ECLI:NL:RBDHA:2016:5780
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van Dublinverordening en Eurodac-gegevens
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 april 2016 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, die een verzoek om internationale bescherming had ingediend, werd geconfronteerd met de afwijzing van zijn aanvraag door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag niet in behandeling genomen hoefde te worden, omdat uit Eurodac bleek dat eiser eerder in Duitsland een asielaanvraag had ingediend. Eiser ontkende dit, maar de rechtbank volgde hem hierin niet. De rechtbank overwoog dat eiser zich met zijn klachten over moslimhaat en psychische problemen tot de Duitse autoriteiten kon wenden. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen niet zou nakomen en dat de overdracht aan Duitsland niet zou leiden tot een schending van artikel 3 van het EVRM. Eiser had zijn claims over de behandeling van zijn psychische klachten in Duitsland niet onderbouwd, waardoor de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van onevenredige hardheid. Uiteindelijk werd het beroep van eiser ongegrond verklaard en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd.