ECLI:NL:RBDHA:2016:53
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verlaging van WAO-uitkering en geschiktheid voor arbeid na arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 januari 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een verlaging van haar WAO-uitkering aanvecht, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres had eerder een uitkering ontvangen op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en was in 1999 volledig arbeidsongeschikt verklaard. In 2006 werd haar arbeidsongeschiktheid herzien naar 15 tot 25%. Op 2 maart 2015 verlaagde het Uwv haar uitkering opnieuw, wat leidde tot het bestreden besluit op 4 augustus 2015 waarin het bezwaar van eiseres ongegrond werd verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 15 december 2015 heeft eiseres haar bezwaren toegelicht, waaronder de stelling dat het onderzoek door de psychiater niet zorgvuldig was en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar medische geschiedenis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige voldoende gegevens hebben verzameld om de mate van arbeidsongeschiktheid vast te stellen. De rechtbank oordeelt dat de conclusies van de verzekeringsartsen niet in twijfel kunnen worden getrokken, omdat er geen nieuwe medische gegevens zijn overgelegd die de eerdere conclusies ondermijnen. De rechtbank heeft de stelling van eiseres dat de geduide functies niet geschikt zijn, verworpen en geconcludeerd dat eiseres in staat is om de functies te vervullen die door de arbeidsdeskundigen zijn aangeduid.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken na verzending.