ECLI:NL:RBDHA:2016:5505

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 mei 2016
Publicatiedatum
19 mei 2016
Zaaknummer
C/09/506214
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstrekking van persoonsgegevens door Facebook in kort geding wegens beschuldigingen van oplichting

In deze zaak vordert eiser, die wordt beschuldigd van oplichting op sociale media, dat Facebook hem de persoonsgegevens van de beheerders van verschillende Facebookgroepen verstrekt. Eiser stelt dat hij onterecht als oplichter wordt bestempeld en dat zijn persoonlijke gegevens onrechtmatig zijn verspreid. De voorzieningenrechter oordeelt dat eiser een zwaarwegend belang heeft bij het verkrijgen van deze gegevens, omdat hij zonder deze informatie niet in staat is om de verantwoordelijke personen aan te spreken en zijn schade te verhalen. De rechter wijst de vordering tot verstrekking van de gegevens toe, met inachtneming van de beperking dat Facebook alleen kan overhandigen wat zij daadwerkelijk bezit. De vordering tot verwijdering van de beschuldigingen van oplichting wordt afgewezen, omdat niet kan worden vastgesteld dat deze uitingen onrechtmatig zijn. De rechter concludeert dat de belangen van eiser zwaarder wegen dan die van Facebook en de beheerders van de Facebookgroepen. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/506214 / KG ZA 16/251
Vonnis in kort geding van 11 mei 2016
in de zaak van
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. A.F.J.M. Mulders te Echt,
tegen:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Facebook Ireland Limited,
gevestigd te Dublin (Ierland),
gedaagde,
advocaat mr. J.P. van den Brink te Amsterdam.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘ [eiser] ’ en ‘Facebook’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met negentien producties;
- de akte houdende een wijziging van eis;
- de tweede akte houdende een wijziging van eis;
- de door Facebook overgelegde conclusie van antwoord met zes producties;
- de bij de mondelinge behandeling door beide partijen overgelegde pleitnotities.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 april 2016. Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
[eiser] heeft in 2004 de webwinkel [website] (later: [website1] ) opgericht voor de verkoop van parfums.
2.2.
In 2014 is de Facebookgroep “ [Facebookgroep 1] ” opgericht (hierna: Facebookgroep 1). In Facebookgroep 1 konden mensen die niet tevreden waren over [website1] hun mening delen. Vanaf 14 oktober 2015 werd Facebookgroep 1 beheerd door de heer [A] (hierna: [A] ).
2.3.
Tussen 14 oktober 2015 en december 2015 zijn op Facebookgroep 1 onder meer de volgende berichten verschenen:
“Hierbij nog eens wat informatie over deze club samengevat: [eiser] is op Facebook bekend als [X] . hij is de huidige eigenaar van [website1] ook al staat dit op zijn vader’s naam (die hier overigens niets mee van doen heeft). Dit is dan ook de reden dat deze website voorheen een volledig betrouwbare site, maar nu malafide is. [eiser] is nooit aanwezig op het bedrijf en heeft inmiddels een cadeauwinkel in het Centrum van [plaats] gestart op naam van zijn vriendin. Hij woont aan de [adres] . Hij rijdt een [merk auto] grijs met de letters [letters] in het kenteken. Schroomt u niet de politie in te lichten en/of zelf eens een kijkje bij hem te nemen als hij u nog wat verschuldigd is.”
en
“voor de mensen die niemand te pakken krijgen op het algemene nummer. Hierbij het 06-nr van de eigenaar de heer [eiser] : [nummer 1] . [website1] staat op punt van failliet gaan dus raad mensen ten strengste af hier nog te bestellen”
2.4.
De rechtsbijstandsverzekeraar van [eiser] heeft [A] bij brief van 31 december 2015 gesommeerd de pagina onmiddellijk offline te halen. [A] heeft geantwoord dat hij het beheer heeft overgedragen en de beheerder heeft verzocht de informatie te verwijderen.
2.5.
Op 4 januari 2016 heeft de beheerder van Facebookgroep 1 het volgende bericht op de pagina geplaatst:
“Beste mensen,
zoals jullie misschien is opgevallen zijn een aantal berichten mbt de persoonsgegevens van de eigenaar van [website1] hier (tijdelijk) verwijderd. Dit heb ik gedaan op verzoek van de vorige pagina beheerder. Hij is door [eiser] van [website1] via een advocaat gesommeerd dit te verwijderen. Omdat het zijn ‘goede’ naam zou schaden.
