgevonden, in de tenlastelegging neergelegd als een diefstal met geweld, een wederrechtelijke vrijheidsberoving, heling van een auto en het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie.
3.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan al deze afzonderlijk ten laste gelegde feiten.
3.1.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van feit 3, de opzetheling/schuldheling van de auto, nu niet kan worden vastgesteld dat de verdachte de auto voorhanden heeft gehad. De verdachte
had immers geen rijbewijs, hij was niet degene die de auto had geregeld en hij heeft alleen kort als bijrijder in de auto gezeten. Voor wat betreft de feiten 1, 2 en 4 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De verdachte heeft zich steeds op het standpunt gesteld dat zijn rol bij de woningoverval zeer beperkt was.
3.1.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Inleiding
Op 24 augustus 2015 even voor 10.00 uur ontving de politie een melding van een overval in een woning aan de [adres 2] te Voorschoten. [2] [benadeelde 2] had kort daarvoor in paniek tegen een aantal mensen in de buurt gezegd dat er een overval gaande was. Hij was ontsnapt uit de garage van de woning waar de overval plaatsvond en was naar hen toegerend om de politie te waarschuwen. Het ging om ‘drie Marokkanen’ en er zat nog een vrouw vast. De handen van [benadeelde 2] waren vastgebonden met tiewraps, er zat tape op zijn mond en een zak half over zijn hoofd en hij had geen schoenen aan. [3]
Hierop is de politie uitgerukt en is een helikopter ingezet. Kort daarop zijn in de omgeving van de woning de verdachte en twee andere verdachten aangehouden. Er werden eveneens tassen met sieraden, geld en andere goederen aangetroffen in de omgeving van de woning. Deze tassen hadden de aangehouden verdachten bij hun vlucht laten vallen. [4] In een van de tassen bevond zich ook een vuurwapen met in de kamer één patroon en in de houder diverse patronen. [5] Dit vuurwapen en deze munitie zijn onderzocht en het bleek te gaan om een gaspistool, zijnde een vuurwapen van categorie III van de Wet wapens en munitie, en zes knalpatronen, zijnde munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie. [6]
In de woning aan de [adres 2] troffen de politieagenten [benadeelde 1] , aan. Zij was zeer angstig, er zat tape om haar nek dat waarschijnlijk eerst over haar mond had gezeten en haar benen en polsen waren vastgebonden met tiewraps en tape. De tiewraps zaten zeer strak en drukten diep in haar huid. Ook had zij schaafplekken op haar knieën. [7]
In de buurt van het landgoed waarop de woning staat, is een donkerblauwe Audi A6 aangetroffen. De auto (met het originele kenteken [kenteken] ) was tussen 9 en 10 augustus 2015 in Leiden weggenomen bij een woninginbraak. [8]
De verklaringen van de aangevers
[benadeelde 2] heeft bij de politie verklaard dat hij op 24 augustus 2015 omstreeks 7:45 uur aankwam bij de woning aan de [adres 2] . Hij werkt daar als tuinman/ klusjesman voor de [benadeelde 1] . Toen hij met zijn motor het terrein op was gereden, zag hij drie in het zwart geklede mannen in de tuinset zitten. Ze droegen allen een bivakmuts. De mannen kwamen op hem afrennen en dwongen hem onder bedreiging van een vuurwapen mee te lopen naar de garage. Eén van hen had dit vuurwapen in zijn hand. In de garage hebben ze hem gefouilleerd en is zijn telefoon uit zijn tas gepakt. De drie mannen stelden hem verschillende vragen over de bewoners van de woning en hun bezittingen. In de garage moest hij op een bankje gaan zitten. Zijn polsen en benen werden met tiewraps vastgebonden en hij kreeg tape om zijn vingers en op zijn mond. Ook gooide één man benzine om hem heen, waardoor Lindhout in een plasje benzine kwam te zitten. Daarnaast werden er een lege tas over zijn hoofd en gehoorbescherming over zijn oren gedaan. Het vuurwapen werd een aantal keer op zijn hoofd gezet. Op een gegeven moment hoorde hij zeggen dat ‘hij weg was’. De daders zijn toen weggegaan, waarbij ze [benadeelde 2] vastgebonden achterlieten en de garagedeur op slot deden. Hij hoorde plotseling een gil en herkende de stem van [benadeelde 1] Hij zag toen op zijn horloge dat het zes minuten voor 10 uur was. Hij heeft zich gedeeltelijk los kunnen maken en de deur kunnen openen. Toen is hij weggerend en heeft hij de politie laten waarschuwen. Zijn Nokia telefoon is door de daders meegenomen en hij miste twee sleutelbossen en een motorsleutel. [9]
