Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[verzoeker] ,
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Procesverloop
Overwegingen
Uit een uitdraai van de website van de Kurdistan Regional Government (KRG) blijkt dat de aanvraag voor een rijbewijs in persoon moet gebeuren en verzoeker stelt dat ook het afhalen in persoon geschiedt. Dit feit, in combinatie met zijn verklaringen over zijn verblijf in Turkije, is voldoende om aan te nemen dat hij de Europese Unie langer dan drie maanden heeft verlaten.
Verzoeker verwijst naar de volgende landeninformatie:
- de notitie van Vluchtelingenwerk Nederland (VWN) “Veelgestelde vragen – Dublin Bulgarije” van januari 2016 met bijlagen;
- het rapport van Asylum Information Database (AIDA) van oktober 2015;
- de brief van VWN van 1 maart 2016, ‘Update Veelgestelde Vragen vanaf 6 januarin 2016’, met onder meer een verwijzing naar het rapport van ECRE-ELENA van februari 2016;
- de landeninformatie zoals die blijkt uit de uitspraak van het Verwaltungsgericht Oldenburg van 20 oktober 2015.
In het bestreden besluit stelt verweerder dat de Bulgaarse autoriteiten hem hebben laten weten dat verzoeker zijn asielaanvraag heeft ingetrokken, zodat verweerder er ten onrechte vanuit gaat dat hij een openstaande procedure heeft. Het besluit is op dit onderdeel innerlijk tegenstrijdig. Verzoeker weet er niets van dat zijn aanvraag is ingetrokken, hetgeen er op wijst dat zijn asielaanvraag is ingetrokken omdat hij afwezig was, wat ook de gebruikelijke gang van zaken in Bulgarije is. Verzoeker loopt daarmee risico op detentie omdat hij na terugkeer in Bulgarije als illegale immigrant zal worden beschouwd. Verweerder had derhalve hetgeen is aangevoerd over de slechte detentieomstandigheden en het ontbreken van adequate rechtsmiddelen moeten meewegen. Het standpunt van verweerder dat verzoeker als Dublinclaimant in een asielzoekerscentrum terecht zal komen is onjuist. Onder verwijzing naar de uitspraak van het Verwaltungsgericht Oldenburg van 20 oktober 2015 stelt verzoeker dat als een Dublinclaimant meer dan drie maanden weg is uit Bulgarije het risico op detentie bestaat, omdat de procedure als afgesloten wordt beschouwd en er dan een hoog risico is dat er geen recht op opvang meer is. Een dublinclaimant kan dan alleen een herhaalde aanvraag indienen, waarbij alleen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden beoordeeld.
Verzoeker betwist voorts het standpunt van verweerder dat de omstandigheid dat hij, in elk geval in de beroepsfase, gefinancierde rechtsbijstand kan verkrijgen in Bulgarije conform de Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming (de Procedurerichtlijn) is, omdat men op grond van artikel 19 van de Procedurerichtlijn in eerste aanleg recht heeft op kosteloze juridische bijstand en procedurele informatie. Uit de rapportages waarnaar in de VWN-notitie wordt verwezen blijkt dat het met name in detentie onmogelijk is om rechtshulp te verkrijgen. Verzoeker heeft dit zelf ondervonden toen hij drie maanden in een detentiecentrum zat. Hij heeft daar nooit een rechtshulpverlener gezien. Hij kan dus na terugkeer niet procederen over zijn asielaanvraag, de detentie en over de slechte opvang en hij kan dus evenmin procederen bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens.
Uit het claimakkoord blijkt dat verzoeker nog een openstaande asielprocedure heeft in Bulgarije en uit het rapport van AIDA uit 2015 blijkt dat terugkerende Dublinclaimanten met een nog lopende asielprocedure in een opvangcentrum terecht komen, zodat er geen reden is om aan te nemen dat de informatie die verzoeker heeft ingebracht over de behandeling van illegaal ingereisde asielzoekers, de detentieomstandigheden en de mogelijkheden om een rechtsmiddel aan te wenden tegen detentie, op hem van toepassing is.
