Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.Het verzoek
4.Het verweer
5.De beoordeling
opgevolgddoor een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Tussen partijen is in geschil of hiervan in dit geval sprake is.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de kantonrechter te Den Haag op 21 april 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en zijn werkgever, Tebodin Netherlands B.V. De werknemer, die sinds 2001 in dienst was bij de werkgever, was in januari 2012 uitgevallen wegens ziekte. Na een lange periode van arbeidsongeschiktheid en re-integratie, heeft de werknemer in 2014 een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd getekend. De werkgever heeft in november 2015 de werknemer geïnformeerd dat zijn dienstverband per 1 januari 2016 zou eindigen, maar de werknemer betwistte dit en stelde dat hij nog recht had op een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd op basis van de Ragetlie-regel. De werknemer verzocht de kantonrechter om zijn arbeidsovereenkomst te herstellen, hem weer toe te laten tot zijn functie, en om betaling van achterstallig salaris.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst van de werknemer niet rechtsgeldig was beëindigd, omdat de werkgever geen opzegging had gedaan. De kantonrechter oordeelde dat de opvolgende arbeidsovereenkomsten van de werknemer, ondanks de verschillen in uren en salaris, als opvolgend moesten worden gekwalificeerd in de zin van artikel 7:667 lid 4 BW. De werkgever was verplicht om de beëindiging van de arbeidsovereenkomst te laten toetsen door het UWV of de kantonrechter. De verzoeken van de werknemer tot herstel van de arbeidsovereenkomst en betaling van achterstallig salaris zijn toegewezen, terwijl de werkgever in de proceskosten werd veroordeeld.