ECLI:NL:RBDHA:2016:6498

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juni 2016
Publicatiedatum
10 juni 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 5786
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor uitbreiding supermarkt in strijd met redelijke eisen van welstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 juni 2016 uitspraak gedaan over de omgevingsvergunning voor de uitbreiding van een supermarkt in de gemeente Krimpenerwaard. Eisers, bewoners van de nabijgelegen woningen, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders, dat een omgevingsvergunning heeft verleend voor het vergroten van de supermarkt en het planologisch strijdige gebruik van een deel van het perceel. De eisers stelden dat het bouwplan in strijd was met de redelijke eisen van welstand en dat er onvoldoende parkeergelegenheid op eigen terrein was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunninghouder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het uitbreidingsgebied is gelegen in een welstandsvrije zone, waardoor aan de vergunninghouder geen argumenten inzake welstand konden worden tegengeworpen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de eisers als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt, omdat zij op minder dan 100 meter afstand van de supermarkt wonen en zicht hebben op de uitbreidingslocatie.

Wat betreft de parkeersituatie heeft de rechtbank geoordeeld dat het bouwplan niet voldoet aan het uitgangspunt van 'parkeren op eigen terrein', maar dat er voldoende parkeerplaatsen in de directe nabijheid aanwezig zijn om aan de parkeervraag te voldoen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het college van burgemeester en wethouders terecht toepassing heeft gegeven aan de afwijkingsbevoegdheid van de Bouwverordening.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eisers ongegrond verklaard, waarbij zij heeft geoordeeld dat de vergunning terecht is verleend en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 15/5786

uitspraak van de meervoudige kamer van 2 juni 2016 in de zaak tussen

[eisers] , te [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: drs. S.A.N. Geerling),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpenerwaard, verweerder
(gemachtigden: A.D. Bouwman en K. Brandwijk).
Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen:
[B.V. X], te [plaats] (vergunninghouder) en
[B.V. Y], te [plaats] (exploitant),
(gemachtigde: mr. C.F. Geerdes).

Procesverloop

Bij besluit van 23 juni 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) voor het vergroten van een [supermarkt A] (de supermarkt) en het planologisch strijdige gebruik van (een deel van) het perceel op het adres [adres] te [plaats] , kadastraal bekend gemeente [plaats] , sectie [sectie] , nummers [nummers] .
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Vergunninghouder en exploitant hebben een schriftelijke reactie gegeven.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 april 2016.
Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Vergunninghouder en exploitant hebben zich laten vertegenwoordigen door [persoon A] en hun gemachtigde.

Overwegingen

1.1
De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden. Op 14 juli 2014 heeft vergunninghouder een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend voor het uitbreiden van de supermarkt (het bouwplan). Op 21 juli 2014 heeft de welstandscommissie advies uitgebracht over het bouwplan. De welstandscommissie is van mening dat het bouwplan niet strijdig is met de redelijke eisen van welstand. Op 3 september 2014, 9 september 2014 en 10 september 2014 heeft de Omgevingsdienst Midden-Holland (ODMH) advies uitgebracht over de aanvaardbaarheid, gelet op de van toepassing zijnde milieuregelgeving respectievelijk het bodemonderzoek respectievelijk het archeologisch onderzoek. Op 26 september 2014 heeft de Brandweer Hollands Midden advies uitgebracht over de brandveiligheid. Op 10 oktober 2014 heeft de ODMH advies uitgebracht wat betreft de aanvaardbaarheid op het gebied van natuur. Bij dit advies is een beoordeling ‘Quick scan Flora- en faunawet uitbreiding supermarkt [locatie] ’ gevoegd.
1.2
In opdracht van verweerder heeft [adviesbureau A] een onderzoek verricht ten behoeve van de ruimtelijk onderbouwing van het bouwplan. Op 3 november 2014 is van dit onderzoek een rapport opgemaakt. Gelet op de ruimtelijke onderbouwing past de gewenste uitbreiding van de supermarkt binnen de relevante planologische kaders.
1.3
Bij besluit van 16 december 2014 heeft de gemeenteraad van de gemeente Krimpenerwaard een (ontwerp-)verklaring van geen bedenkingen afgegeven ten behoeve van het bouwplan.
