ECLI:NL:RBDHA:2016:5696

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 mei 2016
Publicatiedatum
25 mei 2016
Zaaknummer
C/09/495322 / HA ZA 15-998
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige vergunningverlening voor toegangsbrug en aansprakelijkheid van de Gemeente

In deze civiele procedure vordert eiseres, een eigenaar van een kadastraal perceel, dat de rechtbank verklaart dat de door de Gemeente Katwijk verleende omgevingsvergunning voor een toegangsbrug voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit. Eiseres stelt dat de brug, die is gebouwd ter vervanging van een dam met duiker, noodzakelijk is voor de ontsluiting van haar kantoorgebouw. De Gemeente heeft echter erkend dat de vergunning onrechtmatig is verleend, omdat de brug niet voldoet aan de vereisten voor toegankelijkheid voor hulpdiensten. De rechtbank oordeelt dat de Gemeente onrechtmatig heeft gehandeld door de vergunning te verlenen zonder de vereiste toetsing aan het Bouwbesluit. De rechtbank stelt vast dat de brug niet voldoet aan de breedte- en belastingsvereisten van het Bouwbesluit, waardoor de veiligheid in het geding is. Eiseres heeft schade geleden door de onrechtmatige vergunningverlening en de rechtbank oordeelt dat de Gemeente aansprakelijk is voor deze schade. De zaak wordt verwezen naar de rol voor het nemen van een akte over de omvang van de schade, en de Gemeente wordt veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/495322 / HA ZA 15-998
Vonnis van 25 mei 2016
in de zaak van
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. A.M. Nijboer te Den Haag,
tegen
DE GEMEENTE KATWIJK,
gevestigd te Katwijk,
gedaagde,
advocaat mr. M.E. Gelpke te Den Haag.
Partijen zullen hierna [eiseres] en de Gemeente genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 20 augustus 2015 met producties;
  • de conclusie van antwoord van 25 november 2015 met producties;
  • het tussenvonnis van 30 december 2015 waarbij een comparitie van partijen is gelast;
  • de akte van [eiseres] van 8 april 2016 met productie;
  • de akte van de Gemeente van 8 april 2016 met producties;
  • het proces-verbaal van comparitie van 8 april 2016.
1.2.
Het proces-verbaal van de comparitie is buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken over het proces-verbaal voor zover het feitelijke onjuistheden betreft. Partijen hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt. De brieven van [eiseres] van 18 april 2016 en van de Gemeente van 19 april 2016 zijn aan het proces-verbaal gehecht en maken onderdeel uit van het procesdossier.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1. 3
[eiseres] is eigenaar van het kadastrale perceel [plaats] (ZH) [nummer 1] , plaatselijk bekend als [adres] te [plaats] , gelegen in de Gemeente (hierna: het perceel). Het perceel is door water omgeven. Op het perceel heeft [eiseres] in overleg met en na het verkrijgen van een omgevingsvergunning van de Gemeente een kantorencomplex met horecafaciliteiten gerealiseerd (hierna: het kantoorgebouw). Het perceel werd – ook bij de voorgaande agrarische bestemming – ontsloten door een dam met duiker, op een locatie nader aan te duiden als A. Tijdens de bouw van het kantoorgebouw was er daarnaast tijdelijk een ontsluiting op locatie B.
2.2.
Op 23 juli 2014 heeft [A] B.V. (hierna: [A] ), door [eiseres] als aannemer ingeschakeld, een omgevingsvergunning aangevraagd bij het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) van de Gemeente voor de bouw van een brug (hierna: de brug) op locatie A, ter vervanging van de dam met duiker. Als projectomschrijving is in de aanvraag (met zaaknummer [nummer 2] ) vermeld:

Het realiseren van een toegangsbrug (i.p.v. een dam) t.b.v. het pand aan op kavel [nummer 1] aan de [straat] te [plaats] in de gemeente Katwijk.”
Ter beantwoording van vragen waarvoor het bouwwerk momenteel wordt gebruikt en zal worden gebruikt, is in het aanvraagformulier het volgende opgenomen:

Op dit moment ligt er een dam om het terrein te ontsluiten. (…)
De brug is bedoeld om het terrein te ontsluiten.”
In één van de bij de aanvraag behorende constructieberekeningen (bijlage 2 bij de vergunning) is onder meer vermeld:

De brug is geschikt voor fietsers en voetgangers (5kN/m2) en tevens voor gestandaardiseerde dienstvoertuigen en/of strooiwagens voorzien van twee assen, met een maximale aslast van 2,5 ton per as.”
In de berekeningen is opgenomen dat de breedte van de te bouwen brug 4,220 meter is.
2.3.