Dit betekent dat deze oplichter zich in het nauw gedreven voelt en dat wij goed bezig zijn. We zullen dus ook niet stoppen tot [eiser] stopt met deze praktijken en alle honderden gedupeerden hun geld terug geeft.
Voor alle nieuwe mensen hier, blijf kijken, binnen enkele dagen zullen wij wederom foto en persoonlijke gegevens van de eigenaar plaatsen zodat u hem kunt vinden.
En [eiser] , als je dit leest, deze pagina wordt nu iedere week door een ander beheerd dus succes, je advocaat krijgt het nog druk!  misschien beter je energie steken in werken en met eerlijk verdiend geld alle mensen terugbetalen van wie je hebt gestolen!”
2.6.
Op 13 januari 2016 heeft de beheerder van Facebookgroep 1 op de pagina geschreven:
“Een van de vorige beheerders van deze pagina is door de “politie” benaderd. [eiser] heeft aangifte van smaad gedaan. (...)
Maar omdat we deze persoon die dus nu met naam en adres bekend is bij de tegenpartij willen sparen gaan we deze pagina voor hem tijdelijk op zwart zetten. We zullen spoedig een nieuwe pagina in het leven roepen.”
2.7.
Later die dag is Facebookgroep 1 verwijderd. Kort daarna is de Facebookgroep “ [Facebookgroep 2] ” opgericht (hierna: Facebookgroep 2), die kort daarna weer is verwijderd. Op 14 januari is de Facebookgroep “ [Facebookgroep 3] ” (hierna: Facebookgroep 3) aangemaakt. Daar worden de volgende teksten weergegeven:
“hier kunnen alle mensen zich melden die gedupeerd zijn door [eiser] van [website1] ”
en
“een vorige pagina is door [eiser] van [website1] van facebook laten verwijderen. (...) Hier een nieuwe pagina met nieuwe beheerder. (...) We moeten zoveel mogelijk informatie tegen deze persoon verzamelen over de omvang van zijn oplichtingspraktijken.”
2.8.
Op Facebookpagina 3 is voorts een link naar een krantenartikel van [datum ] met de foto van [eiser] gepubliceerd.
2.9.
[eiser] heeft op 15 januari 2016 aangifte gedaan van smaad c.q. laster.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, zakelijk weergegeven en na wijziging van eis:
I. Facebook te gebieden binnen twee weken aan [eiser] te verstrekken:
- naam en adres die zijn verstrekt bij registratie;
- IP-adres dat is gebruikt bij registratie, voor zover beschikbaar;
- datum en tijdstip van registratie;
- datum, tijdstip en IP-adressen van logins van de afgelopen twee maanden;
van alle (voormalige) gebruikers die tussen 10 oktober 2015 en heden beheerder zijn geweest van (een van) de Facebookgroep(en) “ [Facebookgroep 1] ”, welke groep op 13 januari 2015 vindbaar was via URL
https://www.facebook.com/ [Facebookgroep 1] / [… 2]en/of “ [Facebookgroep 3] ”, welke groep op 20 april 2016 vindbaar was via URL
https://www.facebook.com/ [… 1] [nummer 2] / [… 2], op straffe van verbeurte van een dwangsom;
II. Facebook te gebieden binnen twee weken alle persoonsgegevens van [eiser] , waaronder mede begrepen zijn (voor-)naam en de URL naar het krantenartikel van [datum ] te verwijderen van de Facebookgroep “ [Facebookgroep 3] ”, welke groep op 20 april 2016 vindbaar was via URL
https://www.facebook.com/ [… 1] [nummer 2] / [… 2], op straffe van verbeurte van een dwangsom.
3.2.
Daartoe voert [eiser] – samengevat – het volgende aan. [eiser] wordt op de genoemde Facebookpagina’s door derden, waarvan de namen niet allemaal bekend zijn, beschuldigd van onder andere oplichting, het uitvoeren van malafide praktijken en het gebruikmaken van stromannen. [eiser] is niet de eigenaar van [website1] . In februari 2008 heeft hij de winkel verkocht aan zijn vader, die de onderneming tot 12 januari 2016 dreef. [eiser] is slechts als werknemer in het bedrijf van zijn vader werkzaam geweest en kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor het beleid van [website1] .