[benadeelde 1] heeft verklaard dat zij op 24 augustus 2015 in haar woning was en dat haar man haar om ongeveer 9:30 uur gedag kwam zeggen. Daarna liep zij de kleedkamer in en zag zij een in het zwart geklede man met handschoenen en een bivakmuts op in de gang staan. Toen zij terugliep naar de slaapkamer, zag zij nog een man. Toen deze man haar had gezien en naar de andere man schreeuwde, kwam er nog een derde man bij. Zij rende nog wel naar de bijkeuken om door de openstaande buitendeur naar buiten te rennen, maar de mannen hebben haar daar alsnog overmeesterd. Er werd door hen een vuurwapen op haar gericht en tegen haar hoofd geplaatst. Er werd onder andere tegen haar gezegd dat als ze niet zou doen wat ze zeiden, ze haar dood zouden schieten. Ze had gezegd dat de mannen de autosleutels en de auto’s mee konden nemen, maar ze zeiden dat ze geld en goud wilden. De mannen draaiden alle drie tape over haar hoofd en mond en bonden haar knieën, enkels en handen vast met tape en tiewraps. Vervolgens vroegen ze om de kluizen en sleepten haar door de woning naar de locaties van de kluizen. Het vuurwapen werd nog steeds op haar gericht en er werd gezegd ‘tik de code in, anders schieten wij je dood’. Zij heeft met haar knokkels de codes van de kluizen ingetikt, waarop de verdachten de sieraden uit de kluizen hebben gehaald. De Boer heeft hun ook nog aangewezen waar geld lag, wat de daders vervolgens ook meenamen. Vervolgens liepen de mannen weg en werd het stil. Toen hoorde ze een helikopter. [10]
De verklaringen van de verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]
De [medeverdachte 1] (verder te noemen: [medeverdachte 1] ) en de [medeverdachte 2] (verder te noemen: [medeverdachte 2] ) hebben bij de politie hun betrokkenheid bij de overval bekend. Ze hebben verklaard dat zij samen met de verdachte hadden afgesproken om ‘geld te verdienen’ en naar een woning toe te gaan. Ze zijn in de donkerblauwe Audi A6, die in de buurt van de [adres 2] was aangetroffen, naar Voorschoten gereden en hebben vroeg in de ochtend van 24 augustus 2015 het landgoed rondom de woning aan de [adres 2] betreden. [medeverdachte 2] had bivakmutsen en handschoenen meegenomen, welke zij daar allemaal hebben opgezet en aangetrokken. Toen [benadeelde 2] arriveerde, hebben zij hem met zijn drieën overmeesterd. Zowel [medeverdachte 1] als [medeverdachte 2] heeft verklaard dat er ook een vuurwapen mee was dat één van hen drieën in de hand had toen ze [benadeelde 2] tegemoet renden. Vervolgens hebben zij [benadeelde 2] in de garage met tape en tiewraps aan zijn handen en benen vastgebonden. Zij hebben hem alle drie vragen gesteld met betrekking tot de woning, de bewoners en de kluizen in de woning. Hierbij hebben zij eveneens alle drie afwisselend buiten op de uitkijk gestaan. [medeverdachte 2] heeft op enig moment benzine gegoten over de bank waarop [benadeelde 2] zat en een aansteker gepakt. Toen de mannelijke bewoner van de woning weg was gegaan, hebben zij de tuinman vastgebonden achtergelaten, de deur van de garage op slot gedaan en zijn zij met zijn drieën de woning ingegaan met de sleutels die zij van de tuinman hadden afgenomen.
In de woning zagen zij vrij snel de vrouwelijke bewoonster. Zij hebben haar met zijn drieën overmeesterd. Ook in de woning had één van de verdachten een vuurwapen in zijn hand. De vrouw werd eveneens met tape en tiewraps vastgebonden. Daarbij heeft de vrouw op enig moment gegild waarna [medeverdachte 2] de woning kort heeft verlaten om te controleren of [benadeelde 2] nog in de garage zat. De vrouw werd door de verdachten gedwongen aan te geven waar de kluizen waren en deze kluizen te openen. Hierbij hebben de verdachten haar door de woning gesleept om de kluizen aan te wijzen. Ook heeft zij hen moeten aangeven waar in de woning geld lag. Toen de verdachten de sieraden, geld en andere goederen in hun tassen hadden gedaan, hoorden zij buiten sirenes. Hierop hebben zij snel de woning verlaten. Even later zijn zij aangehouden. Ten aanzien van de rolverdeling hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verklaard dat zij alle drie min of meer gelijkwaardige rollen hadden. De buit zou tussen hen worden verdeeld. [11]
De verklaringen van de verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting van 21 april 2016 over zijn betrokkenheid bij de overval verklaard. Hij heeft verklaard dat hij op 23 augustus 2015 met de medeverdachten heeft afgesproken dat ze de volgende ochtend vroeg naar een grote woning in Voorschoten zouden gaan en dat ze daarvoor zwarte kleding zouden aantrekken. Die avond heeft hij in zijn laptop gezocht op het adres [adres 2] in Voorschoten. Op 24 augustus 2015 heeft hij de medeverdachten ontmoet op een vooraf afgesproken plek in Leiden, waarna hij met deze medeverdachten in de door één van hen meegebrachte Audi A6 is gestapt. Op het moment dat de verdachte in deze auto stapte, had hij het voorgevoel dat deze auto gestolen kon zijn. De verdachte en zijn mededaders zijn met elkaar naar de [adres 2] in Voorschoten gereden. Voordat zij het terrein van de woning op [adres 2] opliepen, heeft de verdachte, net als zijn medeverdachten, een bivakmuts opgezet en handschoenen aangetrokken. Toen de man op de motor arriveerde, is de verdachte samen met de twee medeverdachten op hem afgerend. Op dat moment zag hij dat één van de medeverdachten een vuurwapen in zijn hand had. Daarna is de rugzak van deze man afgepakt en ook door de verdachte bekeken. De man is meegenomen naar het schuurtje (de rechtbank begrijpt: de garage). De verdachte heeft daar gezien dat de man was vastgebonden. De verdachte heeft in de garage gezocht naar handschoenen en heeft de bij die gelegenheid gevonden tiewraps aan een medeverdachte gegeven.