Op 15 september 2014 heeft de Gemeente [A] onder meer als volgt bericht:

Wij hebben uw aanvraag beoordeeld en constateren dat de brug wordt aangelegd over de watergang op de plek waar nu een dam met duiker ligt (…). Deze dient om de nieuwe functie van het perceel te ontsluiten. Een brug geniet de voorkeur vanuit de beeldkwaliteit en is goed voor de waterkwaliteit. Verkeerskundig is er echter een bezwaar tegen de locatie van de brug. De nieuwe functie betreft een gebouw met een kantoor- en horecafunctie. Deze nieuwe functies genereren veel meer verkeer dan de oude functie. (…) Het heeft daarom de voorkeur om de ontsluiting van het perceel ter hoogte van locatie B[i.p.v. locatie A]
te laten plaatsvinden. (…)”
2.4.
De omgevingsvergunning is op 26 september 2014 verleend conform de aanvraag, dus op locatie A, en op 7 november 2014 onherroepelijk geworden. De volgende (deels hierboven geciteerde) documenten maken onderdeel uit van de vergunning: het aanvraagformulier, de tekening van de brug, de sondering, en twee constructieberekeningen.
2.5.
In de omgevingsvergunning is onder meer vermeld:

Op 23 juli 2014 hebben wij uw aanvraag om een omgevingsvergunning ontvangen voor het realiseren van een toegangsbrug op het perceel [adres] in [plaats] .”
In bijlage I bij de omgevingsvergunning is onder meer het volgende opgenomen:

2.1 Bouwbesluit
De aanvraag en de daarbij versterkte gegevens en bescheiden zijn getoetst aan en in overeenstemming bevonden met het Bouwbesluit(pag. 3/6)
(…)
Bestemmingsplan
(…)
Voor het perceel is een vergunning verleend voor de bouw van een kantoorgebouw. De functie van agrarisch productiegebied is hiermee vervallen. Om het perceel toegankelijk te maken is het gewenst om een goede toegangsweg te maken. Een toegangsbrug past bij de totale inrichting van het gebied en ontmoet ruimtelijk geen bezwaren.
De gekozen locatie voor de ontsluiting van het perceel is op een locatie die voorheen werd gebruikt voor toegang naar het vroegere weiland. Het is ook de meest verkeersveilige locatie voor het ontsluiten van het perceel. Op dit punt rijdt het verkeer langzamer dan aan de andere zijde van het perceel. Vanuit verkeerskundig oogpunt hebben wij daarom geen bezwaar. (op pag.5/6)”
2.6.
De brug is conform de verleende vergunning gebouwd en was eind november 2014 gereed. Bij de brug is een verbodsbord geplaatst waaruit volgt dat het verboden is om de brug te betreden met voertuigen waarvan de aslast hoger is dan 2,5 ton.
2.7.
Op 28 november 2014 berichtte de heer [B] van de Gemeente per e-mail aan [e-mailadres] (de aannemer van het kantoorgebouw van [eiseres] ):

Hierbij het artikel uit het bouwbesluit inzake bereikbaarheid van het gebouw [X] . Ik verzoek je met spoed de toegankelijkheid van het terrein te waarborgen zodat wordt voldaan aan de eisen van het onderhavige artikel. Ik wijs je er op de tijdelijke ontsluiting op termijn dient te worden opgeheven.” [met tijdelijke ontsluiting wordt locatie B bedoeld, rechtbank]
Het bijgevoegde artikel 6:37 van het Bouwbesluit 2012 (hierna: het Bouwbesluit) ziet op de bereikbaarheid van een bouwwerk voor hulpdiensten en luidt, voor zover hier van belang:

Artikel 6.37 Bereikbaarheid bouwwerk voor hulpverleningsdiensten
1.
Tussen de openbare weg en ten minste een toegang van het bouwwerk voor het verblijven van personen ligt een verbindingsweg die geschikt is voor voertuigen van de brandweer en andere hulpverleningsdiensten.
(…)
3.
Tenzij het bestemmingsplan of een gemeentelijke verordening anderszins bepaalt heeft een verbindingsweg als bedoeld in het eerste lid:
een breedte van ten minste 4,5 meter;
een verharding over een breedte van ten minste 3,25 meter, die geschikt is voor motorvoertuigen met een massa van ten minste 14,600 kilogram;
(…)”
2.8.
Op 3 december 2014 heeft de Gemeente telefonisch geïnformeerd bij [eiseres] of de brug een gewicht van 14.600 kilogram kan dragen. [eiseres] heeft in antwoord hierop dezelfde dag een herberekening toegezonden waarin is vermeld dat bij belasting van de brug met een incidenteel maximaal voertuiggewicht van 14.600 kg geen problemen te verwachten zijn, maar dat bij regelmatige belasting met dat gewicht de brug zal bezwijken ten gevolge van vermoeiing.
2.9.