1.4
Verweerder heeft voor de beoordeling van de aanvraag van de omgevingsvergunning de uitgebreide voorbereidingsprocedure gevolgd. Het ontwerp van de omgevingsvergunning is gepubliceerd in het plaatselijke huis-aan-huisblad “ [huis-aan-huisblad] ” op 13 januari 2015 en in de Staatscourant op 20 januari 2015. De stukken zijn vanaf 14 januari 2015 gedurende zes weken ter inzage gelegd. Eisers hebben tijdig zienswijzen ingediend.
1.5
Bij advies van 16 april 2015 heeft de welstandscommissie een aanvullende motivering gegeven. De welstandscommissie concludeert wederom dat het bouwplan niet strijdig is met de redelijke eisen van welstand.
1.6
In opdracht van vergunninghouder heeft [adviesbureau B] een onderzoek verricht naar de behoefte, de effecten en de randvoorwaarden van de uitbreiding van de supermarkt. Van dit onderzoek is op 30 april 2015 een rapport opgemaakt.
1.7
Bij besluit van 16 juni 2015 heeft de gemeenteraad van de gemeente Krimpenerwaard een verklaring van geen bedenkingen afgegeven voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwplan.
1.8
Het bouwplan is gelegen binnen het bestemmingsplan “ [bestemmingsplan] ” (het bestemmingsplan). De gronden waarop het bouwplan is geprojecteerd hebben de bestemmingen “Detailhandel” en dubbelbestemming “Waarde – Archeologie”, “Maatschappelijk”, “Water” en “Verkeer”. Vast staat en niet in geschil is dat het bouwplan op meerdere punten in strijd is met het bestemmingsplan. Zo past de beoogde uitbreiding qua omvang niet binnen het in het bestemmingsplan aangewezen bouwvlak en het beoogde gebruik van een deel van het bouwplan past niet binnen de bestemmingen “Maatschappelijk” en “Water”.
2. Met inachtneming van de ingediende zienswijzen heeft verweerder bij het bestreden besluit de gevraagde omgevingsvergunning verleend. De omgevingsvergunning is verleend voor de activiteiten bouwen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo en het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo.
3. Eisers kunnen zich niet met het bestreden besluit verenigen en voeren aan, kort samengevat, dat het bouwplan in strijd is met de redelijke eisen van welstand en dat het bouwplan niet voorziet in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een persoon een voldoende objectief bepaalbaar, eigen, persoonlijk belang te hebben, dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit. In omgevingsrecht zaken heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dit belanghebbendenbegrip meer concreet ingevuld aan de hand van het nabijheidscriterium en het zichtcriterium.
4.2
Vergunninghouder is van mening dat het beroep van eisers niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat zij vanuit hun woning geen direct zicht hebben op de uitbreidingslocatie en daarom volgens hem geen belanghebbenden zijn.
4.3
De rechtbank overweegt dat het een combinatie van zicht en afstand is die maakt of iemand bij een besluit belanghebbende is. Eisers wonen op minder dan 100 meter afstand (hemelsbreed) van de supermarkt en hebben vanuit hun perceel (beperkt) zicht op de supermarkt en de beoogde uitbreiding. Nu de uitbreiding van de supermarkt zeker enige ruimtelijke uitstraling heeft en de (hemelsbrede) afstand tussen de woning en het bouwplan klein is, dienen eisers naar het oordeel van de rechtbank te worden aangemerkt als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2 van de Awb.
5. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, van de Wabo, voor zover hier van belang, is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit (a) het bouwen van een bouwwerk en (c) het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk geweigerd, in geval van, kort gezegd, (a) strijd met het Bouwbesluit, (b) strijd met de Bouwverordening (c) strijd met het bestemmingsplan en (d) strijd met de redelijke eisen van welstand.
Ingevolge artikel 2.10, tweede lid, van de Wabo wordt in gevallen als bedoeld in het eerste lid, onder c, de aanvraag mede aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, en wordt de vergunning slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.