Toen na verloop van tijd bleek dat een bewoner van de woning weg was gegaan, zijn de medeverdachten en op enig moment ook de verdachte de woning binnen gegaan. Daarna hebben de verdachte en zijn medeverdachten de woning verlaten met tassen. [12]
De verdachte heeft verklaard dat zijn rol er vooral in heeft bestaan dat hij op de uitkijk stond. Ten aanzien van het eerste deel (de garage) heeft hij verklaard dat hij wel een paar keer in de garage is geweest, maar voornamelijk buiten stond. Ten aanzien van het tweede deel (de woning) heeft hij verklaard dat hij alleen de woning binnen is gegaan op het moment dat hij een helikopter hoorde om de medeverdachten te waarschuwen. Tot dat moment heeft hij buiten bij een grote bloempot tussen de woning en de garage op de uitkijk gestaan. Hij heeft niet gezien dat [benadeelde 2] de garage uit vluchtte.
Het aandeel van de verdachte
De rechtbank heeft in het dossier geen enkele bevestiging aangetroffen voor de verklaring van de verdachte dat hij vooral of slechts op de uitkijk zou hebben gestaan. [benadeelde 2] heeft namelijk verklaard dat hij door alle drie mannen de garage is binnengebracht en door allen is bedreigd, vastgebonden en ondervraagd waarbij ze elkaar afwisselden om te kijken of er al beweging zichtbaar was in het huis. Ook [benadeelde 1] heeft verklaard dat zij door drie mannen is overmeesterd in haar woning waarna ze aan armen en benen is vastgebonden en in bijzijn van deze drie mannen en onder bedreiging van een vuurwapen de kluizen moest openen. De medeverdachten hebben eveneens verklaard dat ze alle drie met [benadeelde 2] in de garage zijn geweest en dat ze om beurten buiten op de uitkijk hebben gestaan waarna ze vervolgens met zijn drieën de woning zijn binnengegaan, [benadeelde 1] hebben overmeesterd en vastgebonden en de woning hebben doorzocht. Ook hebben deze medeverdachten niet verklaard dat zij de verdachte hebben horen roepen dat ze weg moesten gaan.
Daarnaast is het op zijn minst genomen opmerkelijk dat de verdachte, die heeft verklaard op de uitkijk te hebben gestaan in de nabijheid van de woning en de garage met zicht op de toegangsdeur van de garage, het gillen van [benadeelde 1] vanuit de woning niet heeft gehoord, terwijl [benadeelde 2] in de garage dit gillen wel heeft gehoord, [medeverdachte 2] niet naar de garage heeft zien gaan om te controleren of [benadeelde 2] daar nog zat, en uiteindelijk ook [benadeelde 2] niet de garage heeft zien verlaten.
Ten slotte heeft de verdachte ter terechtzitting van 21 april 2016 verklaard dat hij zijn verklaring bij de politie dat er een eveneens in het zwart geklede “vierde man” uit de woning liep toen hij zijn mededaders had geroepen, verzonnen had.
De rechtbank gaat er op grond van de bewijsmiddelen en in het licht van voornoemde overwegingen van uit dat de verdachte afwisselend met de medeverdachten in de garage bij [benadeelde 2] is geweest en vervolgens de woning van [benadeelde 1] is binnengegaan, haar daar met de medeverdachten heeft overmeesterd en heeft vastgebonden en haar onder bedreiging van een vuurwapen heeft gedwongen om de kluizen te openen. Wel wil de rechtbank aannemen dat de verdachte, gelet op hetgeen [benadeelde 2] over de derde man heeft verklaard, in de garage wat meer op de achtergrond is gebleven. Voor de beoordeling van de tenlastelegging heeft dit echter geen gevolgen.
Medeplegen
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af. De verdachte en zijn medeverdachten hebben elkaar voor de overval volgens afspraak ontmoet en zijn samen naar Voorschoten gegaan om een strafbaar feit te plegen. De verdachte had net als de medeverdachten handschoenen aan en een bivakmuts op en hij was erbij toen [benadeelde 2] en [benadeelde 1] werden overmeesterd en vastgebonden met tape en tiewraps, waarbij de verdachte in elk geval de tiewraps voor [benadeelde 2] heeft aangereikt. Er is ook benzine in de buurt van [benadeelde 2] gegoten, hetgeen door [benadeelde 2] als zeer bedreigend is ervaren. Ook was de verdachte aanwezig toen [benadeelde 2] werd gefouilleerd, waarbij de verdachte zelf in diens tas heeft gekeken, de woning werd doorzocht en [benadeelde 1] werd opgedragen een of meer van de kluizen te openen. De verdachte zou uiteindelijk delen in de buit. Bovendien heeft hij de woning verlaten in de wetenschap dat [benadeelde 1] vastgetapet en vastgebonden was en in de veronderstelling dat dat ook bij [benadeelde 2] nog het geval was. Tijdens de overval was bij de verdachten voortdurend een vuurwapen aanwezig, hetgeen voor de verdachte duidelijk was. Op grond van deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het aandeel van de verdachte in de overval van zodanig gewicht is geweest dat er ten aanzien van deze feiten sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking in de zin van medeplegen.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de aan de verdachte ten laste gelegde diefstal met (bedreiging met) geweld in vereniging (feit 1) wettig en overtuigend kan worden bewezen, evenals het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving (feit 2) en het medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie (feit 4).