Per e-mail van 11 maart 2015 heeft de Gemeente bericht dat de toegangsbrug tot het kantoorgebouw niet voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit en gevraagd om een gesprek om na te gaan of een oplossing kon worden gevonden. [eiseres] heeft daarop, onder verwijzing naar de toegezonden draagkrachtberekening, bericht dat haars inziens geen sprake is van een met het Bouwbesluit strijdige situatie.
2.10.
Op 5 juni 2015 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen [eiseres] en de Gemeente.
Hetgeen daar is besproken, is door de Gemeente per aangetekende brief van 24 juni 2015 (verzonden op 26 juni), getiteld “
Sluiten handhavingsdossier toegangsbrug”, bevestigd aan [eiseres] :

Als verbindingsweg tussen uw kantoorgebouw en de [straat] heeft u met een omgevingsvergunning een toegangsbrug gerealiseerd. (…)
Omgevingsvergunning verleend in strijd met het Bouwbesluit 2012
Op 23 juli 2014 hebben wij uw aanvraag voor het realiseren van een toegangsbrug naar het kantoorgebouw op het perceel [adres] te [plaats] ZH ontvangen. Het rapport “Berekening en ontwerp” d.d. 9 juli 2014, gewijzigd d.d. 14 juli 2014, is bij de aanvraag verstrekt. Hierin staat beschreven dat de constructie een maximale veranderlijke belasting door een dienstvoertuig aankan van 50 kN bij twee assen; elk 25 kN (ci. 2.500 kilogram).
Volgens artikel 6.35, eerste lid, van het Bouwbesluit 2012 dient een bouwwerk zodanig bereikbaar voor hulpverleningsdiensten te zijn dat tijdig bluswerkzaamheden kunnen worden uitgevoerd en hulpverlening kan worden geboden. Volgens artikel 6.35, tweede lid, van het Bouwbesluit 2012 is artikel 6.37 van toepassing op gebouwen met een kantoorfunctie.
Volgens artikel 6.37, eerste lid, van het Bouwbesluit 2012 dient tussen de openbare weg en de toegang van een kantoorgebouw een verbindingsweg te liggen die geschikt is voor voertuigen van de brandweer en andere hulpverleningsdiensten. Volgens artikel 6.37, derde lid, aanhef en onder b, van het Bouwbesluit 2012 dient die toegangsweg geschikt te zijn voor motorvoertuigen met een massa van ten minste 14.600 kilogram.
Op grond van artikel 2.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht moeten wij een aanvraag voor een omgevingsvergunning weigeren als sprake is van strijd met het bouwbesluit. Met ons besluit van 26 september 2014 (…) hebben wij een omgevingsvergunning voor deze toegangsbrug verleend conform de aanvraag.Wij hebben daarbij miskend dat dit een toegangsbrug conform artikel 6.35 in samenhang met artikel 6.37 van het Bouwbesluit is. De vergunde toegangsbrug is inmiddels door u gerealiseerd.
(…)
Het intrekken of wijzigen van een verleende omgevingsvergunning is slechts in een beperkt aantal situaties mogelijk. Deze zijn in uw geval niet aan de orde. Concreet betekent dit dat wij geen mogelijkheid hebben tot handhaving (…) over te gaan. Wij hopen u met het gesprek en deze brief voldoende te hebben geïnformeerd over de situatie en de mogelijke gevolgen daarvan mocht zich een calamiteit voordoen. Wij sluiten hierbij dan ook het handhavingsdossier. (…)”[onderstreping toegevoegd door rechtbank]
Als bijlage bij deze brief is gevoegd een brief van (de afdeling Risicobeheersing van) de brandweer Hollands Midden van 22 juni 2015, die op verzoek van de Gemeente de gevolgen van de situatie heeft beschreven. Daarin staat, kort gezegd, dat de brug niet voldoet aan artikel 6:37 Bouwbesluit, met als consequentie dat de brandweer het kantoorgebouw niet met voertuigen kan bereiken en dat ook de primaire bluswatervoorziening gelegen op het perceel, niet bereikbaar is voor brandweervoertuigen. Dit leidt tot tijdverlies, hetgeen onder meer gevolgen kan hebben voor de veiligheid van in het gebouw aanwezige personen en van het brandweerpersoneel.
2.11. 3
[eiseres] heeft de Gemeente daarop, bij brief van 7 juli 2015, aansprakelijk gesteld voor alle schade die zij heeft geleden en nog zal lijden ten gevolge van de onjuist verleende vergunning, onder gelijktijdige toezending van een tweetal nieuwe berekeningen van [A] over de draagkracht van de brug. Die aansprakelijkheid is door de Gemeente, bij brief van haar verzekeraar van 3 augustus 2015, van de hand gewezen. Op 4 augustus 2015 heeft de burgemeester met [eiseres] gesproken en toegezegd naar een oplossing te zullen zoeken.
2.12.
De dagvaarding in deze procedure is op 20 augustus 2015 aan de Gemeente betekend.
