In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 mei 2016 een beschikking gegeven inzake de beëindiging van het gezag van de moeder over haar minderjarige kind, [minderjarige], en de benoeming van een voogd. Het verzoek tot beëindiging van het gezag is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden, op 25 januari 2016. De moeder, die sinds 1997 bekend is met psychiatrische problematiek, is niet in staat gebleken om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] te dragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van [minderjarige] ernstig wordt bedreigd door het gedrag van de moeder, die sinds 2012 bij de pleegouders verblijft. De vader is geschorst in zijn gezag, omdat zijn verblijfplaats onbekend is. De rechtbank heeft de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland benoemd tot voogd over [minderjarige]. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De rechtbank heeft in haar beoordeling overwogen dat de moeder niet in staat is om de zorg voor [minderjarige] op zich te nemen, ondanks haar wens om een rol in het leven van het kind te blijven spelen. De moeder heeft verweer gevoerd tegen het verzoek, maar de rechtbank heeft geconcludeerd dat de situatie van [minderjarige] niet kan verbeteren binnen een aanvaardbare termijn. De pleegouders zijn in staat om de zorg en aandacht te bieden die [minderjarige] nodig heeft, en de rechtbank achtte het in het belang van de ontwikkeling van [minderjarige] om het gezag van de moeder te beëindigen. De vader is van rechtswege geschorst in zijn gezag, en de rechtbank heeft de benoeming van een neutrale voogd noodzakelijk geacht om de belangen van [minderjarige] te waarborgen.