Heling Audi
Ten aanzien van de gestolen Audi A6, waarmee de verdachten in de ochtend van 24 augustus 2015 van Leiden naar Voorschoten zijn gereden, is de rechtbank van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van de verdachte ter terechtzitting dat hij bij het instappen in de auto het voorgevoel had dat de auto gestolen kon zijn, kan worden bewezen dat de verdachte zich op deze datum schuldig heeft gemaakt aan heling van deze auto in de vorm van schuldheling.
Dat de verdachte slechts als bijrijder in de auto zou hebben gezeten, geen rijbewijs had en de auto niet “geregeld” had, doet hieraan niets af.
3.2
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde feit ((poging zware) mishandeling)
3.2.1
Inleiding
De verdachte wordt verweten dat hij op 15 juni 2015 te Leiden [benadeelde 3] geprobeerd heeft zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (feit 5 primair) dan wel haar heeft mishandeld (feit 5 subsidiair) door haar een vuistslag in het gezicht te geven.
De verdachte heeft ter terechtzitting van 21 april 2016 verklaard dat hij [benadeelde 3] met de platte hand in het gezicht heeft geslagen maar niet met de vuist.
3.2.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het slaan van het slachtoffer door de verdachte een mishandeling oplevert en heeft daarom gevorderd dat de rechtbank de verdachte zal vrijspreken van het primair tenlastegelegde en het subsidiair tenlastegelegde bewezen zal verklaren.
3.2.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor het primair ten laste gelegde feit en zich voor wat betreft het subsidiair ten laste gelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.2.4
De beoordeling van de tenlastelegging. [13]
Aangeefster [benadeelde 3] heeft verklaard dat zij op 15 juni 2015 in Leiden ruzie kreeg met een aantal jongens, onder wie de verdachte, en dat de verdachte op enig moment met gebalde vuist naar haar uithaalde en dat zij een enorme klap recht op haar neus voelde, waarna het zwart werd voor haar ogen, zij duizelig werd en er bloed uit haar neus liep. [14] Uit de medische verklaring met betrekking tot de aangeefster blijkt dat er sprake was van een zwelling en een (minimaal) huiddefect aan de basis van de neus en dat er een klinische verdenking op een gebroken neus was. [15]
De [getuige 1] heeft eveneens verklaard dat de verdachte met een gebalde vuist midden in het gezicht van aangeefster sloeg. [16]
Op grond van de verklaringen van de aangeefster en de [getuige 1] en gelet op de aard en ernst van het (vermoedelijke) letsel, stelt de rechtbank vast dat de verdachte de aangeefster een vuistslag in het gezicht heeft gegeven, en niet, zoals de verdachte heeft verklaard, ‘slechts’ een klap met de platte hand.
De rechtbank is van oordeel dat een vuistslag in het gezicht op zichzelf nog geen poging tot zware mishandeling oplevert. De rechtbank acht derhalve met de officier van justitie de aan de verdachte subsidiair ten laste gelegde mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
3.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht ten aanzien van de verdachte wettig en overtuigend bewezen dat
1.
hij op 24 augustus 2015 te Voorschoten tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningin
en bijeen woning, gelegen aan [adres 2] ,
heeft weggenomen
- sieraden en geld en andere goederen, toebehorende aan [benadeelde 1] en
- een telefoon (Nokia) en sleutelbossen en een motorsleutel, toebehorende aan [benadeelde 2] ,
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het
- tonen van een vuurwapen aan [benadeelde 2] en
- fouilleren van [benadeelde 2] en
- op dreigende/dwingende toon tegen [benadeelde 2] zeggen dat hij mee moest komen en dat hij informatie over de bewoners van die woning en de bezittingen van die bewoners moest geven en
- met
tiewrapsvastbinden van de polsen en de benen van [benadeelde 2] en het plaatsen van tape op de mond en handen van [benadeelde 2] en
- in de nabijheid van [benadeelde 2] gooien van benzine
en
- met bedekte gezichten betreden van genoemde woning en
- plaatsen van een vuurwapen op het hoofd van [benadeelde 1] en het richten van een vuurwapen in de richting van [benadeelde 1] en
- ( al dan niet met een vuurwapen voorwerp op het hoofd van [benadeelde 1] ) op dreigende toon tegen [benadeelde 1] zeggen: "Tik de code (van de kluis) in, anders schieten wij je dood" en "Als u niet doet wat wij zeggen, dan schieten wij" en "Wij willen goud en geld", althans woorden van gelijke dreigende/dwingende aard en/of strekking en
- vastpakken van [benadeelde 1] en het meesleuren van [benadeelde 1] en
- plaatsen van tape op de mond van [benadeelde 1] en het met tape en
tiewrapsvastbinden van de enkels en knieën en handen van [benadeelde 1] ;
2.