Van [eiser] zijn tevens persoonsgegevens verspreid. Dat is een ernstige inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer en onrechtmatig op grond van artikel 8 EVRM. Ook het dreigen met het voortzetten van de lastercampagne is onrechtmatig. [eiser] wenst de (anonieme) beheerders van de Facebookgroepen in rechte aan te spreken en hen te doen verbieden in de toekomst vergelijkbare inbreuken op zijn persoonlijke levenssfeer te maken. Verder is hij voornemens de door hem geleden schade op de beheerders te verhalen. De beheerders van de Facebookpagina’s zijn hem onbekend. Alle pogingen van [eiser] om de identiteit van de beheerders te achterhalen hebben niet tot resultaat geleid. Facebook beschikt over de gegevens van de beheerders. [eiser] heeft een zwaarwegend belang bij het verkrijgen van die gegevens. De beheerders hebben maar een beperkt belang om zich anoniem te kunnen uiten.
Facebookgroep 3 is klaarblijkelijk gericht tegen [eiser] , met het doel hem schade toe te brengen. In Facebookgroep 3 wordt [eiser] uitdrukkelijk voor oplichter uitgemaakt. Dat is onrechtmatig, zodat verzocht wordt Facebook te gebieden deze onrechtmatige inhoud van internet te verwijderen.
3.3.
Facebook voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
De eerste vordering ziet op het verstrekken van (onder meer) naam- en adresgegevens. Onder omstandigheden kan op een sociaal netwerk als Facebook de rechtsplicht rusten om die gegevens te verstrekken aan een derde ( [eiser] ). Dit kan met name het geval zijn als (i) voldoende aannemelijk is dat de op het sociaal netwerk gepubliceerde informatie, op zichzelf beschouwd, jegens de derde onrechtmatig en schadelijk is, (ii) de derde een reëel belang heeft bij de verkrijging van de gegevens, (iii) aannemelijk is dat er in het concrete geval geen minder ingrijpende mogelijkheid bestaat om de gegevens te achterhalen en (iv) afweging van de betrokken belangen van de derde, (in deze zaak:) Facebook en de beheerders van de Facebookpagina’s meebrengt dat het belang van de derde behoort te prevaleren (HR 25 november 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU4019, (Lycos/Pessers)).
4.2.
Vaststaat dat op Facebookgroep 1 staat vermeld dat [website1] een malafide site is en dat [eiser] de eigenaar van deze site is. Daarbij staan de adresgegevens en het mobiele telefoonnummer van [eiser] vermeld en gegevens over de auto waarin hij rijdt met de oproep aan personen die nog iets te vorderen hebben van [eiser] om bij hem langs te gaan. Tenslotte wordt in deze Facebookgroep vermeld dat [eiser] op naam van zijn vriendin een cadeauwinkel in het centrum van [plaats] is gestart. De voorzieningenrechter acht het voldoende aannemelijk dat het plaatsen van deze specifieke informatie (zeker in combinatie met de oproep om bij hem langs te gaan) jegens [eiser] als onrechtmatig en schadelijk moet worden beschouwd. Weliswaar is de voornoemde Facebookgroep inmiddels verwijderd, maar de beheerders daarvan hebben aangekondigd de acties tegen [eiser] voort te zetten, zodat [eiser] een reëel belang heeft bij het verkrijgen van de door hem genoemde gegevens. [eiser] heeft op diverse andere wijzen gepoogd deze gegevens te verkrijgen. Die pogingen zijn vruchteloos geweest. Het is dan ook aannemelijk dat er geen minder ingrijpende mogelijkheid bestaat om deze gegevens te achterhalen. [eiser] heeft zonder over deze gegevens te beschikken geen mogelijkheid om de verantwoordelijke personen te dwingen te stoppen met hun acties jegens hem en hen aan te spreken tot vergoeding van de schade die hij stelt te hebben geleden. Daartegenover staan het beperkte belang van Facebook om, als neutrale tussenpersoon, haar platform te kunnen aanbieden waarop in vrijheid de informatie van derden verspreid kan worden en het belang van de beheerders om
anoniemhun mening te uiten. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat het belang van [eiser] bij het verstrekken van de gegevens zwaarder weegt dan het belang van Facebook en de beheerders bij het niet-verstrekken daarvan. Een en ander leidt tot de conclusie dat aan de voorwaarden als genoemd onder 4.1. is voldaan.