2.13.
Bij aangetekende brief van 1 maart 2016 (verzonden op 2 maart 2016) heeft (het college van) de Gemeente aan [eiseres] een last onder dwangsom opgelegd:
“(…)
Gewijzigde inzichten
Gebleken is dat onderscheid moet worden gemaakt tussen (de omgevingsvergunning voor) de brug en (de omgevingsvergunning voor) het kantoorgebouw. De omgevingsvergunning voor de brug kon niet worden geweigerd en is terecht verleend.(…)
Het kantoorgebouw voldoet, als gevolg van het weghalen van de dam met duiker, die was gesitueerd op de plek waar de toegangsbrug is gerealiseerd, niet meer aan het Bouwbesluit 2012. (…)
Het vereiste voor een verbindingsweg ten behoeve van de brandweer en andere hulpverleningsdiensten als bedoeld de artikelen 6.35 en 6.37 van het Bouwbesluit 2012 geldt voor het kantoorgebouw als zodanig. Het kantoorgebouw voldoet thans niet meer aan dat vereiste. Wij hebben de aanvraag omgevingsvergunning voor de brug niet getoetst aan artikel 6.37 van het Bouwbesluit 2012. De onaantastbaarheid van de omgevingsvergunning voor de brug verhindert niet dat het kantoorgebouw niet (langer) voldoet aan de eisen zoals deze volgen uit artikel 6.35 en 6.37 van het Bouwbesluit 2012 (…). Tegen een dergelijke overtreding kunnen en moeten wij handhavend optreden. (…)
In dit verband gelasten wij u ombinnen vier maanden na verzendingvan dit besluit een verbindingsweg te realiseren die in overeenstemming is met de eisen zoals deze volgen uit de Woningwet in samenhang met het Bouwbesluit 2012 en in het bijzonder artikel 6.37, derde lid, onderdeel a en b, van het Bouwbesluit 2012.
Daarbij vermelden wij dat hiervoor, afhankelijk van de gekozen optie, een of meerdere vergunningen kunnen zijn vereist. Wij adviseren u, indien dit het geval is, deze tijdig aan te vragen. Een eventuele vergunningsprocedure schorst de gestelde termijn niet. (…)
Indien de overtreding niet wordt opgeheven, verbeurt u een dwangsom van € 25.000,-- ineens.(…)”

3.Het geschil

3.1. 3
[eiseres] vordert – samengevat:
Primair:
I. te verklaren voor recht dat de brug voldoet aan de vereisten die in het Bouwbesluit worden gesteld;
II. te verklaren voor recht dat het standpunt van de Gemeente dat de brug niet toegankelijk is voor hulpverleners onrechtmatig is;
III. de Gemeente te bevelen de hulpdiensten te informeren dat de brug voldoet aan het Bouwbesluit en te instrueren om de brug bij calamiteiten te gebruiken, op straffe van een dwangsom;
Subsidiair
IV. te verklaren voor recht dat de Gemeente onrechtmatig heeft gehandeld door een vergunning voor de brug te verlenen die niet voldoet aan de vereisten van het Bouwbesluit voor de toegankelijkheid van hulpverleners;
V. te verklaren voor recht dat de Gemeente aansprakelijk is voor de door [eiseres] geleden en te lijden schade als gevolg van deze onrechtmatige daad;
VI. veroordeling van de Gemeente tot voornoemde schade, op te maken bij staat, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 26 september 2014, althans vanaf de dag der dagvaarding;
een en ander vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 904, rente en proceskosten, inclusief de nakosten.
3.2.
Aan haar primaire vorderingen legt [eiseres] ten grondslag dat de omgevingsvergunning onherroepelijk is en dat de formele rechtskracht derhalve meebrengt dat ervan moet worden uitgegaan dat de inhoud van de vergunning in overeenstemming is met wettelijke voorschriften. Als aanvullende grondslag stelt zij dat de brug voldoet aan de voorschriften van artikel 6.37 Bouwbesluit omdat de brug incidenteel geschikt is voor voertuigen van hulpdiensten met een gewicht van 14.600 kg. Ter onderbouwing heeft zij een aantal berekeningen overgelegd van [A] .
[eiseres] legt aan haar subsidiaire vorderingen ten grondslag dat de Gemeente jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld doordat zij, zoals zij heeft erkend, een fout heeft gemaakt bij de verlening van de omgevingsvergunning voor de brug door de regels van het Bouwbesluit die betrekking heb op een verbindingsweg voor hulpverleners niet toe te passen. Op die erkenning kan de Gemeente niet terugkomen. De Gemeente is voor door [eiseres] ten gevolge van de fout geleden en nog te lijden schade aansprakelijk. De Gemeente kan geen beroep doen op de formele rechtskracht ter afweer van haar aansprakelijkheid omdat zij heeft erkend een fout te hebben gemaakt.