hij op 24 augustus 2015 te Voorschoten in
en bijeen woning, gelegen aan [adres 2] tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [benadeelde 2] en [benadeelde 1] wederrechtelijk (
met betrekking tot [benadeelde 2] :enige uren) van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben verdachte en zijn mededaders
- [benadeelde 2] en [benadeelde 1] een vuurwapen getoond en op het hoofd gezet en
- [benadeelde 2] en [benadeelde 1] aan handen en benen getapet en met
tiewrapsvastgebonden;
3.
hij
op24 augustus 2015 te Voorschoten en Leiden tezamen en in vereniging met anderen een auto (Audi A6, [kenteken] ) voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen van die auto redelijkerwijs hadden moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4.
hij op 24 augustus 2015 te Voorschoten tezamen en in vereniging met anderen een wapen van categorie III, te weten een gaspistool (Reck, Miami 92 F, 9mm), en munitie van categorie III, te weten 6 knalpatronen (RWS en GFL), voorhanden heeft gehad;
5 ( subsidiair).
hij op 15 juni 2015 te Leiden [benadeelde 3] heeft mishandeld door met kracht een vuistslag tegen de neus van [benadeelde 3]
te geven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangegeven te hebben overwogen om toepassing van het volwassenenstrafrecht te vorderen, maar te hebben besloten dit toch niet te doen.
Zij heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 24 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht (afdeling Jong Volwassenen, hierna te noemen JoVo), een meldplicht, meewerken aan huisbezoeken en het hebben van een zinvolle dagbesteding.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit geen volwassenenstrafrecht toe te passen en aan de verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie van tien maanden op te leggen en daarnaast een voorwaardelijke jeugddetentie met toezicht en begeleiding van de reclassering. De raadsman heeft daarbij aangevoerd dat een woningoverval - in tegenstelling tot bijvoorbeeld een levensdelict - geen maximale jeugddetentie rechtvaardigt.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder zij zijn gepleegd en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met twee anderen schuldig gemaakt aan een gewapende woningoverval. De verdachte en zijn mededaders zijn vroeg in de ochtend het terrein van de te overvallen woning opgegaan . Toen twee uur later de tuinman het terrein opreed, is hij door de verdachte en zijn mededaders met een vuurwapen bedreigd, meegenomen de garage in en daar met tape en tiewraps vastgebonden. Om de tuinman heen heeft een mededader benzine uitgegoten. In die situatie hebben de verdachte en zijn mededaders hem achtergelaten, waarbij zij de deur van de garage op slot hebben gedaan. Daarop zijn de verdachten de woning binnengegaan en hebben daar de vrouwelijke bewoonster overmeesterd. Ook haar werd een vuurwapen tegen het hoofd gezet, ze werd bedreigd en met tape en tiewraps stevig vastgebonden. De verdachten hebben vervolgens de woning doorzocht en hebben dit slachtoffer gedwongen de kluizen in de woning aan te wijzen en te openen. Zij is daarbij een paar maal over de grond van de woning gesleept. Ook zij werd vastgebonden achtergelaten. De verdachte en zijn mededaders zijn er met een geldbedrag en sieraden vandoor gegaan.
De verdachte heeft door aan deze overval deel te nemen een zeer ernstige inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid dat mensen in hun eigen woning en in hun eigen omgeving zouden moeten kunnen hebben.
De rechtbank gaat ervan uit dat beide slachtoffers in doodsangst hebben verkeerd. Dat de overval voor hen traumatische ervaringen heeft teweeggebracht volgt uit de toelichting op hun vorderingen tot schadevergoeding en uit de namens hen ter terechtzitting afgelegde slachtofferverklaringen. De rechtbank neemt het de verdachte zeer kwalijk dat hij, alleen met het oog op eigen gewin, deze overval heeft gepleegd en daarbij volledig is voorbijgegaan aan wat de zeer bedreigende handelingen bij de overval voor de slachtoffers zouden kunnen betekenen. De verdachte heeft aangegeven dat hij wel op enig moment heeft gezien dat de tuinman vastgebonden was en bang was, maar dat heeft hem er niet van weerhouden om door te gaan met de overval. De verdachte koos ervoor om loyaal te blijven aan zijn mededaders De traumatische ervaringen die de overval bij de slachtoffers teweeg heeft gebracht alsmede de enorme impact die deze op hen heeft gehad en nog steeds heeft, komen mede voor rekening van de verdachte. Daarbij oordeelt de rechtbank het als zorgelijk dat de verdachte in tegenstelling tot zijn mededaders niet geheel en slechts mondjesmaat openheid van zaken heeft gegeven en zijn aandeel tegen beter weten in als veel kleiner heeft voorgesteld dan in werkelijkheid het geval is geweest.
