ECLI:NL:RBDHA:2016:6632

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juni 2016
Publicatiedatum
14 juni 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 8962
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving van de Drank- en Horecawet en de rol van de burgemeester in het handhavingsbeleid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 14 juni 2016, met zaaknummer AWB - 15 _ 8962, staat de handhaving van de Drank- en Horecawet centraal. Eiseres, een brancheorganisatie voor zelfstandige slijters, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de burgemeester van Noordwijk om niet handhavend op te treden tegen [B.V. X], die via een internetsite gelegenheid biedt tot het doen van bestellingen voor sterke drank door particulieren. De rechtbank oordeelt dat de burgemeester ten onrechte heeft overwogen dat er geen sprake is van overtreding van artikel 19 van de Drank- en Horecawet. De rechtbank stelt vast dat [B.V. X] wel degelijk sterke drank op bestelling aflevert aan particulieren, wat in strijd is met de wet, aangezien [B.V. X] niet beschikt over een slijtersvergunning. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en verklaart het beroep gegrond, waarbij het verzoek om handhaving wordt ingewilligd. Tevens wordt de burgemeester veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op € 1.984,-- worden vastgesteld, en moet het griffierecht van € 331,-- worden vergoed. De uitspraak benadrukt het belang van handhaving van de Drank- en Horecawet en de verantwoordelijkheden van de burgemeester in dit proces.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 15/8962

uitspraak van de meervoudige kamer van 14 juni 2016 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.C.J. Houben)
en

de burgemeester van de gemeente Noordwijk, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Arends).