3.3.
De Gemeente voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Primaire vorderingen: voldoet de brug aan de eisen van het Bouwbesluit?

4.1.
In het kader van de primaire vorderingen staat in de eerste plaats ter beoordeling of de brug voldoet aan de vereisten die in het Bouwbesluit worden gesteld. Partijen zijn het er over eens dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord, maar zij verschillen van mening over de betekenis daarvan, te weten over de vraag welke regels van het Bouwbesluit van toepassing zijn op de vergunning voor de brug. [eiseres] stelt dat de brug moet worden aangemerkt als een verbindingsweg voor het kantoorgebouw in de zin van artikel 6.35 juncto 6.37 Bouwbesluit en derhalve moet (worden geacht te) voldoen aan de in artikel 6.37 lid 3 Bouwbesluit genoemde voorwaarden. De Gemeente voert aan dat onderscheid moet worden gemaakt tussen de omgevingsvergunning voor de brug enerzijds en de omgevingsvergunning voor het kantoorgebouw anderzijds. De omgevingsvergunning voor de brug is op juiste wijze in overeenstemming met de regels (ook die van het Bouwbesluit) verleend en kon, gelet op het imperatieve stelsel, niet worden geweigerd. Omdat uit de aanvraag voor de brug niet blijkt dat de brug tevens bedoeld was als een verbindingsweg in de zin van artikel 6.35 juncto 6.37 Bouwbesluit, was het niet nodig dat de vergunning voor de brug aan de betreffende voorschriften uit het Bouwbesluit werd getoetst. De brug is terecht vergund en voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit. Wel is het zo, aldus de Gemeente, dat het kantoorgebouw na verwijdering van dam en duiker en bouw van de brug niet langer beschikt over een verbindingsweg die voldoet aan artikel 6.37 Bouwbesluit.
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat de brug feitelijk fungeert als verbindingsweg voor het kantoorgebouw en dat de brug, anders dan [eiseres] betoogt, feitelijk niet voldoet aan de eisen van artikel 6.35 juncto 6.37 Bouwbesluit die gelden voor verbindingswegen, reeds omdat de brug smaller is dan de in artikel 6.37 lid 3 sub a voorgeschreven breedte van ten minste 4,5 meter. Ook voldoet de brug niet aan het vereiste van artikel 6.37 lid 3 sub b dat een verbindingsweg geschikt moet zijn voor motorvoertuigen met een massa van ten minste 14.600 kg, nu immers de brug gebouwd is voor een maximale belasting van 5.000 kg (2.500 kg per as). De rechtbank passeert de stelling van [eiseres] dat het belastbaarheidsvereiste aldus moet worden uitgelegd, dat hieraan ook is voldaan wanneer de brug
incidenteelgeschikt is voor voertuigen met een gewicht van 14.600 kg, nu gesteld noch gebleken is dat de wet daar enig aanknopingspunt voor biedt. De brandweer heeft bovendien aangegeven niet van de brug gebruik te kunnen maken voor bluswerkzaamheden, met de nodige gevolgen voor de veiligheid van dien.
4.3.
Het voorgaande brengt mee dat de gevorderde verklaring voor recht dat de brug voldoet aan de in het Bouwbesluit gestelde vereisten, niet kan worden toegewezen. Daar komt bij dat de raadsvrouw van [eiseres] ter zitting heeft erkend dat deze vordering onduidelijk is, nu partijen over de interpretatie van het gevorderde van mening verschillen, en zou moeten worden aangepast, maar daaraan geen uitvoering heeft gegeven. De primaire vordering onder I zal dan ook worden afgewezen. De daarmee samenhangende vorderingen II en III treft hetzelfde lot.
Subsidiaire vorderingen: aansprakelijkheid?
4.4.
De rechtbank komt derhalve toe aan het subsidiair gevorderde. Ter beoordeling staat of de Gemeente jegens [eiseres] onrechtmatig heeft gehandeld door een omgevingsvergunning voor de brug te verlenen die niet voldoet aan de vereisten van het Bouwbesluit voor de toegankelijkheid van hulpverleners en of zij aansprakelijk is voor de dientengevolge door [eiseres] geleden en te lijden schade. In dit verband moet in de eerste plaats worden beoordeeld of de formele rechtskracht van de verleende omgevingsvergunning eraan in de weg staat dat het handelen van de Gemeente als onrechtmatig wordt aangemerkt.
4.5.
De rechtbank stelt voorop dat in een civiele procedure moet worden uitgegaan van de geldigheid van een besluit van een overheidslichaam indien daartegen een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang heeft opengestaan en deze rechtsgang hetzij niet is gebruikt, hetzij niet tot vernietiging van het besluit heeft geleid (het beginsel van formele rechtskracht); aldus onder meer HR 2 juni 1995, NJ 1997, 164. Als regel geldt dat een besluit met formele rechtskracht zowel wat zijn wijze van totstandkoming als wat zijn inhoud betreft, voor rechtmatig gehouden moet worden. De aan dit beginsel verbonden bezwaren kunnen evenwel door bijkomende omstandigheden zo klemmend worden dat hierop, gezien de bijzonderheden van het gegeven geval, een uitzondering moet worden gemaakt. Van zodanige uitzondering kan met name sprake zijn wanneer de burger en het overheidslichaam het erover eens zijn dat de door het overheidslichaam genomen beschikking onrechtmatig was, aldus HR 18 juni 1993, AB 1993/504.
4.6.
Bij brief van 24 juni 2015, hiervoor onder 2.10 weergegeven, heeft de Gemeente [eiseres] bericht dat zij op grond van artikel 2.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, een omgevingsvergunning moet weigeren als sprake is van strijd met het Bouwbesluit, maar dat zij heeft
miskenddat de brug waarvoor de vergunning is verleend een ‘toegangsbrug conform artikel 6.35 in samenhang met artikel 6.37 Bouwbesluit’ was. De rechtbank is – met [eiseres] – van oordeel dat [eiseres] de brief van 24 juni 2015 in de gegeven omstandigheden mocht begrijpen als een erkenning door de Gemeente dat zij een fout had gemaakt bij de beoordeling van de aanvraag door niet te toetsen aan de bepalingen van artikel 6:37 Bouwbesluit.
4.7.
Op de erkenning is de Gemeente in deze procedure, na het inschakelen van externe juristen, teruggekomen. Het staat de Gemeente, naar het oordeel van de rechtbank, niet vrij om terug te komen op haar erkenning. De erkenning in de brief is ondubbelzinnig en zonder voorbehoud gedaan. Gesteld noch gebleken is dat de Gemeente na de erkenning de beschikking heeft gekregen over andere feiten; zij heeft de feiten slechts anders geduid na inschakeling van juridisch advies door te stellen dat de vereisten van artikel 6.35 en 6. 37 Bouwbesluit niet gelden (bij de beoordeling van de aanvraag) voor de brug als zodanig, maar wel voor het kantoorgebouw en dat als gevolg van het realiseren van de brug en het daarvoor weghalen van dam en duiker, het kantoorgebouw niet meer voldoet aan het Bouwbesluit. Dat is onvoldoende voor het intrekken van de erkenning van de fout dat de Gemeente heeft miskend dat de brug de functie als toegangsweg als bedoeld in de artikelen 6.35 en 6.37 uit het Bouwbesluit zou gaan vervullen.
4.8.
Daarbij komt dat het later ingenomen standpunt van de Gemeente dat zij de vergunningsaanvraag voor de brug niet heeft opgevat of redelijkerwijs heeft moeten opvatten als een aanvraag voor een verbindingsweg voor hulpverleners naar het kantoorgebouw in de zin van het Bouwbesluit niet houdbaar is. Uit het aansturingsartikel (artikel 6:35 Bouwbesluit, lid 2, onderdeel 12.b van de tabel) lijkt te volgen dat de aanvraag voor een ‘
ander bouwwerk geen gebouw zijnde’, zoals de brug, evenzeer getoetst had moeten worden aan de regels van artikel 6:37, hetgeen de Gemeente heeft verzuimd. Bovendien volgt de rechtbank het standpunt van [eiseres] dat de Gemeente gelet op de gang van zaken had moeten onderkennen dat sprake was van een verbindingsbrug in de zin van het Bouwbesluit. [eiseres] heeft ter zitting immers onbetwist gesteld dat aan de vergunningsaanvraag voor de brug, uitgebreid overleg tussen (de aannemer van) [eiseres] en (de stadsbouwmeester van) de Gemeente vooraf is gegaan, zodat de Gemeente uit dien hoofde op de hoogte was van het feit dat de brug ter vervanging diende van de bestaande dam met duiker en ter ontsluiting van het kantoorgebouw. Daarbij heeft de Gemeente kenbaar gemaakt dat een brug de waterkwaliteit ten goede komt en mooier is als ‘visitekaartje’ voor de Gemeente dan de dam met duiker. Ook uit de tekst van de aanvraag volgt ondubbelzinnig dat het hier gaat om een brug die dient ter ontsluiting van het kantoorgebouw en ter vervanging van de dam met duiker. Daaraan doet niet af dat in de aanvraag het woord ‘
verbindingsweg’niet voorkomt en dat niet expliciet is verwezen naar de betreffende artikelen van het Bouwbesluit. De Gemeente heeft de aanvraag bovendien ook opgevat als een aanvraag voor een verbindingsweg. Dit blijkt niet alleen uit de onder 2.3 geciteerde brief van 15 september 2014, maar volgt ook ondubbelzinnig uit de verleende vergunning zelf en de daarbij behorende stukken, onder meer uit hetgeen hierboven onder 2.5 is weergegeven. De erkenning door de Gemeente, bij brief van 24 juni 2015 ter bevestiging van het daarover gevoerde gesprek, dat zij heeft verzuimd te toetsen aan de daarvoor geldende regels van het Bouwbesluit, vormt daarvan een logisch uitvloeisel.
