Uitspraak
Scheiding
Beschikking op het op 16 mei 2014 ingekomen verzoek van:
[verzoekster]
[verweerder]
,
Procedure
Beoordeling
Beslissing
(vader)
(moeder)
15 november 2016 pro forma.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 mei 2016 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, waarbij de vrouw verzocht om een verklaring voor recht dat de Keniaanse uitspraak van 27 juni 2014, waarin de nietigheid van hun huwelijk werd uitgesproken, in Nederland voor erkenning vatbaar is. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk tussen partijen op basis van islamitisch recht nietig is verklaard en dat de man, ondanks deze nietigheid, als juridisch vader van de minderjarigen kan worden aangemerkt, mits hij aannemelijk maakt dat hij te goeder trouw was ten tijde van de conceptie. De rechtbank heeft ook overwogen dat de man en de vrouw gezamenlijk het gezag over de minderjarigen uitoefenen, omdat zij langer dan twaalf maanden samen hebben geleefd en de man heeft bijgedragen aan de kosten van de minderjarigen. De rechtbank heeft partijen verwezen naar het Expertisecentrum Haaglanden voor begeleiding in de contacten tussen de man en de minderjarigen en heeft verdere beslissingen over het gezag, de hoofdverblijfplaats en de contactregeling aangehouden in afwachting van de resultaten van dit traject. Tevens is er overeenstemming bereikt over de kinderalimentatie, die is vastgelegd in een overeenkomst. De rechtbank heeft de beslissing over de proceskosten aangehouden tot een later moment.