Procesverloop

Op 12 juni 2015 heeft het college van burgemeesters en wethouders van Noordwijk het verzoek van eiseres om jegens [B.V. X] handhavend op te treden wegens overtreding van artikel 19, eerste lid van de Drank- en Horecawet (DHw) afgewezen.
Bij brief van 1 juli 2015 heeft verweerder dit besluit bekrachtigd.
Bij besluit van 2 december 2015 (het bestreden besluit) heeft het hoofd van de afdeling Toezicht en Handhaving namens verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 maart 2016. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst. Partijen hebben nadere stukken ingediend. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten nadat partijen toestemming hebben verleend voor het achterwege laten van een nadere zitting.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres is de brancheorganisatie voor zelfstandige slijters in Nederland en heeft als doel het behartigen van de sociale en economische belangen van haar leden, voor zover betrekking hebbende op het slijtersbedrijf en het bestrijden van hetgeen deze belangen zouden kunnen schaden.
[B.V. X] is gevestigd aan de [adres] te [plaats] en exploiteert de internetsite [website] . Dit is een verkoopplatform waar [website] aan verkopers de mogelijkheid biedt hun whiskycollectie te verkopen. [B.V. X] beschikt niet over een slijtersvergunning.
2. Verweerder heeft eisers verzoek om handhavend op te treden afgewezen, omdat er geen sprake is van overtreding van artikel 19, van de DHw. [B.V. X] bemiddelt volgens verweerder slechts in de verkoop van whisky en levert niet af aan en laat ook niet afleveren aan huizen van particulieren.
3. Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte uitgaat van een cumulatieve opsomming in plaats van een alternatieve opsomming in artikel 19, eerste lid, van de DHw. Nu [B.V. X] gelegenheid biedt tot het doen van bestellingen van sterke drank is al sprake van een overtreding van dit artikel en moet verweerder handhavend optreden. Voorts stelt eiseres zich op het standpunt dat [B.V. X] sterke drank aflevert of doet afleveren aan huizen van particulieren.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
5. De rechtbank stelt ambtshalve vast dat het hoofd van de afdeling Toezicht en Handhaving gelet op het vigerende mandaatbesluit van 29 oktober 2013 niet bevoegd was het bestreden besluit te nemen namens verweerder. Nu de burgemeester van de gemeente Noordwijk bij brief van 24 mei 2016 heeft bevestigd dat hij op 12 november 2015 het bestreden besluit heeft bekrachtigd, is dit gebrek hiermee gerepareerd.
6. Het betoog dat de burgemeester het besluit niet tijdig heeft genomen slaagt niet nu verweerder voor het indienen van het beroep het bestreden besluit reeds had genomen. Het beroep dient dan ook, voor zover het is gericht tegen het niet tijdig nemen van het besluit, niet-ontvankelijk verklaard te worden wegens gebrek aan procesbelang.
7. Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de DHw is het verboden, anders dan in de rechtmatige uitoefening van het slijtersbedrijf of van het partijen-cateringbedrijf gelegenheid te bieden tot het doen van bestellingen voor sterke drank en sterke drank op bestelling af te leveren of te doen afleveren aan huizen van particulieren. Onder partijen-catering wordt verstaan het, gepaard gaande met dienstverlening bedrijfsmatig verstrekken van gerechten en dranken voor gebruik bij besloten partijen op een door een opdrachtgever te bepalen plaats, die slechts incidenteel beschikbaar is voor dergelijke partijen.
8. Verweerder heeft ter zitting erkend dat [B.V. X] door middel van [website] gelegenheid biedt tot het doen van bestellingen voor sterke drank door particulieren. Dit feit is tussen partijen dan ook niet meer in geschil.
8.1
De rechtbank ziet zich derhalve voor de vraag gesteld of verweerder terecht heeft overwogen dat [B.V. X] geen sterke drank op bestelling aflevert of doet afleveren aan huizen van particulieren.
8.2
Op de openbaar toegankelijke website van [website] staat vermeld dat alle op de site genoemde whiskyprijzen inclusief verzending binnen Nederland zijn en dat voor verzending naar het buitenland nader overeen te komen individuele tarieven gelden. Verder staat op de site vermeld dat tot de hoofdactiviteiten van [website] behoren “het zijn van een whisky-verkoop-platform, de verkoop van exclusieve whisky en het doen van leveringen wereldwijd”.
8.3
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit hetgeen op de website van [website] wordt vermeld over de tarieven van verzending en de hoofdactiviteiten dat, anders dan verweerder stelt, [B.V. X] door middel van [website] sterke drank op bestelling aflevert of doet afleveren aan huizen van particulieren en dit zelfs als één van haar hoofdactiviteiten beschouwt.
Aangezien [B.V. X] door middel van [website] gelegenheid biedt voor het doen van bestellingen voor sterke drank en sterke drank aflevert of doet afleveren aan huizen van particulieren en niet in het bezit is van een slijtersvergunning handelt zij in strijd met artikel 19, eerste lid van de DHw.
8.4
Nu de rechtbank reeds hierom van oordeel is dat [B.V. X] in strijd handelt met artikel 19, eerste lid van de DHw, behoeft de beroepsgrond over de cumulatieve dan wel alternatieve uitleg van artikel 19, eerste lid van de DHw geen nadere bespreking.
9 Het voorgaande leidt tot het oordeel dat verweerder het verzoek om handhaving ten onrechte heeft afgewezen. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift moet het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dat niet te doen. Nu van bijzondere omstandigheden in het onderhavige geval niet is gebleken, zal de rechtbank zelf in de zaak voorzien en het primaire besluit herroepen. De rechtbank bepaalt dat verweerder het verzoek van eiseres om handhavend op te treden inwilligt.
10 De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.984,-- , (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen bij de hoorzitting en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 496,-- en een wegingsfactor 1).
11 Verweerder dient tevens aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 331,-- te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep voor zover dit betrekking heeft op het niet tijdig nemen van een besluit, niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep voor het overige gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit op bezwaar van 2 december 2015;
  • verklaart het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 12 juni 2015 gegrond;
  • herroept het primaire besluit van 12 juni 2015;
- bepaalt dat verweerder het verzoek om handhaving inwilligt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.984,--;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 331,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Soffers, voorzitter, en mr. drs. J.J.P. Bosman en mr. N.I.S. Wallet, leden, in aanwezigheid van mr. B.M. van der Meide, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2016.
zitter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.