4.9.
De Gemeente heeft nog aangevoerd dat de beweerde erkenning van een fout geen effect kan hebben omdat die erkenning pas is gedaan nadat de beroepstermijn was verstreken. Dit standpunt wordt niet gevolgd. Niet valt in te zien waarom een erkenning van na die datum in de omstandigheden van dit geval niet relevant zou zijn.
4.10.
Het voorgaande brengt mee dat sprake is van zodanige omstandigheden, dat een uitzondering moet worden gemaakt op het beginsel van formele rechtskracht. De rechtbank neemt in deze procedure met betrekking tot de aansprakelijkheid derhalve tot uitgangspunt dat de vergunning onrechtmatig, want in strijd met het recht, is verleend.
4.11.
De Gemeente betwist het causaal verband tussen de schade en de gestelde onrechtmatige vergunningverlening voor de brug. Zij voert aan dat de schade niet is veroorzaakt door de vergunningverlening, maar door de omstandigheid dat [eiseres] op eigen gezag en zonder vergunning de dam met duiker heeft verwijderd die diende als verbindingsweg voor het kantoorgebouw, waardoor ten aanzien van de voor het kantoorgebouw verleende vergunning een met de wet strijdige situatie is ontstaan omdat het kantoorgebouw niet langer beschikt over een voor hulpdiensten toegankelijke verbindingsweg als bedoeld in het Bouwbesluit. Ook dit verweer kan haar niet baten. Immers, zoals hiervoor in 4.8. overwogen, blijkt uit de aanvraag van de vergunning voor de brug ondubbelzinnig dat deze diende ter vervanging van de dam en was de Gemeente zich (gelet ook op de brief van 15 september 2014, zie 2.3.) daarvan volledig bewust, zodat de Gemeente met de vergunning voor de brug ook impliciet heeft toegestaan dat de dam zou worden verwijderd. Dit geldt te meer nu de Gemeente zelf haar voorkeur voor de brug boven de dam met duiker naar [eiseres] heeft uitgesproken (zie 2.3.). [eiseres] mocht de verlening van de vergunning voor de bouw van de brug in ieder geval opvatten als een vergunning om de dam met duiker te verwijderen. Onder die omstandigheden is sprake van causaal verband tussen de vergunningverlening en de gestelde schade, en kan de Gemeente [eiseres] niet tegenwerpen dat zij op eigen gezag de dam heeft verwijderd.
4.12.
Het verweer van de Gemeente dat uit artikel 1b lid 2 Woningwet volgt dat het de verantwoordelijkheid van [eiseres] is om te blijven voldoen aan de eerder verleende vergunning voor het kantoorgebouw door te zorgen voor een verbindingsweg voor het kantoorgebouw als bedoeld in artikel 6.37 Bouwbesluit, wordt gepasseerd. In het kader van haar taak als vergunningverlener en handhaver kan de Gemeente haar verantwoordelijkheid met betrekking tot de vergunning en de bij de afweging daarvan in acht te nemen zorgvuldigheid en rechtszekerheid, in dit specifieke geval niet afwentelen op [eiseres] . De Gemeente had, gelet op haar standpunt dat door het verwijderen van de dam met duiker een met de vergunning voor het kantoorgebouw strijdige situatie is ontstaan, dit bij de vergunningverlening voor de brug moeten onderkennen en [eiseres] daarop moeten wijzen. [eiseres] behoefde er onder die omstandigheden niet op bedacht te zijn dat het uitvoering geven aan de vergunning voor de brug, ertoe zou leiden dat het kantoorgebouw niet langer zou beschikken over een verbindingsweg die geschikt is voor voertuigen van de brandweer en andere hulpverleningsdiensten, als bedoeld in artikel 6.35 juncto 6.37 Bouwbesluit, waardoor een met artikel 1b lid 2 Woningwet strijdige situatie zou ontstaan.
4.13.
Voor zover sprake is van aan het handelen van [eiseres] toe te rekenen schade overweegt de rechtbank dat het voorgaande meebrengt dat geen sprake is van eigen schuld van [eiseres] , althans dat de billijkheid in de weg staat aan de vermindering van de schadevergoedingsplicht van de Gemeente.
4.14
Het betoog van de Gemeente dat geen sprake kan zijn van een onrechtmatige daad jegens [eiseres] omdat niet zij maar [A] de vergunning heeft aangevraagd, wordt eveneens verworpen omdat [eiseres] als eigenaar van het perceel en het kantoorgebouw, direct belanghebbende is en uit de aanvraag bovendien blijk dat de vergunning door [A] ten behoeve van [eiseres] is gedaan.