Ingevolge artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, van de Wabo kan de omgevingsvergunning, voor zover deze betrekking heeft op het afwijken van het bestemmingsplan, slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
6.1
Eisers hebben in beroep aangevoerd dat het bouwplan in strijd is met de redelijke eisen van welstand. Op verzoek van eisers heeft de [adviesbureau C] op 7 maart 2016 advies uitgebracht over de mate waarin het bouwplan voldoet aan de redelijke eisen van welstand. Het bouwplan is tijdens de openbare zitting van de [adviesbureau C] van 25 februari 2016 besproken. Bezien is dat de voorgestelde uitbreiding van de supermarkt is uitgevoerd in een eenvoudig, doosvormig volume met gevels in een grijze stalen sandwichplaat. Tegen de zijgevels zijn zwart stalen frames aangebracht, die een vormgevende verwijzing vormen naar het silhouet van huisjes. Bij twee van deze ‘huisjes’ is het frame ingevuld met metselwerk. De [adviesbureau C] heeft het bouwplan getoetst aan de welstandsnota. De plek van de uitbreiding, ter plaatse van de huidige huisartsenpraktijk aan de [straat 1] , valt in deelgebied W2, waarvoor een basisniveau van welstand geldt. De huidige supermarkt aan de [straat 2] is volgens de welstandsnota gelegen in deelgebied H6.1. Het op het adres van de bestaande supermarkt, [adres] , moet het bouwplan volgens [adviesbureau C] getoetst worden aan het voor dit adres geldende gebiedstype, te weten H6.1. Voor dit gebiedstype geldt het plusniveau van welstand en het gebied kenmerkt zich door de aanwezigheid van historische bebouwing. De dynamiek in het gebied is relatief hoog. De [adviesbureau C] concludeert in zijn rapportage dat het ontwerp van het bouwplan afbreuk doet aan het omgevingsbeeld en niet voldoet aan redelijke eisen van welstand, zoals vastgelegd in de gemeentelijke welstandsnota. De [adviesbureau C] ziet een gemetseld volume in een rode aardetint met horizontale en verticale geledingen in de gevels als een goed uitgangspunt om te komen tot een inpasbaar plan. Bij het aanbrengen van overtuigende geledingen en accenten in het metselwerk biedt de bestaande voorbouw van de supermarkt uitgebreide inspiratiemogelijkheden, waardoor het toepassen van de frames met het huisjessilhouet mogelijk overbodig kan zijn. Eisers menen op grond van het advies van de [adviesbureau C] dat sprake is van strijd met redelijke vereisten van welstand en dat verweerder de omgevingsvergunning had moeten weigeren.
6.2
Het bestreden besluit berust op het standpunt dat het bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand. Daarvoor heeft verweerder aangesloten bij het positieve advies van de welstandscommissie van 21 juli 2014, zoals aangevuld op 16 april 2015. De uitbreiding is gelegen in welstandsgebied W2, waarvoor een basisniveau van welstand van toepassing is. Dit betekent dat er slechts een beperkte welstandstoets wordt gedaan. De welstandscommissie heeft het plan getoetst aan het beleid van de gemeente voor dit gebied en geen overwegende bezwaren geconstateerd. De welstandscommissie concludeert dan ook dat het plan niet in strijd is met redelijke eisen van welstand. De welstandscommissie merkt daarbij op dat het pand in het verlengde van de bestaande supermarkt is gesitueerd. Omdat een supermarkt nu eenmaal een relatief groot gebouw is in een omgeving waar ook woningen zijn gesitueerd, heeft de architect tegen de gevel van het rechthoekige volume van de supermarkt een stalen frame geplaatst, waarbij in een abstracte vorm wordt gerefereerd aan de contouren van huizen. Op deze wijze wordt een handreiking gedaan naar de omliggende woonhuizen. Verder wordt het pand is in een terughoudende kleur uitgevoerd, aldus de welstandscommissie. Verweerder heeft in beroep bij brief van 15 maart 2016 gereageerd op het rapport van [adviesbureau C] en blijft bij zijn standpunt dat het bouwplan is gelegen in het gebied dat in de welstandsnota is aangeduid als W2. Nu de uitbreidingslocatie in het gemeentelijke beleid is aangeduid als welstandsvrij, kunnen aan vergunninghouder geen argumenten inzake welstand worden tegengeworpen. Verweerder stelt in voornoemde reactie voorts dat in het rapport van [adviesbureau C] een verkeerde conclusie aan de huisnummerbenadering wordt verbonden. Voor de percelen van de huisartsenpraktijk, waar de uitbreiding van de supermarkt is gelokaliseerd, geldt het huisnummer van de huisartsenpraktijk en niet het huisnummer van de [adres] , het huisnummer van de huidige supermarkt. Het advies van [adviesbureau C] geeft dan ook geen aanleiding voor verweerder om het eerder ingenomen standpunt ten aanzien van de welstand te wijzigen.
