1.4Op 3 november 2015 heeft de Regionale Commissie Bezwaarschriften Servicepunt71 (de Commissie) geadviseerd de bezwaren, voor zover ontvankelijk, gegrond te verklaren. Hiertoe heeft de Commissie overwogen dat in het primaire besluit een zorgvuldige belangenafweging ontbreekt. Verweerder heeft volgens de Commissie het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd ten aanzien van de gehanteerde parkeernormen.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder, in afwijking van het advies van de Commissie, de bezwaren van eisers, onder aanvulling van de motivering, ongegrond verklaard. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat uit het bezonningsonderzoek is gebleken dat er geen tot nauwelijks verschil bestaat ten aanzien van de schaduwwerking, het uitzicht of de privacy tussen een gebouw met een hoogte van 11 meter, dat is toegestaan volgens het bestemmingsplan, en een gebouw met een hoogte van 12,10 meter met gebruikmaking van de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid. De belangen van omwonenden worden dan ook niet of nauwelijks geschaad. Voorts heeft verweerder gesteld dat de parkeerbehoefte van het bouwplan is vastgesteld op 14 parkeerplaatsen, die op eigen terrein worden gerealiseerd in de parkeergarage. Door het bouwplan verdwijnen de thans aanwezige 56 parkeerplaatsen. Dit is echter geen omstandigheid die aan de verlening van de vergunning in de weg stond. Het bestemmingsplan geeft aan het plangebied een woonbestemming, zodat het beoogde gebruik niet in strijd is met het bestemmingsplan. Of er tijdens de bouwperiode voldoende parkeerplaatsen aanwezig zullen zijn, is geen omstandigheid die betrokken kan worden bij de beoordeling van het bouwplan, aldus verweerder.
3. Eisers sub 1 hebben aangevoerd dat door het bouwplan parkeerplaatsen vervallen, waardoor de parkeerdruk in de directe omgeving onacceptabel wordt. Verweerder heeft naar het vervallen van de parkeerplaatsen en de hierdoor ontstane parkeerdruk geen onderzoek gedaan en ook niet onderbouwd dat het vervallen van de parkeerplaatsen aanvaardbaar is. Eisers betwisten de berekening van de parkeerbehoefte van het bouwplan, omdat niet is gegarandeerd dat alleen studenten van de appartementen gebruik zullen maken. Niet de parkeernorm van 0,1 voor onzelfstandige bewoning, maar de norm van 0,6 voor zelfstandige bewoning had moeten worden gehanteerd, omdat onzelfstandige bewoning van de wooneenheden niet is gegarandeerd. Eisers sub 1 hebben verder aangevoerd dat verweerder ten onrechte bij de besluitvorming niet de door hen ingebrachte contra-expertise op het gebied van de welstand heeft betrokken. Anders dan verweerder meent, is de contra‑expertise wel volledig en al zou dit anders zijn, dan nog had de contra-expertise niet buiten beschouwing mogen worden gelaten. Eisers sub 1 achten het besluit niet draagkrachtig gemotiveerd ten aanzien van de belangenafweging omdat verweerder heeft aangenomen dat de omwonenden geen belang hebben. Tot slot hebben zij naar voren gebracht dat de motivering die verweerder aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd, geen deel van dit besluit uitmaakt en hebben zij de vraag opgeworpen of het bestreden besluit wel rechtsgeldig bekend is gemaakt.
4. Eisers sub 2 hebben aangevoerd dat het bestreden besluit ten onrechte niet door de burgemeester zelf is getekend. Zij achten van belang dat niet met de realisering van het bouwplan gestart wordt voordat dit onherroepelijk vaststaat, dit om te voorkomen dat overheidsgeld over de balk wordt gesmeten. Verder hebben zij betoogd dat de 1,10 meter van het bestemmingsplan afwijkende bouwhoogte tot effect heeft dat een forse schaduwwerking ontstaat en dat het uitzicht voor de woningen aan de [adres] in toenemende mate wordt belemmerd. Er wordt voorts niet voorzien in compensatie van de parkeerplaatsen die als gevolg van het bouwplan komen te vervallen. Ten slotte hebben eisers sub 2 naar voren gebracht dat het bouwplan niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.
De rechtbank overweegt als volgt.