Uitspraak
Rechtbank den haag
2. [gedaagde sub 2] ,
3. [gedaagde sub 3] ,
4. [gedaagde sub 4] ,
1.Procedure
- de dagvaarding met producties;
- akte wijziging/vermeerdering van eis;
- akte vermindering van eis;
- de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring tevens conclusie van antwoord zijdens [gedaagde sub 3] met producties;
- de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring tevens conclusie van antwoord zijdens [gedaagde sub 4] met producties.
2.Overwegingenten aanzien van de provisionele vordering
Anders dan de Gemeente ter comparitie heeft betoogd is de kantonrechter van oordeel dat het hier ook niet om een zaak betreffende huur handelt. Het enkele feit dat de schade te maken heeft met de met de Stichting gesloten huurovereenkomst is daarvoor in dit geval onvoldoende.
Ook artikel 94 Rv is in het onderhavige geval niet van toepassing, omdat dit artikel ziet op objectieve cumulatie en niet op subjectieve cumulatie. Voorts is naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake van een zodanige samenhang tussen de huurvordering en de vordering jegens de bestuurders dat deze zich tegen afzonderlijke behandeling verzet.
Allereerst is van belang dat niet alle in de procedure betrokken bestuurders zich tot de kantonrechter hebben gewend met het verzoek te beslissen op de voet van artikel 96 Rv. Immers [gedaagde sub 2] heeft dit verzoek niet gedaan.
Voorts hebben de zaken tussen de bestuurders een zodanige samenhang dat deze zich tegen afzonderlijke behandeling, door verschillende rechters, verzet. Dit geldt te meer nu [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] een incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring hebben genomen en hebben verzocht om [gedaagde sub 2] in vrijwaring te mogen dagvaarden. Naar het oordeel van de kantonrechter valt een dergelijke vrijwaringsprocedure ook niet te verenigen met een artikel 96 Rvprocedure.
Splitsing van de zaken tussen de bestuurders leidt derhalve tot ongewenste processuele complicaties, terwijl artikel 96 Rv juist is bedoeld om tot een eenvoudige, informele en snelle rechtsgang te komen.
een bedrag van € 39.063,75, vermeerderd met de wettelijke rente over € 34.957,94 vanaf 1 november 2015 tot aan de dag van algehele voldoening;
een bedrag van € 4.184,58 per maand vanaf 1 december 2015, vermeerderd met wettelijke of krachtens de overeenkomst toegestane huurverhogingen zulks tot de datum van ontbinding van de huurovereenkomst en vermeerderd met de wettelijke rente voor zover de betaling daarvan niet tijdig maandelijks plaats mocht vinden;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;