6.3
Vergunninghouder heeft betoogd dat artikel 8:69a van de Awb in de weg staat aan een inhoudelijke beoordeling van deze beroepsgrond. Eisers hebben volgens vergunninghouder immers vanaf hun perceel nauwelijks zicht op de uitbreidingslocatie.
6.4
De rechtbank komt met betrekking tot de beroepsgrond die ziet op de welstand tot het volgende oordeel.
6.5
Anders dan vergunninghouder heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat artikel 8:69a van de Awb niet in de weg staat aan de beoordeling van deze beroepsgrond. Eisers hebben immers enig zicht op het bouwplan en niet gezegd kan worden dat de welstandsbepalingen niet (mede) strekken ter bescherming van hun belang als buurtgenoten.
6.6
Ten aanzien van het toepasselijke welstandsregime komt de rechtbank tot het volgende oordeel. Ingevolge artikel 12, tweede lid, van de Woningwet kan de gemeenteraad besluiten dat, in afwijking van het eerste lid en artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wabo, voor een daarbij aan te wijzen gebied of voor een of meer daarbij aan te wijzen categorieën van bestaande en te bouwen bouwwerken geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn. Bij besluit van 18 december 2007 heeft de gemeenteraad van de gemeente Vlist de welstandsvrije gebieden vastgesteld. Voor [plaats] is, voor zover hier van belang, het perceel waarop de uitbreiding van de supermarkt is gepland, als welstandsvrij gebied aangemerkt. Dit is op de door verweerder bij de brief van 15 maart 2016 bijgevoegde kaart te zien. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder dit gebied nogmaals op de kaart aangewezen en hieruit is duidelijk gebleken dat het perceel ligt in het groene deel van de kaart en dus in het welstandsvrije gebied. De gemeenteraad heeft in het besluit van 18 december 2007 overwogen dat de welstandsvrije gebieden, gebieden en delen van de gemeente zijn waar de bebouwingskernmerken en de aanwezige beeldkwaliteit als ‘basis’ worden gewaardeerd. De kwetsbaarheid voor veranderingen in deze gebieden is niet groot. Het gaat vooral om woongebieden waarin bij de aanleg geen hoge ambities zijn gerealiseerd als het gaat om architectonische en stedenbouwkundige kwaliteit. Het gebied direct langs de [straat 2] en daarmee ook het perceel waar de huidige supermarkt is gelegen, is niet als welstandsvrij aangemerkt.
6.7
Het betoog van eisers dat voor de vraag onder welk welstandsregime geldt uitgegaan dient te worden van het adres van de bestaande supermarkt onderschrijft de rechtbank niet. Uit de welstandsnota blijkt dat voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen het gebiedstype geldt waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijke huisnummerkaart, is gelegen. Weliswaar zullen de percelen waarop de huidige supermarkt is gelegen en waar de uitbreiding na uitvoering zal zijn gesitueerd, na afronding van de uitbreiding planologisch één perceel vormen, maar de rechtbank begrijpt de welstandsnota zo dat voor beide percelen een afzonderlijk gebiedstype zal blijven gelden. Gesteld noch gebleken is dat de huisnummering van beide percelen dan wel de gemeentelijke huisnummeringskaart onjuist is, waardoor alsnog één gebiedstype moet gelden voor het gehele perceel na de uitbreiding. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat het uitbreidingsgebied is gelegen in een welstandsvrije zone waardoor aan vergunninghouder geen argumenten inzake welstand kunnen worden tegengeworpen. De beroepsgrond faalt.
7.1
Eisers voeren voorts, samengevat weergegeven, aan dat er geen deugdelijk onderzoek is uitgevoerd naar de parkeersituatie in de wijk en de gevolgen van de uitbreiding van de supermarkt hierop. Er wordt volgens eisers onvoldoende voorzien in parkeerplaatsen op eigen terrein.
