Verweerder heeft de beëindiging van het gastvliegerschap als volgt gemotiveerd. Verweerder acht het uit oogpunt van onafhankelijkheid en integriteit als
toezichthouder niet langer wenselijk dat inspecteurs hun vliegbrevetten geldig
houden door het meevliegen als gastvlieger bij een Nederlandse onder toezicht
staande maatschappij. De inspecteurs moeten onafhankelijk kunnen opereren, waarbij
een schijn van belangenverstrengeling moet worden voorkomen. Voorts heeft
verweerder belang bij efficiënte besteding van publieke middelen.
Het onderhouden van de vliegvaardigheid via gastvliegerschap is zeer
arbeidsintensief, waardoor de inzetbaarheid van de inspecteur-vlieger voor
inspectietaken in de visie van verweerder onevenredig wordt beperkt. Verweerder heeft daarbij in aanmerking genomen dat het mogelijk en in andere CAA-landen reeds gebruikelijk is, om op andere wijze, namelijk via simulatortrainingen, de voor de uitoefening van de functie benodigde vliegvaardigheid te onderhouden.
Verweerder heeft door het NRL laten onderzoeken of er alternatieven zijn
voor het onderhouden van de vliegvaardigheid van de inspecteur-vlieger, waarbij
nog steeds voldaan wordt aan de internationale wet- en regelgeving, de competenties om toezicht te kunnen houden op peil worden gehouden en de inspecteurs nog steeds worden gerespecteerd en geaccepteerd door de ondertoezichtstaanden.
Het NLR heeft daarover rapport uitgebracht, het hiervoor reeds genoemde “Voorstel voor onderhoud vliegvaardigheid inspecteur-vlieger bij ILT”, waarin diverse scenario`s zijn geopperd. Verweerder heeft daarbij gekozen voor scenario 2 dat inhoudt dat de inspecteur-vlieger zijn vliegvaardigheid onderhoudt door middel van trainingen op vliegsimulators aangevuld met het “meevliegen” tijdens het uitvoeren van 12 inspectievluchten op jaarbasis.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder daarmee zijn besluit om het gastvliegerschap te beëindigen voldoende draagkrachtig heeft gemotiveerd en zorgvuldig heeft voorbereid.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat het gastvliegerschap strikt dient te worden onderscheiden van het geldig houden van het vliegbewijs. Immers met het gastvliegerschap werd bereikt dat de eiser zijn vliegvaardigheid kon bijhouden en daarmee zijn vliegbewijs kon behouden, hetgeen een functievereiste is. Dat met de gekozen nieuwe werkwijze het vliegbewijs eveneens kan worden bijgehouden en eiser kan blijven voldoen aan de functie-eisen, acht de rechtbank dan ook van doorslaggevend belang.
Dat vanaf 15 november 2006 door verweerder opeenvolgende schriftelijke overeenkomsten zijn gesloten ten behoeve van het gastvliegerschap van eiser met KLM Cityhopper B.V., heeft naar het oordeel van de rechtbank geen betekenis voor eisers ambtelijke rechtspositie. Deze overeenkomsten zijn gesloten om het gastvliegerschap te faciliteren en roepen niet een aanspraak op gastvliegerschap in het leven waarop eiser zich in zijn ambtelijke rechtsverhouding met verweerder kan beroepen.
Tot slot heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat ten aanzien van eiser niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die zwaarder wegen dan de hiervoor omschreven belangen van verweerder om het gastvliegerschap te beëindigen. Dat eiser van mening is dat het gastvliegerschap zijn functie aantrekkelijk maakt en goed is voor zijn carrièreperspectieven, legt tegenover de belangen van verweerder onvoldoende gewicht in de schaal.