4.3.
Facebook heeft niet betwist dat aan voornoemde voorwaarden is voldaan. Zij stelt zich enkel – terecht – op het standpunt dat zij slechts in staat is informatie te overhandigen waarover zij beschikt. De vordering als genoemd onder I zal dan ook worden toegewezen met inachtneming van die beperking.
4.4.
Oplegging van een dwangsom, als stimulans tot nakoming van de te geven beslissing, is aangewezen. De op te leggen dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd. Voorts zal er worden bepaald dat de op te leggen dwangsom vatbaar is voor matiging door de rechter, voor zover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, mede in aanmerking genomen de mate waarin aan de veroordeling is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid daarvan.
4.5.
[eiser] vordert voorts Facebook te gebieden al zijn persoonsgegevens, waaronder zijn (voor-)naam en de URL naar het krantenartikel van [datum ] , te verwijderen van Facebookgroep 3. Vaststaat dat op Facebookgroep 3 een link wordt gelegd tussen “ [eiser] ” ( [eiser] ) en oplichtingspraktijken. Of dat onrechtmatig is, kan niet in deze procedure worden vastgesteld. [eiser] heeft op zichzelf niet betwist dat zich (leverings)problemen bij [website1] hebben voorgedaan. Hij stelt zich slechts op het standpunt dat hij daar niet verantwoordelijk voor is omdat hij [website1] in 2008 heeft verkocht aan zijn vader. Dat kan evenwel niet zonder meer worden aangenomen, nu aanwijzingen bestaan dat [eiser] na 2008 nog betrokken is geweest bij de bedrijfsvoering van [website1] . Facebook heeft producties overgelegd waaruit volgt dat [eiser] zich na 2008 nog heeft gepresenteerd als eigenaar van [website1] , onder meer op zijn eigen LinkedIn-profiel. In deze procedure kan dan ook niet worden vastgesteld dat de beschuldigingen in het geheel geen basis hebben. Of de uitingen op Facebookgroep 3 niettemin onrechtmatig zijn jegens [eiser] , kan slechts in een procedure tussen [eiser] en de beheerders van Facebookgroep 3 worden vastgesteld. Daarbij wordt nog opgemerkt dat niet valt in te zien dat publicatie van een link naar een krantenartikel met een interview waaraan [eiser] zelf heeft meegewerkt, onrechtmatig is. De vordering als genoemd onder II zal dan ook worden afgewezen.
4.6.
In de omstandigheid dat partijen over en weer deels in het ongelijk zijn gesteld, wordt aanleiding gevonden te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
gebiedt Facebook binnen twee weken na de betekening van dit vonnis aan [eiser] te verstrekken, voor zover Facebook daarover beschikt:
- naam en adres die zijn verstrekt bij registratie;
- IP-adres dat is gebruikt bij registratie;
- datum en tijdstip van registratie;
- datum, tijdstip en IP-adressen van logins van de afgelopen twee maanden;
van alle (voormalige) gebruikers die tussen 10 oktober 2015 en heden beheerder zijn geweest van de Facebookgroep “ [Facebookgroep 1] ”, welke groep op 13 januari 2015 vindbaar was via URL
https://www.facebook.com/ [Facebookgroep 1] / [… 2]en/of “ [Facebookgroep 3] ”, welke groep op 20 april 2016 vindbaar was via URL
https://www.facebook.com/ [… 1] [nummer 2] / [… 2],
op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,-- per dag of gedeelte daarvan dat Facebook in gebreke blijft hieraan te voldoen, met een maximum van € 10.000,--;
5.2.
bepaalt dat bovenstaande dwangsom vatbaar is voor matiging op de wijze zoals onder 4.4. is vermeld;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Groeneveld-Stubbe en in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2016.
hvd