7.2
Verweerder heeft voor het bepalen van de parkeernormen aansluiting gezocht bij het CROW 2012. [adviesbureau D] heeft een parkeeronderzoek uitgevoerd en de resultaten van dit onderzoek vastgelegd in de rapportage van 30 juni 2014. [adviesbureau D] concludeert in deze rapportage dat binnen het invloedsgebied van de supermarkt na de uitbreiding voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn. In de toekomstige situatie worden 18 extra parkeerplaatsen aangelegd op eigen terrein. De parkeervraag is in de toekomstige situatie op het drukste moment van de week 35 parkeerplaatsen meer dan in de huidige situatie. In totaal zijn er 52 parkeerplaatsen nodig in de toekomstige situatie, waarvan 38 parkeerplaatsen op het eigen terrein zullen zijn gelegen. Omdat de parkeerplaatsen op eigen terrein niet voldoende zijn om de extra parkeervraag op het drukste moment van de week te faciliteren, heeft [adviesbureau D] in een ruime straal rond de supermarkt de parkeerdruk en de parkeercapaciteit onderzocht. Voor een supermarkt is het wenselijk dat klanten niet meer dan 100 meter hoeven te lopen tussen de parkeerplaats en de supermarkt indien er geen karretjes op het parkeerterrein kunnen worden achtergelaten. Het onderzoek naar de parkeerdruk en de parkeercapaciteit rondom de supermarkt toont aan dat het toekomstige parkeeraanbod binnen een straal van 100 meter vanaf de supermarkt hoger is dan de toekomstige parkeervraag, zodat sprake is van een acceptabele parkeersituatie.
Op 11 november 2015 heeft [adviesbureau D] aanvullend gerapporteerd naar aanleiding van het beroepschrift van eisers. In dit aanvullende rapport staat vermeld dat op de locatie waar de uitbreiding van de supermarkt wordt gerealiseerd, thans nog een gezondheidscentrum is gesitueerd. Dit centrum wordt verplaatst waardoor de parkeerbehoefte zal afnemen met 9 plaatsen. Deze afname van de parkeerbehoefte mag in mindering worden gebracht op de totale parkeerbehoefte, waardoor er nog maar 5 parkeerplaatsen binnen een straal van 100 meter nodig zijn om aan de toekomstige parkeerbehoefte te voldoen. In reactie op de beroepsgronden van eisers merkt [adviesbureau D] op dat er in de omgeving van de supermarkt sprake is van een acceptabele parkeerdruk, zowel voor als na realisatie van de uitbreiding. Het is dan ook niet de verwachting dat er parkeerproblemen in de buurt zullen optreden, aldus [adviesbureau D] .
7.3
De rechtbank komt met betrekking tot deze beroepsgrond tot het volgende oordeel.
Het bouwplan voldoet niet aan het uitgangspunt van het “parkeren op eigen terrein” als bedoeld in artikel 2.5.30, eerste lid, van de Bouwverordening gemeente Vlist 2013 (Bouwverordening). De rechtbank is niet gebleken dat de parkeeronderzoek van [adviesbureau D] onjuistheden bevat of op andere gronden niet gevolgd kan worden. Met juistheid is [adviesbureau D] tot de conclusie gekomen dat met de realisatie van het bouwplan een tekort van 5 parkeerplaatsen op eigen terrein ontstaat. Nu er volgens het onderzoek van [adviesbureau D] voldoende parkeerplaatsen in de directe nabijheid van de supermarkt aanwezig zijn om op andere wijzen in de benodigde parkeerruimte te voorzien, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank toepassing kunnen geven aan de afwijkingsbevoegdheid van artikel 2.5.30, vierde lid, onder b, van de Bouwverordening.
8. Ten slotte hebben eisers betoogt dat zij hinder vrezen als gevolg van de lichtreflectie van de stalen constructie die tot in hun woonkamer zal doorwerken. De rechtbank stelt vast dat betoog niet op voorhand aannemelijk is en dat eisers hun standpunt niet hebben onderbouwd zodat deze beroepsgrond niet kan slagen
9. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. H.M. Braam, voorzitter, en mr. D.A.J. Overdijk en mr. N.S.M. Lubbe, leden, in aanwezigheid van mr. F. Willems - Gerritse, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.