Als onderdeel van dit feitencomplex heeft de verdachte zich mede schuldig gemaakt aan schuldheling van een auto. Door heling wordt een afzetmarkt voor gestolen goederen in stand gehouden.
Twee maanden voorafgaand hieraan heeft de verdachte zich tevens schuldig gemaakt aan de mishandeling van een jonge vrouw door haar met de vuist op haar neus te slaan. Ook dit is een feit waarvan het slachtoffer nog lange tijd psychisch en fysiek last kan hebben. De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij geen rekening heeft gehouden met de gevolgen van zijn handelen voor dit slachtoffer.
Documentatie
Uit een uittreksel Justitiële Documentatie van 26 augustus 2015 blijkt dat de verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen ter zake van soortgelijke strafbare feiten.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft met betrekking tot de persoon van de verdachte kennis genomen van het psychologisch onderzoek van 25 november 2015 door drs. [naam] , GZ-psycholoog, het psychiatrisch onderzoek van 27 november 2015 door drs. [naam] , kinder- en jeugdpsychiater, en het klinisch multidisciplinair onderzoek observatieafdeling Forensisch Consortium Adolescenten (verder te noemen: ForCA) van 4 april 2016.
Uit deze rapportages blijkt dat de verdachte niet heeft willen meewerken aan de onderzoeken naar zijn persoon. Uit het rapport van [naam] volgt dat het door de weigering van de verdachte om mee te werken aan het onderzoek niet mogelijk is om tot eenduidige psychiatrisch-diagnostische conclusies te komen, noch om een relatie te leggen tussen een eventuele stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling en het tenlastegelegde, noch om tot een advies over de mate van toerekeningsvatbaarheid te komen. Het recidiverisico kan niet worden ingeschat en ook niet de noodzaak van en inhoud van behandeling in verband met dit risico.
Uit het rapport van [naam] volgt dat door gebrek aan informatie geen diagnostische uitspraken kunnen worden gedaan, maar dat op grond van wel beschikbare informatie het vermoeden van een mate van scheefgroei zou kunnen bestaan die, onbehandeld, tot verdere teloorgang kan leiden. Het advies is de verdachte voor nader onderzoek te plaatsen bij ForCA.
Volgens de deskundigen van ForCA kan door de weigering van de verdachte om mee te werken aan psychologisch, psychiatrisch en milieuonderzoek niet tot een onderbouwde diagnose worden gekomen. Op grond van summiere onderzoekscontacten kan ernstige psychopathologie wel, maar milde, vooral internaliserende psychopathologie niet geheel worden uitgesloten. De overige vragen, zoals naar de mate van toerekeningsvatbaarheid en het recidiverisico, kunnen niet worden beantwoord.
De Raad voor de Kinderbescherming adviseert in het rapport d.d. 14 april 2016 aan de verdachte op te leggen een deels onvoorwaardelijke jeugddetentie (en de inzet van het Scholings- en Trainingsprogramma) en een deels voorwaardelijke jeugddetentie met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij Reclassering Nederland, afdeling JoVo en het volgen van onderwijs dan wel het hebben van een zinvolle dagbesteding (werk).
Ter terechtzitting heeft [naam] , beëdigd en gehoord als deskundige namens de Raad voor de Kinderbescherming, aangegeven dat wegens het ontbreken van aanwijzingen voor toepassing van het volwassenenstrafrecht volgens de Raad het uitgangspunt toepassing van het jeugdstrafrecht moet zijn.
Toepasselijk recht
De rechtbank heeft overwogen of toepassing van het volwassenenstrafrecht op zijn plaats is. Hoewel de ernst van de feiten dit zou kunnen rechtvaardigen, zal de rechtbank hier evenwel niet toe besluiten. Door de summiere informatie over de persoon van de verdachte is immers onduidelijk of hierin (ook) aanleiding moet worden gevonden voor toepassing van het volwassenenstrafrecht en of dit passend is bij de persoon van de verdachte. De rechtbank zal dan ook het uitgangspunt volgen dat minderjarigen in principe worden berecht met toepassing van het jeugdstrafrecht.
Straf
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van met name de woningoverval en het aandeel van de verdachte daarin, niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie van maximale duur. Een deel van deze vrijheidsbenemende straf zal de rechtbank voorwaardelijk opleggen met hierna te noemen algemene en bijzondere voorwaarden die de verdachte er in de toekomst van dienen te weerhouden zich wederom schuldig te maken aan strafbare feiten. Nu de verdachte nauwelijks inzicht heeft gegeven in zijn persoonlijke omstandigheden, kan de rechtbank daarmee ook geen rekening houden bij het bepalen van de strafmaat.
De rechtbank zal de geadviseerde bijzondere voorwaarde dat de verdachte onderwijs zal gaan volgen dan wel een zinvolle dagbesteding (werk) zal hebben niet opleggen. Gelet op de leeftijd van de verdachte in combinatie met de tijd die hij nog in detentie zal doorbrengen, heeft het opleggen van de bijzondere voorwaarde dat de verdachte onderwijs volgt naar het oordeel van de rechtbank geen meerwaarde. De mogelijk op te leggen bijzondere voorwaarden zijn opgesomd in artikel 77z Wetboek van Strafrecht. Het hebben van een zinvolle dagbesteding (werk) is daar niet expliciet als afzonderlijke voorwaarde genoemd en zou slechts opgelegd kunnen worden als bijzondere voorwaarde het gedrag betreffend. Deze omschrijving is naar het oordeel van de rechtbank echter te onbestemd om als zodanig te kunnen gelden.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen / de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vorderingen
[benadeelde 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 26.508,60. De vordering strekt tot vergoeding van materiële schade (bestaande uit kosten van een mental coach en eigen risico in verband met EMDR), kosten voor rechtsbijstand (ook voor [benadeelde 2] ) en immateriële schade. Ter terechtzitting is namens de benadeelde partij bovendien aanspraak gemaakt op compensatie van de uren (à € 80,00 per uur) in verband met de onderhavige strafzaak, te weten een getuigenverhoor bij de rechter-commissaris en het bijwonen van de zitting.
[benadeelde 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 10.160,00. De vordering strekt tot vergoeding van materiële schade (bestaande uit kosten van twee oordoppen) en immateriële schade. Ter terechtzitting is namens de benadeelde partij bovendien aanspraak gemaakt op compensatie van de uren (à € 80,00 per uur) in verband met de onderhavige strafzaak, te weten een getuigenverhoor bij de rechter-commissaris en het bijwonen van de zitting.
[benadeelde 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2.165,00. De vordering strekt tot vergoeding van materiële schade (bestaande uit kosten van beschadigde jas, schoenen, broek, bril en telefoon, kosten eigen risico zorgverzekering en reiskosten).
7.2
De conclusie van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vorderingen van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Voor wat betreft de vordering van [benadeelde 3] heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot een door de rechtbank te schatten bedrag met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank voor wat betreft de vorderingen van [benadeelde 2] en [benadeelde 1] dient aan te sluiten bij de beslissingen voor wat betreft deze vorderingen in de vonnissen van de medeverdachten.
Voor wat betreft de vordering van [benadeelde 3] sluit de verdediging zich aan bij het voorstel van de officier van justitie.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Vordering [benadeelde 1]
Voor wat betreft de immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat de vordering in beginsel voldoende is onderbouwd. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten. Nu niet is vastgesteld dat er bij de benadeelde partij sprake is van onherstelbare PTSS, zal de rechtbank het gevorderde bedrag matigen en acht zij thans een bedrag van € 7.500,00 als vergoeding ter zake van immateriële schade naar billijkheid toewijsbaar.
Ten aanzien van de gevorderde compensatie van de uren in verband met de onderhavige strafzaak is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd dat sprake is van gederfde inkomsten, zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk is in de vordering.
Ten aanzien van de post ‘kosten rechtsbijstand’ overweegt de rechtbank dat de gevorderde kosten geen rechtstreekse schade vormen, zodat de rechtbank de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk zal verklaren in de vordering. Wel kunnen deze kosten worden aangemerkt als kosten die de benadeelde partij in verband met de vordering heeft gemaakt. Deze kosten kunnen in redelijkheid aan de hand van het ‘Liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven’ worden begroot op € 2.712,00, gebaseerd op zes punten in een zaak met een geldswaarde van € 10.000,00 tot € 20.000,00.
Nu de vordering voor het overige voldoende is onderbouwd door de benadeelde partij, door of namens de verdachte niet is betwist en uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten, zal de rechtbank de vordering toewijzen tot een bedrag van € 10.485,00. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte tevens worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op € 2.712,00, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, indien en voor zover een van de mededaders de benadeelde partij betaalt, in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting is bevrijd.
Vordering [benadeelde 2]
Voor wat betreft de immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat de vordering in beginsel voldoende is onderbouwd. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten van dagvaarding I. Nu niet is vastgesteld of er bij de benadeelde partij sprake is van een medische eindtoestand, zal de rechtbank het gevorderde bedrag matigen en acht zij thans een bedrag van € 7.500,00 als vergoeding ter zake van immateriële schade naar billijkheid toewijsbaar.
Ten aanzien van de gevorderde compensatie van de uren in verband met de onderhavige strafzaak is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd dat sprake is van gederfde inkomsten, zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk is in de vordering.
Nu de vordering voor het overige voldoende is onderbouwd door de benadeelde partij, door of namens de verdachte niet is betwist en uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten zal de rechtbank de vordering toewijzen tot een bedrag van € 7.660,00. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte tevens worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, indien en voor zover een van de mededaders de benadeelde partij betaalt, in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting is bevrijd.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte voor de onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbare feiten zal worden veroordeeld en hij jegens [benadeelde 1] en [benadeelde 2] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door deze feiten zijn toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat
- van een bedrag van € 10.485,00, ten behoeve van [benadeelde 1] ;
- van een bedrag van € 7.660,00, ten behoeve van [benadeelde 2] .
