ECLI:NL:RBDHA:2016:514

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 januari 2016
Publicatiedatum
21 januari 2016
Zaaknummer
09/857211-15
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige poging tot diefstal in de woning van een 72-jarige alleenwonende man

Op 20 januari 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 12 januari 2015 een gewelddadige poging tot diefstal heeft gepleegd in de woning van een 72-jarige man in Rijswijk. De verdachte, die eerder als thuiszorgmedewerkster bij het slachtoffer had gewerkt, maakte misbruik van het vertrouwen van het slachtoffer door zich voor te doen als hulp. Tijdens de overval viel zij het slachtoffer aan met een stok en probeerde zij hem te dwingen tot afgifte van goederen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, waaronder een gebroken kaakholte en oogkas, en dat zij de gaspitten in de keuken opengedraaid heeft gelaten, wat een gevaarlijke situatie creëerde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarbij de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer zwaar hebben meegewogen in de beslissing. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen, waarbij de verdachte verplicht werd om een bedrag van € 3.889,35 te betalen aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/857211-15 (onderzoek BILL)
Datum uitspraak: 20 januari 2015
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1965 te [geboorteplaats] (Suriname),
BRP-adres: [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ten terechtzittingen van 1 oktober 2015 (pro-forma) en 6 januari 2016 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Sleeswijk Visser en van hetgeen door de raadsvrouw van de verdachte
mr. F. van Baarlen, advocaat te Amsterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 12 januari 2015 te Rijswijk, ter uitvoering van het door haar voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven te beroven door mejt dat opzet tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, die [slachtoffer] al dan niet met een voorwerp tegen het gezicht en/of het hoofd, althans zijn lichaam, te slaan en/of een kussen op zijn gezicht te drukken en/of de gaspitten in de woning van die [slachtoffer] open te draaien, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke vorenomschreven poging tot doodslag werd gevolgd, vergezeld, en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een poging tot diefstal (met (bedreiging) met geweld) al dan niet in vereniging (strafbaar gesteld in artikel 310/311/312 van het Wetboek van Strafrecht) en/of een poging tot afpersing, al dan niet in vereniging (strafbaar gesteld in artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht) en welke poging tot doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of zijn mededader(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 12 januari 2015 te Rijswijk ter uitvoering van het door haar voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en / of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld [slachtoffer] , te dwingen tot de afgifte van (een) goed(eren) van haar/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte of haar mededader(s), die [slachtoffer] al dan niet met een voorwerp tegen het gezicht en/of het hoofd, althans zijn lichaam te slaan en/of een kussen op zijn gezicht te drukken en/of de gaspitten in de woning van die [slachtoffer] open te draaien (tengevolge waarvan die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken kaakholte en/of jukbeen en/of oogkas en/of een verlamming van de aangezichtszenuw, heeft opgelopen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
zij op of omstreeks 12 januari 2015 te Rijswijk ter uitvoering van het door haar voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen (een) goed(eren) van haar/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voormelde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat zij, verdachte en/of haar mededader(s), die [slachtoffer] al dan niet met een voorwerp tegen het gezicht en/of het hoofd, althans zijn lichaam te slaan en/of een kussen op zijn gezicht te drukken en/of de gaspitten in de woning van die [slachtoffer] open te draaien (tengevolge waarvan die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken kaakholte en/of jukbeen en/of oogkas en/of een verlamming van de aangezichtszenuw, heeft opgelopen), terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid.
