ECLI:NL:RBDHA:2016:5410
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van het gastvliegerschap van een inspecteur-vlieger bij de Inspectie Leefomgeving en Transport
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 mei 2016 uitspraak gedaan over de beëindiging van het gastvliegerschap van eiser, een senior inspecteur bij de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). Eiser was sinds 15 september 2005 aangesteld als inspecteur-vlieger en had gedurende zijn dienstverband gebruik gemaakt van het gastvliegerschap bij commerciële luchtvaartmaatschappijen om zijn vliegvaardigheid te onderhouden. Echter, bij besluit van 24 december 2014 heeft de minister van Infrastructuur en Milieu, verweerder in deze zaak, het gastvliegerschap van eiser per 1 januari 2015 beëindigd. Dit besluit werd later door verweerder gehandhaafd in een bestreden besluit van 17 juli 2015, waartegen eiser beroep instelde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het primaire besluit een publiekrechtelijke beslissing is die rechtsgevolgen heeft voor eiser, en dat het bezwaar van eiser ontvankelijk is. De rechtbank heeft overwogen dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten het gastvliegerschap te beëindigen, onder verwijzing naar de noodzaak van onafhankelijkheid en integriteit van inspecteurs. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de beëindiging van het gastvliegerschap niet in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel of de norm van goed werkgeverschap, en dat de belangen van verweerder zwaarder wegen dan de belangen van eiser.
Eiser heeft aangevoerd dat het gastvliegerschap een arbeidsvoorwaarde is die niet eenzijdig kan worden afgeschaft, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder in beginsel het gastvliegerschap kan beëindigen, mits dit niet in strijd is met enige rechtsregel. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep van eiser ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 20 mei 2016.