ECLI:NL:RBDHA:2016:6509

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juni 2016
Publicatiedatum
10 juni 2016
Zaaknummer
NL16.1260
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Sleeswijk Visser-de Boer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen terugkeerbesluit en maatregel van bewaring van een Oekraïense vreemdeling

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 13 juni 2016 uitspraak gedaan in een beroep van een Oekraïense vreemdeling tegen een terugkeerbesluit en een maatregel van bewaring. Eiser, geboren in 1981, heeft op 28 mei 2016 een terugkeerbesluit en een maatregel van bewaring opgelegd gekregen van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiser heeft op 30 mei 2016 beroep ingesteld tegen deze besluiten, waarbij hij tevens schadevergoeding heeft gevraagd. De openbare behandeling vond plaats op 6 juni 2016, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.

Eiser betoogde dat het gehoor in het kader van het terugkeerbesluit niet met voldoende waarborgen was omkleed, omdat hij niet expliciet was gewezen op zijn recht op bijstand van een advocaat. De rechtbank overwoog dat het terugkeerbesluit van 28 mei 2016 niet-ontvankelijk was, omdat eiser niet had aangetoond dat hij aan de terugkeerverplichting had voldaan. De rechtbank oordeelde dat het besluit van verweerder om eiser in bewaring te stellen, gerechtvaardigd was op basis van de risico's dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken en de uitzettingsprocedure zou beletten.

De rechtbank verklaarde het beroep tegen het terugkeerbesluit niet-ontvankelijk en het beroep tegen de maatregel van bewaring ongegrond. Eiser had geen recht op schadevergoeding en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL 16.1260 en AWB 16/11905

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 juni 2016 in de zaken tussen

[eiser] (alias [alias eiser]), V-nummer [v-nummer], eiser

(gemachtigde: mr. J. Ruijs),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. A.J. Hakvoort).

Procesverloop

Eiser heeft gesteld te zijn geboren op [geboortedatum] 1981 en de Oekraïense nationaliteit te hebben.
Verweerder heeft op 28 mei 2016 aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd.
Verweerder heeft op 28 mei 2016 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft op 30 mei 2016 tegen beide besluiten beroep ingesteld bij deze rechtbank. Het beroep ten aanzien van de maatregel van bewaring strekt tevens tot toekenning van schadevergoeding.
De openbare behandeling van de beroepen heeft plaatsgevonden op 6 juni 2016. Eiser is aldaar verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was aanwezig [tolk], tolk in de Russische taal.

Overwegingen

Ten aanzien van het terugkeerbesluit (AWB 16/11905)
1. Eiser voert aan dat het gehoor in het kader van het terugkeerbesluit met onvoldoende waarborgen heeft plaatsgevonden, nu eiser niet expliciet afstand heeft gedaan op het recht op bijstand van een advocaat. Eiser is onvoldoende duidelijk op zijn recht op bijstand gewezen. Eiser verwijst hierbij naar het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 11 december 2014 (C-249/13 Khaled Boudjlida vs. Prefet des Pyrénées-Atlantiques).
2. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3. De rechtbank overweegt ten aanzien van het terugkeerbesluit als volgt.
3.1
Uit de door verweerder overgelegd stukken blijkt dat aan eiser reeds op 24 december 2014 een terugkeerbesluit is opgelegd. Eiser heeft niet aangetoond dat hij aan deze terugkeerverplichting heeft voldaan. Derhalve is het terugkeerbesluit van 28 mei 2016 onverplicht en ten overvloede genomen. Het bestreden besluit is dan ook niet op enig rechtsgevolg gericht en daarmee niet aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het beroep voor zover gericht tegen het terugkeerbesluit is derhalve niet-ontvankelijk.
Ten aanzien van de maatregel van bewaring (NL 16.1260)
4. Het beroep is gericht tegen het besluit van verweerder van 28 mei 2016 waarbij eiser de vrijheidsontnemende maatregel is opgelegd.
5. Verweerder heeft eiser krachtens artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 in het belang van de openbare orde in bewaring gesteld omdat, er een risico bestaat dat betrokkene zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft zich daartoe gebaseerd op de volgende gronden.
(zware feiten, artikel 5.1b, derde lid, van het Vb 2000)
a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
f. zich zonder noodzaak heeft ontdaan van reis- of identiteitsdocumenten;
g. in het Nederlandse rechtsverkeer gebruik heeft gemaakt van valse of vervalste documenten;
(lichte feiten, artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb 2000)
c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
6. Eiser heeft zich ten aanzien van de gronden gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de gronden dat het risico aanwezig is dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert en zijn deze gronden voldoende om de maatregel te kunnen dragen. Derhalve heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat geen andere afdoende maar minder dwingende maatregel dan de maatregel van bewaring kon worden toegepast.
7. Het beroep is derhalve ongegrond. Er is geen grond voor het toekennen van schadevergoeding.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep met AWB nr. 16/11774 (terugkeerbesluit) niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep met NL nr. 16.1260 (bewaring) ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Sleeswijk Visser-de Boer, rechter, in aanwezigheid van mr. J.P. Brand, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2016.

Rechtsmiddel

Krachtens artikel 95 Vw 2000 staat tegen deze uitspraak voor partijen hoger beroep open.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift ten aanzien van het terugkeerbesluit bedraagt vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift ten aanzien van de maatregel van bewaring bedraagt één week na verzending van de uitspraak door de griffier.
Bij het beroepschrift dient een kopie van deze uitspraak te worden overgelegd.
Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet geadresseerd worden aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC Den Haag. (Nadere informatie: www.raadvanstate.nl)