ECLI:NL:RBDHA:2016:6472
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de kostendelersnorm op bijstandsuitkering in het kader van de Participatiewet
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 juni 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die bijstandsuitkering ontvangt op grond van de Participatiewet, en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiseres ontving sinds 26 februari 2013 bijstand naar de norm van een alleenstaande. Bij besluit van 30 januari 2015 heeft verweerder bepaald dat de kostendelersnorm van toepassing is op de bijstandsuitkering van eiseres met ingang van 1 juli 2015. Dit besluit werd door eiseres bestreden, maar het college verklaarde haar bezwaar ongegrond. Eiseres stelde dat de toepassing van de kostendelersnorm in strijd was met de wettelijke regels betreffende het recht op minimumloon en dat zij niet in staat was om haar woonlasten te delen met haar kinderen, die onvoldoende inkomsten hadden.
De rechtbank overwoog dat de kostendelersnorm dwingend is voorgeschreven in artikel 22a van de Participatiewet en dat er geen beleidsvrijheid is voor verweerder om hiervan af te wijken. De rechtbank concludeerde dat de toepassing van de kostendelersnorm op de bijstandsuitkering van eiseres correct was, aangezien zij de kosten van het bestaan kan delen met drie van haar inwonende meerderjarige kinderen. De rechtbank oordeelde dat de persoonlijke situatie van eiseres, hoewel invoelbaar, niet leidde tot een andere uitkomst, omdat de wet geen ruimte biedt voor een belangenafweging in dit geval. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en gaf aan dat de wetgever geen consequenties heeft verbonden aan het niet delen van kosten in een meerpersoonshuishouden.
De uitspraak benadrukt dat de rechter zich moet houden aan de wet en niet de billijkheid ervan kan beoordelen. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.