3. Bewijsoverwegingen [1]
3.1
Inleiding
Gebeurtenissen in de woning van aangever
Op maandagochtend 12 januari 2015, omstreeks 8:00 uur, werd bij de woning van aangever [slachtoffer] (72 jaar) op de [straat 1] 25 te Rijswijk aangebeld door een vrouw. Aangever heeft daarover het volgende verklaard. Omdat hij de wijkzuster verwachtte, heeft hij de vrouw binnengelaten en wilde hij gaan douchen. De vrouw snauwde dat ze niet de zuster was, maar dat ze kwam schoonmaken. Aangever is daarop in de leunstoel in zijn woonkamer gaan zitten en heeft tegen haar gezegd dat hij geen hulp nodig had, omdat de schoonmaakhulp altijd op woensdag komt. Hierop vroeg de vrouw of zij mocht bellen naar de thuiszorg om te vragen of zij dan wel nodig was. Aangever vertrouwde haar niet, omdat bij zijn weten de medewerkers van de thuiszorg altijd zelf twee mobiele telefoons op zak hebben. De vrouw werd boos op hem en begon hem te slaan met een stok. Op een zeker moment is aangever van zijn stoel op de grond terechtgekomen en heeft hij zich verdedigd met zijn wandelstok. Hij zag dat de vrouw een kussen pakte en dat op zijn gezicht probeerde te drukken. Aangever heeft zijn persoonlijke alarm weten in te drukken en zag dat de vrouw daarna wegliep de keuken in en vervolgens de woning verliet. Aangever heeft geprobeerd 112 te bellen. Toen dat niet lukte, omdat zijn gehoorapparaten in de worsteling waren uitgegaan en stukgegaan, is hij naar de buren gegaan. [2] De buurvrouw heeft vervolgens, omstreeks 8.41 uur, het alarmnummer gebeld. [3] De verbalisanten die ter plaatse zijn gekomen, troffen aangever aan met een hoofd dat helemaal onder het bloed zat. Ook zijn handen zaten onder het bloed en zijn pyjama was aan de bovenzijde gescheurd. [4] Verder hebben de verbalisanten geconstateerd dat in de keuken alle vier de gaspitten waren opengedraaid. [5] Aangever gebruikt zelf het gasfornuis niet. [6]
Dezelfde vrouw is drie dagen daarvoor, op vrijdagnamiddag 9 januari 2015 omstreeks 18:00 uur ook bij aangever aan de deur geweest. Ze zei toen dat ze van de thuiszorg kwam. Hij heeft haar toen niet binnengelaten omdat hij niemand van de thuiszorg verwachtte en ook niets had besteld. Diezelfde vrijdag is er ook in de ochtend bij hem aangebeld, toen heeft aangever de deur niet open gedaan. [7] Aangever heeft het vermoeden dat de vrouw de weg in zijn woning kende en dat zij een van de mensen van Florein of Florence is, de organisaties die bij hem aan huis zorg verlenen. [8]
Aangever heeft aan de overval diverse aangezichtsfracturen overgehouden, in zijn kaakholte, zijn jukbeen en oogkas. Hiervoor heeft hij een operatie bij de kaakchirurg moeten ondergaan. Ook heeft hij een verlamming van zijn aangezichtszenuw links aan de overval overgehouden. [9] Er is niets weggenomen uit de woning van aangever bij de overval. [10]
Verloop van het onderzoek
Naar aanleiding van de verklaring van aangever [slachtoffer] over het verhaal dat de vrouw gebruikte om binnen te komen en het door hem opgegeven signalement heeft de politie contact opgenomen met (thuis)zorginstellingen Florence en Florein, om na te gaan welke personen bij aangever zorg hebben verleend. In het televisieprogramma Opsporing Verzocht is op 3 maart 2015 aandacht besteed aan de overval. Op 24 maart 2015 is in dit programma aandacht besteed aan een overval gepleegd op 9 januari 2015 op een oude vrouw in Wassenaar, waarbij de overval op de aangever ook weer aan bod kwam. Op 26 maart 2015 heeft een medewerker van Florein de politie gemeld dat de verdachte aan het signalement van de overval in Rijswijk voldoet [11] en dat zij bij aangever als schoonmaakhulp had gewerkt voor Florein, namelijk op 21 mei 2014. [12] Verdachte had ook gewerkt bij het slachtoffer in Wassenaar. Vanaf dat moment is de verdachte bij het team in beeld. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte onder deze omstandigheden terecht als verdachte is aangemerkt. Zij verwerpt het verzoek van de raadsvrouw, gedaan ter terechtzitting van 6 januari 2016, om de medewerkers van Florein als getuige te horen, nu de noodzaak daartoe niet is gebleken.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de hiervoor genoemde feiten met betrekking tot de overval op aangever op grond van de gebezigde bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de boordeling van de bewijsvraag.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of het de verdachte is geweest, die op 12 januari 2015 bij de aangever in de woning is geweest en zo ja, welk strafbaar feit het hierboven beschreven samenstel van handelingen oplevert.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het primair en het subsidiair, eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde en tot bewezenverklaring van het subsidiair, tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde (poging tot diefstal met geweld).
