ECLI:NL:RBDHA:2016:53

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 januari 2016
Publicatiedatum
4 januari 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 6716
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlaging van WAO-uitkering en geschiktheid voor arbeid na arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 januari 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een verlaging van haar WAO-uitkering aanvecht, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres had eerder een uitkering ontvangen op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en was in 1999 volledig arbeidsongeschikt verklaard. In 2006 werd haar arbeidsongeschiktheid herzien naar 15 tot 25%. Op 2 maart 2015 verlaagde het Uwv haar uitkering opnieuw, wat leidde tot het bestreden besluit op 4 augustus 2015 waarin het bezwaar van eiseres ongegrond werd verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 15 december 2015 heeft eiseres haar bezwaren toegelicht, waaronder de stelling dat het onderzoek door de psychiater niet zorgvuldig was en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar medische geschiedenis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige voldoende gegevens hebben verzameld om de mate van arbeidsongeschiktheid vast te stellen. De rechtbank oordeelt dat de conclusies van de verzekeringsartsen niet in twijfel kunnen worden getrokken, omdat er geen nieuwe medische gegevens zijn overgelegd die de eerdere conclusies ondermijnen. De rechtbank heeft de stelling van eiseres dat de geduide functies niet geschikt zijn, verworpen en geconcludeerd dat eiseres in staat is om de functies te vervullen die door de arbeidsdeskundigen zijn aangeduid.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 15/6716

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 januari 2016 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. K. Celebi),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv),