4.15
Hetgeen hiervoor is overwogen en beslist brengt de rechtbank tot de slotsom dat de Gemeente, door het verlenen van een onjuiste omgevingsvergunning aan [A] / [eiseres] , onrechtmatig jegens [eiseres] heeft gehandeld en de schade die het gevolg daarvan is aan [eiseres] dient te vergoeden.
Schadebegroting
4.16
De rechtbank gaat ervan uit dat de omvang van de schade in deze procedure kan worden vastgesteld. Voor de door [eiseres] gevorderde verwijzing naar de schadestaatprocedure is dan ook geen plaats.
4.17.
De omvang van de schade wordt bepaald door een vergelijking van de toestand zoals deze in werkelijkheid is, met de toestand zoals die (vermoedelijk) zou zijn geweest indien de Gemeente niet onrechtmatig zou hebben gehandeld. In dat geval had het college [eiseres] er voorafgaand aan vergunningverlening op gewezen dat de aangevraagde brug in overeenstemming diende te zijn met de belastings- en breedtevereisten van artikel 6.37 lid 3 Bouwbesluit. Er zouden dan gewijzigde tekeningen zijn ingediend, waarbij de toegangsbrug zo was ontworpen dat deze structureel 14.600 kg kon dragen en voldoende breed was. Na verlening van de vergunning was dan, in overeenstemming met de alsdan verleende vergunning, direct een toegangsbrug gerealiseerd die voldeed aan de regels van het Bouwbesluit voor een verbindingsweg.
4.18.
Dit brengt mee dat de schade zal moeten worden vastgesteld aan de hand van het verschil tussen
  • i) de som van de kosten die [eiseres] thans heeft gemaakt (waaronder begrepen de kosten van de huidige brug) vermeerderd met de kosten die zij nog moet maken om de huidige brug te vervangen door een brug die wel aan de eisen voldoet en
  • ii) de kosten van een toegangsbrug in het hypothetische geval dat deze direct zou zijn gebouwd conform de eisen van het Bouwbesluit voor een verbindingsweg.
4.19.
De Gemeente heeft aangevoerd dat de kosten van een nieuwe verbindingsweg, naar haar voorlopige schatting, tussen de € 10.000 en € 12.000 bedragen. Zij neemt daarbij als uitgangspunt het plaatsen van een dam met duiker, hetgeen naar zij aanvoert de goedkoopste manier is om een verbindingsweg aan te leggen. Dit uitgangspunt strookt echter niet met de hiervoor uiteengezette maatstaf dat [eiseres] zo veel mogelijk moet worden gebracht in de toestand waarin zij zou hebben verkeerd zonder het onrechtmatig handelen, en is bovendien onverenigbaar met de eerder geuite esthetische wensen van de Gemeente, zodat de door de Gemeente opgevoerde oplossing en de daaraan verbonden kosten reeds daarom niet als uitgangspunt voor de schadeberekening kunnen dienen.
4.20. 3
[eiseres] heeft ter zitting een bedrag van “minimaal € 30.000” genoemd dat nodig zou zijn om de brug aan te passen zodat zij voldoet aan de vereisten voor een verbindingsweg. Dit bedrag heeft zij vooralsnog niet onderbouwd. Ook heeft zij geen stukken overgelegd waaruit blijkt wat de kosten zouden zijn geweest in het hiervoor genoemde hypothetische geval (ii). De rechtbank zal [eiseres] in de gelegenheid stellen bij akte aan de hand van concrete gegevens de omvang van de schade op deze punten nader toe te lichten. Hierop kan de Gemeente uiteraard vier weken daarna bij antwoordakte reageren.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.21. 3
[eiseres] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten tot een bedrag van € 904,-- vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding. De rechtbank stelt vast dat het Rapport Voorwerk II van toepassing is nu het niet gaat om een incassovordering. [eiseres] heeft gesteld en gespecificeerd dat buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt die niet onder de reikwijdte van de proceskostenveroordeling vallen. De Gemeente heeft dit onvoldoende gemotiveerd betwist. De rechtbank stelt vast dat in ieder geval een deel van de gespecificeerde werkzaamheden zijn aan te merken als buitengerechtelijke kosten. De hoogte van de gevorderde vergoeding, conform de staffel, kan de redelijkheidstoets doorstaan, zodat de buitengerechtelijke kosten zullen worden toegewezen zoals gevorderd.
4.22.
De rechtbank zal de zaak verwijzen naar de rol voor het nemen van de genoemde akte, en iedere verdere beslissing aanhouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 22 juni 2016 voor akte aan de zijde van [eiseres] als bedoeld in rechtsoverweging 4.20;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Kokke en in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2016.