3.3
Het standpunt van de verdediging
Door en namens de verdachte is integrale vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit, op grond dat – kort weergegeven – het niet de verdachte is geweest, die bij de aangever in de woning is geweest.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
De verklaringen van aangever
Aangever heeft na de overval van het volgende signalement opgegeven van de dader:
  • Vrouw met een bruine, dan wel donkergekleurde hoofddoek;
  • Nederlands sprekend;
  • Donker gekleed;
  • Lichtgetinte huidskleur;
  • Iets kleiner dan 1.75 meter;
  • Circa 45-50 jaar oud;
- Bril met een donker montuur; [14]
- Gezet postuur; [15]
- Surinaams. [16]
De verdachte voldoet aan het door aangever opgegeven signalement; zij is van Surinaamse afkomst, draagt een hoofddoek en een bril met zwart montuur [17] en kampt kennelijk met overgewicht. [18]
Bij een enkelvoudige spiegelconfrontatie is de verdachte door de aangever herkend als de vrouw die zowel op vrijdagnamiddag 9 januari als op maandagochtend 12 januari bij hem heeft aangebeld. Hij herkende de verdachte aan haar postuur, namelijk gedrongen en kort. Ook heeft hij haar aan haar gezicht herkend en dan met name aan de blik in haar ogen. Die is uniek, waardoor hij zeker wist dat zij de verdachte was, aldus aangever. [19] Aangever heeft haar met 100% zekerheid herkend [20] en heeft later bij de rechter-commissaris benadrukt geen twijfel te hebben gehad over de herkenning. [21]
De raadsvrouw van de verdachte heeft uitsluiting bepleit van het bewijs van de herkenning van de verdachte door aangever bij de enkelvoudige spiegelconfrontatie omdat de herkenning niet (verifieerbaar) naar de regelen der kunst is verricht en onbetrouwbaar is, aangezien de aangever – kort gezegd – te veel in de richting van een herkenning gestuurd zou zijn door de politie.
De rechtbank overweegt omtrent dit verweer als volgt.
Blijkens het dossier is voorafgaand aan de confrontatie onderzoek verricht naar de geestestoestand en het geheugen van de aangever. Hieruit zijn geen cognitieve problemen gebleken. Voorts heeft de aangever na de woningoverval een gedetailleerd en duidelijk signalement van de dader weten te geven. Op één punt, de bril, heeft hij in zijn eerste verhoor in het ziekenhuis verklaard dat zij die niet droeg, daarna heeft hij steeds verklaard dat de vrouw wel een bril droeg. Bovendien heeft hij verklaard dat hij de vrouw op 12 januari herkende als de vrouw die hij de vrijdag daarvóór ook al aan de deur had gehad en dat hij haar toen herkende aan haar kleding, postuur, bril en stemgeluid. Gelet op dit alles heeft de rechtbank geen aanleiding te veronderstellen dat het geheugen en vermogen tot herkenning van de aangever niet goed zouden functioneren.