Vordering [benadeelde 3]
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Voorop staat dat de vordering niet door de benadeelde partij is ondertekend. Voorts overweegt de rechtbank dat een deel van de vordering niet is onderbouwd. Voor zover de vordering wel met aankoopbonnen is onderbouwd, is niet komen vast te staan dat deze schade rechtstreeks is toegebracht door het onder 5 subsidiair bewezenverklaarde feit, nu van deze schade in de aangifte geen melding wordt gemaakt en ook overigens niet is gebleken van beschadigde goederen. Naar het oordeel van de rechtbank wordt het strafgeding onevenredig belast als de benadeelde partij alsnog in de gelegenheid wordt gesteld de vordering nader te onderbouwen. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 36 f, 47, 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 282, 300, 312 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 5 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de hem bij dagvaarding onder 1, 2, 3, 4 en 5 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
medeplegen van schuldheling;
ten aanzien van feit 4:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
ten aanzien van feit 5, subsidiair:
mishandeling;
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
JEUGDDETENTIE voor de duur van 24 (zegge: vierentwintig) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
3 (zegge: drie) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op
2 (zegge: twee) jarenonder de
algemenevoorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich voor het einde van die proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de
bijzonderevoorwaarde dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de reclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij Reclassering Nederland (afdeling JoVo);
geeft opdracht aan Reclassering Nederland (afdeling JoVo) om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
wijst de vordering tot schadevergoeding van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan:
- [benadeelde 1] : een bedrag van € 10.485,00;
- [benadeelde 2] : een bedrag van € 7.660,00;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, ten aanzien van [benadeelde 1] tot op heden begroot op € 2.712,00 en ten aanzien van de [benadeelde 2] tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de [benadeelde 1] en [benadeelde 2] voor het overige niet ontvankelijk zijn in de vordering;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van:
- € 10.485,00, ten behoeve van [benadeelde 1] ;
- € 7.660,00, ten behoeve van [benadeelde 2] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van de verschuldigde bedragen volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van respectievelijk 17 en 13 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen door de verdachte en/of een van zijn mededaders aan de benadeelde partijen de betalingsverplichtingen aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen aan de Staat de betalingsverplichtingen door de verdachte en/of zijn mededaders aan de benadeelde partijen in zoverre doet vervallen;
bepaalt dat [benadeelde 3] niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.E.M.G. van Wezel, kinderrechter, voorzitter,
mr. M.L. Ruiter, rechter,
en mr. E.C. Kole, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. D.V. Verbree, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 mei 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2015251725 (onderzoek DH6R015054 [naam] ’), van de politie eenheid Den Haag, Dienst Regionale Recherche/ Overvallenteam [naam] , met bijlagen.
2.Bijlage 0/OPV/AH (Ambtshandelingen), proces-verbaal van bevindingen meldkamer, pag.1.
3.Bijlage 0/OPV/G (Getuigen), proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , p. 8; Bijlage 0/OPV/G (Getuigen), proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 22.
4.Bijlage 0/OPV/AH (Ambtshandelingen), proces-verbaal van bevindingen, p. 31; Bijlage 0/OPV/FO (Forensisch Dossier), proces-verbaal Sporenonderzoek, p. 174, met fotobijlagen, p. 175 t/m 204.
5.Bijlage 0/OPV/FO (Forensisch Dossier), proces-verbaal Sporenonderzoek, p. 135 t/m 138, met foto bijlage, p. 160.
6.Bijlage 0/OPV/FO (Forensisch Dossier), proces-verbaal onderzoek materiedeskundige wapens, munitie en explosieven, p. 244 t/m 246.
7.Bijlage 0/OPV/AH (Ambtshandelingen), proces-verbaal van bevindingen, p. 15 t/m 18, met fotobijlagen, p. 20 t/m 26.
8.Bijlage 0/OPV/AH (Ambtshandelingen), proces-verbaal van bevindingen, p. 78 en 79; Bijlage 0/OPV/A (Aangevers), proces-verbaal aangifte [naam] , p. 19 t/m 21, met bijlage, p. 22.
9.Bijlage 0/OPV/A (Aangevers), proces-verbaal verhoor aangever [benadeelde 2] , p. A/1 t/m A.5.
10.Bijlage 0/OPV/A (Aangevers), proces-verbaal aangifte [benadeelde 1] , p. A/7 t/m A/13.
11.Bijlage 0/OPV/V/AZZAO96 (Verdachte [medeverdachte 1] ), proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 29 t/m 43; Bijlage 0/OPV/V/AZZAO96 (Verdachte [medeverdachte 1] ), proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 54 t/m 67; Bijlage 0/OPV/V/OUAHA97 (Verdachte [medeverdachte 2] ), proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 20 t/m 33; Bijlage 0/OPV/V/OUAHA97 (Verdachte [medeverdachte 2] ), proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 40 t/m 52;
12.Eigen verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 21 april 2016
13.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL 1500-2015179156 van de politie eenheid Den Haag, Flexteam Leiden – Bollenstreek, doorgenummerd p. 1 tot en met 51.
14.Proces verbaal van aangifte, p. 4-6.
15.Een geschrift, te weten een brief d.d. 22 juni 2015 van het Leids Universitair Medisch Centrum afdeling Spoedeisende Hulp van drs. [naam] , arts assistent SEH, p. 28-29.
16.Proces verbaal van verhoor getuige, p. 12-13.