Op 15 maart 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin stichting X (hierna: referente) en drie vreemdelingen (hierna: eisers) betrokken waren. De zaak betreft de intrekking van visa kort verblijf die aan de vreemdelingen waren verleend. De Minister van Buitenlandse Zaken had op 18 februari 2015 de visa ingetrokken, omdat de vreemdelingen als een bedreiging voor de openbare orde werden beschouwd. De vreemdelingen en referente hebben tegen deze besluiten bezwaar gemaakt, maar de Minister verklaarde de bezwaren ongegrond. De rechtbank heeft op 23 februari 2016 een zitting gehouden, waar de partijen hun standpunten hebben toegelicht.
De rechtbank overwoog dat referente niet-ontvankelijk is in haar beroep, omdat volgens de Visumcode alleen visumhouders recht hebben op beroep tegen de intrekking van visa. De rechtbank concludeerde dat de wetgeving niet voorziet in een recht van beroep voor referenten, zoals stichting X. De rechtbank benadrukte dat de vraag van ontvankelijkheid van openbare orde is en dus ambtshalve moet worden beoordeeld.
Ten aanzien van de vreemdelingen oordeelde de rechtbank dat zij niet tot op zekere hoogte aannemelijk hadden gemaakt dat zij schade hadden geleden door de intrekking van de visa. De vreemdelingen hadden geen bewijs overgelegd dat hun reputatie was geschaad of dat zij niet geboekt werden voor evenementen. De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdelingen ongegrond en wees op het ontbreken van een rechtens te honoreren belang voor een inhoudelijke beoordeling van hun bezwaren. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 15 maart 2016.