In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 april 2016 een beschikking gegeven inzake de vaststelling van geboortegegevens van verzoekster en haar minderjarige kinderen van Somalische komaf. Verzoekster, die tevens de wettelijke vertegenwoordiger is van de minderjarigen, heeft op 25 februari 2015 een verzoekschrift ingediend om de noodzakelijke gegevens voor het opmaken van de geboorteakten vast te stellen. De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder brieven van verzoekster en de ambtenaar van de burgerlijke stand, en heeft op 11 april 2016 de zaak behandeld tijdens een zitting.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster en de minderjarigen rechtmatig in Nederland verblijven op basis van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank oordeelt dat verzoekster voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet kan beschikken over de geboorteakten van haarzelf en de minderjarigen, aangezien deze niet zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage. De rechtbank heeft ook DNA-verwantschapsonderzoeken in overweging genomen, waaruit blijkt dat verzoekster de biologische moeder is van alle minderjarigen.
De rechtbank heeft besloten om de geboortedata en geboorteplaatsen van de minderjarigen vast te stellen, ondanks dat de geregistreerde gegevens in het systeem mogelijk onjuist zijn. De rechtbank heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand geen bezwaar horen maken tegen de vaststelling van de geboortegegevens. De beschikking is gegeven door mr. M.T. Nijhuis, die tevens kinderrechter is, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.