verweerder
(gemachtigde: J. Geldof),

Procesverloop

Bij besluit van 2 maart 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering van eiseres op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) met ingang van 3 mei 2015 verlaagd, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%.
Bij besluit van 4 augustus 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 december 2015.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
Eiseres verrichtte seizoenswerk als inpakker bloembollen gedurende 38 uur per week. Op 7 oktober 1998 heeft zij zich vanuit de WW ziek gemeld wegens spannings-klachten. Per 6 oktober 1999 is zij volledig arbeidsongeschikt bevonden in het kader van de WAO. Per 27 september 2006 is eiseres voor 15 tot 25% arbeidsongeschikt geacht en heeft zij recht op een aanvullende uitkering krachtens de Werkloosheidswet (WW).
1.2
Op 24 november 2009 heeft eiseres zich vanuit de WW ziek gemeld. Per 22 november 2011 is eiseres volledig arbeidsongeschikt beschouwd in verband met een herhaalde matige depressie.
1.3
Op 10 juni 2014 en 8 oktober 2014 hebben medische onderzoeken plaatsgevonden. Op 18 februari 2015 heeft een arbeidsdeskundig onderzoek plaatsgehad.
1.4
Bij het primaire besluit is de mate van arbeidsongeschiktheid per 3 mei 2015 herzien naar 15 tot 25%.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. In het bestreden besluit is overwogen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van mening is dat de beperkingen van eiseres juist zijn vastgesteld. De arbeidsdes-kundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) acht eiseres in staat de voorbeeld-functies te uit te oefenen. Dat betekent dat het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres op 3 mei 2015 juist is vastgesteld. Voorts is in het bestreden besluit met betrekking tot hetgeen is aangevoerd over de plaats waar de expertise heeft plaatsgevonden overwogen dat wettelijk is bepaald dat het Uwv een uitkeringsgerechtigde op een door het Uwv te bepalen plaats door een of meer daartoe door hem aangewezen deskundige kan laten onderzoeken.
3. Eiseres voert aan dat het onderzoek niet zorgvuldig is geweest omdat de bevindingen van de psychiater, die eiseres op verzoek van verweerder heeft onderzocht, tegengesteld zijn aan eerdere bevindingen en er daarnaast getwijfeld moet worden aan de deskundigheid en de objectiviteit van de psychiater. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom eiseres in Tilburg moest worden onderzocht. Volgens haar is sprake van willekeur en onbehoorlijk bestuur.
Verder voert eiseres aan dat ten onrechte geen informatie is ingewonnen bij de huisarts en behandelend psycholoog van eiseres, terwijl die wel relevant is. Ter ondersteuning van haar standpunt heeft eiseres een afsprakenkaart van GGZ Divers en van haar fysiotherapeuten overgelegd, alsmede kopieën van etiketten van medicatie.
Vervolgens voert eiseres aan dat de beperkingen onjuist zijn vastgesteld. Zij is van mening dat de aspecten persoonlijk en sociaal functioneren in de FML onjuist zijn beoordeeld.
Voorts stelt eiseres dat de motivering ontbreekt waarom zij na 17 jaar voor slechts 15 tot 25% arbeidsongeschikt zou zijn.
Tot slot stelt eiseres dat er onvoldoende functies zijn die geschikt voor haar zijn. Zij bestrijdt dan ook de geschiktheid voor de geduide functies. Ter zitting heeft eiseres gesteld dat zij volgens de huisarts vanwege een kromme rug die functies niet kan verrichten. De arbeidsdeskundige heeft volgens haar vanwege haar verminderde reactievermogen ten onrechte gesteld dat het werken op een plaats met een gladde vloer geen risico op uitglijden zou opleveren. De door de verzekeringsarts vastgestelde beperkingen zijn onvoldoende toegepast ten aanzien van de geduide functies.
4.1
De rechtbank overweegt het volgende.
4.2
In de eerste plaats merkt de rechtbank op dat eiseres in de periode van 27 september 2006 tot 24 november 2009 ook reeds voor 15 tot 25% arbeidsongeschikt is verklaard, zodat de stelling dat eiseres reeds 17 jaar (volledig) arbeidsongeschikt is feitelijke grondslag mist.
4.3
De rechtbank stelt verder vast dat eiser is gezien op het spreekuur van de verzekeringsarts van 10 juni 2014. De verzekeringsarts heeft op basis van eigen lichamelijk en psychisch onderzoek en informatie van de huisarts van 16 juli 2014 de diagnose depressieve episode als reactie op psychosociale omstandigheden gesteld. Voorts heeft de verzekeringsarts een psychiatrische expertise laten verrichten door [psychiater], verbonden aan het [organisatie X] te Tilburg. Deze psychiater heeft blijkens zijn rapport van 6 augustus 2014 tijdens zijn onderzoek bij eiseres geen depressieve stoornis in engere zin kunnen vaststellen en evenmin een psychotische- of angststoornis. Blijkens zijn rapportage van 8 oktober 2014 is de verzekeringsarts tot de conclusie gekomen dat, gelet op de gegevens uit eigen onderzoeken de gegevens van de huisarts, is gebleken dat er geen ernstige lichamelijke dan wel psychiatrische pathologie naar voren komt. Vervolgens is eiseres gezien op het spreekuur van de verzekeringsarts op 10 november 2014. Uit het rapport van de verzekeringsarts van 24 november 2014 blijkt dat op 11 november 2014 telefonisch overleg heeft plaatsgevonden met de huisarts. Voorts heeft de verzekeringsarts een FML opgesteld, die per 26 november 2014 geldig is. Volgens de verzekeringsarts is eiseres aangewezen op werk met regelmaat en structuur, waarbij niet veelvoudig conflicten kunnen worden verwacht, niet op plekken met verhoogd gevaar en mag zij geen zware werkzaamheden verrichten.
