Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
In de eerste plaats gelden alle bepalingen van de Werkloosheid, die gelden voor het recht op uitkering krachtens de Werkloosheidswet, in beginsel ook voor het recht op uitkering krachtens de bovenwettelijke regeling. Dit houdt in dat de bepalingen van de Werkloosheid inzake voorwaarden waaraan moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor het recht op uitkering, het geldend maken van het recht op uitkering en de betaling van de uitkering in beginsel eveneens gelden voor het recht op bovenwettelijke uitkering.
In het derde lid wordt de overeenkomstige toepassing van artikel 19, eerste lid, sub a en b, van de Werkloosheidswet ten aanzien van de aansluitende uitkering uitgezonderd. Dit omdat de uitkering van betrokkene niet wordt beëindigd c.q. opgeschort als hij wegens ziekte ongeschikt wordt om arbeid te verrichten in de na-wettelijke fase. Dit is gedaan omdat in deze fase de werknemersverzekeringen niet meer op betrokkene van toepassing zijn. In deze periode zou betrokkene dan ook geen ziekengeld krijgen, maar zou hij op bijstand aangewezen zijn. Na afloop van de periode van ziekte zou hij vervolgens weer recht kunnen doen gelden op een bovenwettelijke uitkering.
De artikelen 3:2 en 3:3 van onderhavig besluit zijn niet van toepassing als sprake is van inkomstenkorting op grond van artikel 34 WW. Bepalingen zoals die thans zijn opgenomen in artikel 34 WW, worden met deze wijziging geregeld in onderhavig besluit. Materieel leidt dit niet tot wijzigingen in de huidige uitvoeringspraktijk.”
Zoals gezegd is uitgangspunt bij de totstandkoming van het onderhavige besluit geweest dat er geen materiële wijzigingen zouden plaatsvinden.”
Artikel 34 van de WW is met het wetsvoorstel harmonisatie en vereenvoudiging socialezekerheidswetgeving gewijzigd. Na inwerkingtreding van het wetsvoorstel harmonisatie en vereenvoudiging staat in artikel 34 van de WW niet meer dat inkomen wegens loonderving in mindering wordt gebracht op de uitkering. In artikel 34 komt te staan dat op de uitkering inkomen in mindering wordt gebracht. In dit besluit is niet overgenomen het begrip «inkomen wegens loonderving» zoals thans genoemd in artikel 34 WW. In de uitvoeringspraktijk is gebleken dat op grond van deze bepaling alleen buitenlandse wettelijke loondervingsuitkeringen in mindering worden gebracht op de WW-uitkering. Om die reden komt deze bepaling niet terug in het onderhavige besluit, maar is vervangen door «een buitenlandse wettelijke loondervingsuitkering». Materieel wijzigt er dus niets ten opzichte van de huidige uitvoeringspraktijk.”