In het verweerschrift heeft verweerder verwezen naar uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, van 2 februari 2016 (AWB 16 / 1176 en AWB 16 / 317) en van 25 april 2016 (AWB 16 / 7654 e.a.), een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, van 18 februari 2016 (AWB 16 / 1310) en een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 7 april 2016 (AWB 16 / 7654 e.a.).
Uit het rapport van ECRE-ELENA van februari 2016 (pagina 4) blijkt dat er weliswaar een hoog risico is dat een Dublinclaimant bij terugkeer naar Bulgarije geen opvang krijgt, maar dat betekent dat niet uitgesloten is dat opvang wordt verleend bij terugkeer. Mocht aan verzoeker na overdracht aan Bulgarije geen opvang worden verleend, dan dient verzoeker zich daarover te beklagen bij de Bulgaarse autoriteiten. Niet is gebleken dat dat niet mogelijk is.
De situatie dat Dublinclaimanten bij een herhaalde asielaanvraag in detentie gaan, verschilt niet van de situatie in Nederland. Ook in Nederland kunnen vreemdelingen die een herhaalde aanvraag indienen, in vreemdelingendetentie worden gesteld. Dat is in overeenstemming met Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (de Terugkeerrichtlijn).
De omstandigheden van detentie in Bulgarije zijn niet goed, maar uit de overgelegde landeninformatie blijkt niet dat de situatie dermate is verslechterd sinds het eerdere rapport van AIDA van januari 2015 dat sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen.
if asylum seekers have left the reception centre for more than three days without prior and due notice, which is common in Dublin cases situation. However, vulnerable applicants, especially families with small children, are generally accommodated upon the Dublin return in spite of this. There is no procedure to assess vulnerability, and the term ‘vulnerable applicants’ in practice is applied in general to families with small children and individuals with disabilities.”
Het vorenstaande geldt met name met betrekking tot de huidige situatie in Bulgarije ter zake de opvang voor asielzoekers die in het kader van de Dublinverordening worden overgedragen. Indien het juist is dat aan Dublinterugkeerders stelselmatig het recht op opvang wordt onthouden, kan verweerder niet volstaan met zijn standpunt dat verzoeker over het niet verlenen van opvang kan klagen bij de Bulgaarse autoriteiten.
Voorts zal verweerder nog nader dienen in te gaan op de aangehaalde passages die betrekking hebben op het aanmerken van een asielaanvraag als een herhaalde aanvraag na terugkeer in Bulgarije, en het risico op detentie dat dat met zich brengt (punt 15 van het ECRE-ELENA rapport en pagina’s 12-13 van de uitspraak van het Verwaltungsgericht), in het licht van hetgeen in het ECRE-ELENA rapport staat beschreven over de omstandigheden van de vreemdelingendetentie in Bulgarije (punten 24 en 25) en waaraan ook in de uitspraak van het Verwaltungsgericht wordt gerefereerd (pagina 14).
In het licht van voornoemde informatie kan verweerder niet zonder meer volstaan met zijn stelling dat verzoeker in Bulgarije een nog lopende asielprocedure heeft, mede in aanmerking genomen dat de Bulgaarse autoriteiten verweerder hebben meegedeeld dat verzoeker zijn asielaanvraag heeft ingetrokken.
Het standpunt van verweerder dat detentie van vreemdelingen die een herhaalde asielaanvraag hebben ingediend ook in Nederland mogelijk is en overeenkomstig de Terugkeerrichtlijn is, gaat voorbij aan het onderbouwde betoog van verzoeker dat na een periode van drie maanden en tien dagen de vreemdeling na overdracht aan Bulgarije, ondanks zijn eerder in Bulgarije ingediende asielverzoek, zal worden beschouwd als illegale immigrant en om die reden in uitzettingsdetentie wordt geplaatst en hij nog uitsluitend een herhaald asielverzoek zal kunnen indienen.
Voor zover ervan uitgegaan kan worden dat aan verzoeker na overdracht aan Bulgarije een recht op opvang toekomt, zal verweerder in beroep nader moeten ingaan op de door verzoeker overgelegde informatie over de verslechtering van de opvangomstandigheden in de loop van 2015.
Beslissing
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- verbiedt verweerder verzoeker over te dragen aan Bulgarije tot op het beroep is beslist;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op € 992,- te betalen..