Blijkens het rapport van de verzekeringsarts b&b van 15 juni 2015 is hij aan de hand van de beschikbare gegevens, waaronder informatie van de huisarts en de resultaten van de psychiatrische expertise tot de conclusie gekomen dat verdergaande beperkingen dan primair in de FML werden verwerkt niet noodzakelijk waren. Duidelijke beperkende ziekten of gebreken blijken niet uit de medische stukken. Feitelijke medische grond voor verdergaande beperkingen ontbreekt volgens de verzekeringsarts b&b. De verzekeringsarts b&b wijst er in zijn rapport van 26 oktober 2015 op dat eiseres zich beroept op oude informatie van de behandelend sector. Nu er daarnaast in beroep geen nadere rapportage van een arts is overgelegd die de interpretatie van eiseres ondersteunt, zijn er volgens de verzekeringsarts b&b geen medische argumenten om terug te komen van de eerdere conclusies.
4.4
De rechtbank acht de stelling van eiseres dat getwijfeld moet worden aan de uitkomsten van de psychiatrische expertise onvoldoende onderbouwd. Gebleken is dat tijdens het onderzoek door de psychiater een tolk aanwezig was, zodat niet aannemelijk is dat zich wezenlijke communicatieproblemen hebben voorgedaan. Daarnaast is de rechtbank niet gebleken dat aan de deskundigheid van deze psychiater zou moeten worden getwijfeld. Dat deze psychiater, zoals ter zitting gesteld, vaker in opdracht van verweerder expertises verricht, kan in ieder geval geen aanleiding zijn om aan zijn deskundigheid te twijfelen.
4.5
Daarnaast zijn uit de onderzoeken van de verzekeringsartsen naar het oordeel van de rechtbank voldoende gegevens naar voren gekomen om tot een afgewogen oordeel omtrent de voor eiseres geldende beperkingen te kunnen komen. Daarbij acht de rechtbank van belang dat eiseres tweemaal op het spreekuur van de verzekeringsarts is verschenen, in het kader van een psychiatrische expertise is onderzocht door een psychiater en op de hoorzitting is gezien door de verzekeringsarts b&b. Voorts heeft de verzekeringsarts telefonisch contact gehad met de huisarts. Naar het oordeel van de rechtbank waren er dan ook voldoende medische gegevens voorhanden die een juist beeld geven van de medische problematiek en de functionele mogelijkheden van eiseres. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding om het onderzoek van de verzekeringsartsen onzorgvuldig te achten.
4.6
Gelet op alle beschikbare medische gegevens, waaronder het rapport van de verzekeringsarts b&b van 15 juni 2015, die de beschikking had over informatie van de huisarts en de psychiatrische expertise, ziet de rechtbank geen aanleiding om het oordeel van de verzekeringsartsen in twijfel te trekken en om te twijfelen aan de juistheid van de vaststelling van de belastbaarheid van eiseres. Daarbij acht de rechtbank van belang dat eiseres geen medische stukken in geding heeft gebracht die aanleiding geven aan de conclusies van de rapporten van de verzekeringsartsen te twijfelen. Bovendien kan informatie van de behandelend GZ-psycholoog geen tegenwicht bieden aan de conclusies van de door de psychiater verrichte expertise over de psychische gesteldheid van eiseres op de datum in geding.
5.1
De rechtbank stelt voorts vast dat de arbeidsdeskundige aan de hand van de door de verzekeringsarts opgestelde FML blijkens haar rapport van 18 februari 2015 de functies productiemedewerker voedingsmiddelen (sbc-code 111172), inpakker (sbc-code 111190) en schoonmaker gebouwen (sbc‑code 111334) heeft geduid. Als reserve is de functie van medewerker tuinbouw (sbc-code 111010) genoemd. Op 8 januari 2015 zijn deze functies uit zorgvuldigheid besproken met de verzekeringsarts. Vergelijking van het maatmanloon met de theoretische resterende verdiencapaciteit laat volgens de arbeidsdeskundige een verlies van 23,42 % zien. De arbeidsdeskundige b&b heeft in zijn rapport van 8 juli 2015 geconcludeerd dat er geen aanleiding is om af te wijken van de conclusies van de primaire arbeidsdeskundige, omdat door het vaststellen van een ongewijzigde belastbaarheid de geduide functies passen binnen de belastbaarheid van eiseres. Daarmee wordt de door de primaire arbeidskundige vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid bevestigd in bezwaar. De arbeidsdeskundige b&b onderschrijft voorts de door de primaire arbeidsdeskundige vastgestelde ongeschiktheid van eiseres voor de maatmanfunctie.
5.2
De rechtbank is van oordeel dat in de arbeidsdeskundige onderbouwing bij functieduiding en maatmaninkomen, onderdeel C van het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 8 juli 2015 afdoende is gemotiveerd dat en waarom de geduide functies vallen binnen de belastbaarheid van eiseres, zoals vastgelegd in de FML. Voorts is eiseres niet beperkt geacht ten aanzien van gebogen werken.
Daarnaast constateert de rechtbank dat in het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 8 juli 2015 is vermeld dat het spreken en begrijpen van de Nederlandse taal in eenvoudig werk op niveau 1 past binnen de mogelijkheden van eiseres. Gelet hierop, ziet de rechtbank geen aanknopingspunten voor de stelling dat de geduide functies voor eiseres niet geschikt zouden zijn vanwege taalproblemen.
Ten aanzien van het gestelde verhoogde risico op uitglijden merkt de rechtbank op dat het persoonlijk risico in de functie huishoudelijk medewerker gebouwen blijkens het resultaat functiebeoordeling, gedingstuk B51.15, betrekking heeft op infectiegevaar en niet op werken op natte dan wel gladde vloeren waarvan eiseres lijkt uit te gaan.
Eiseres was naar het oordeel van de rechtbank dan ook per 3 mei 2015 in staat te achten deze door de arbeidsdeskundigen voorgehouden functies te verrichten.
6. Aangezien eiseres met het vervullen van de geduide functies een zodanig inkomen kan verwerven dat in vergelijking met het maatmanloon het verlies aan verdiencapaciteit 23,39% bedraagt, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank dan ook terecht en op juiste gronden bepaald dat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 3 mei 2015 15 tot 25% bedraagt.
7. Het beroep is dan ook ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. H.M. Braam, rechter, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 januari 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.