Dat de aangever bij de herkenning is gestuurd door de verdachte aan te kleden conform het signalement is de rechtbank niet gebleken. Ten eerste heeft aangever verklaard de verdachte te hebben herkend aan haar korte en gedrongen postuur, haar gezicht en de blik in haar ogen, die hij uniek acht: dus niet aan haar kleding.
Ook het gegeven dat aangever bij een eerdere fotoconfrontatie met een vrouw die eveneens conform het signalement gekleed was, heeft aangegeven dat dit niet de persoon was die bij hem aan de deur was, ook gelet op haar leeftijd en postuur [22] , wijst erop dat hij zich niet door de aankleding heeft laten leiden.
Naar aanleiding van het verhoor van de aangever bij de rechter-commissaris, waar hij heeft verklaard dat hem voorafgaand aan de spiegelconfrontatie is verteld dat hij ‘de dader’ zou gaan zien, heeft verbalisant Hoving een woordelijke uitwerking van haar gesprek met de aangever voorafgaand aan de spiegelconfrontatie verschaft. Uit het door haar opgemaakte proces-verbaal en de daarbij behorende bijlage [23] maakt de rechtbank op dat in dat gesprek geen sprake is geweest van sturing door de politie ten aanzien van de herkenning bij de spiegelconfrontatie en door de verbalisant niet is gesproken over ‘de dader’. De verklaring van aangever bij de rechter-commissaris geeft geen aanleiding te veronderstellen dat dat in latere gesprekken met andere verbalisanten alsnog zou zijn gebeurd. Van de aangever kan verder niet verwacht worden dat hij het juridische onderscheid tussen beide termen – verdachte of dader - kent, begrijpt en correct toe weet te passen in zijn taalgebruik. Bovendien heeft aangever bij de rechter-commissaris ook verklaard dat hem door de politie ook is gezegd dat hij zelf moest constateren of het de dader was, wat past bij hetgeen verbalisant Hoving heeft verklaard.
De rechtbank ziet kortom geen reden om te twijfelen aan de inhoud van het door verbalisant Hoving op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal of aan de wijze waarop haar collega’s contact hebben gehad met de aangever in het kader van de spiegelconfrontatie. De herkenning van de aangever bij de spiegelconfrontatie is daarom betrouwbaar en zal niet uitgesloten worden van het bewijs.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting op 6 januari 2016 een voorwaardelijk verzoek gedaan om, als dit stuk niet van het bewijs wordt uitgesloten, verbalisant Hoving en haar collega’s die aangever hebben gehoord als getuige te doen horen. De rechtbank wijst dit verzoek af, nu, gelet op hetgeen hier is overwogen over de gang van zaken rond de spiegelconfrontatie, de rechtbank van oordeel is dat de noodzaak tot het horen van deze getuigen ontbreekt.
De auto van de verdachte
De overval heeft omstreeks 8:34 uur plaatsgevonden op 12 januari 2015. [24] De auto waarvan de verdachte gebruik maakte, heeft zich zowel op vrijdag 9 januari 2015 als maandagochtend 12 januari 2015 verplaatst in de richting van de omgeving van de [straat 1] 25 te Rijswijk. Ook is gebleken dat het voertuig zich kort na de opgegeven tijdstippen weer heeft verwijderd uit de omgeving van dit adres. [25] Zo is de auto op 9 januari om 6:31 uur Rijswijk binnengereden en om 8:11 uur Rijswijk weer uitgereden bij knooppunt Ypenburg [26] en om 17:02 uur wederom Rijswijk binnengereden en om 17:29 uur weer uitgereden. [27] Op 12 januari is de auto om 7:21 uur Rijswijk binnengereden en om 8:43 uur weer uitgereden. [28]
De telefoon van de verdachte
Uit de historische gegevens van het telefoonnummer waarvan de verdachte gebruik maakte is gebleken dat dit op 9 januari 2015 omstreeks 7:39 en 8:01 uur tijdens een tweetal telefoongesprekken een basisstation/zendmast aan de Burgemeester Elsenlaan te Rijswijk aanstraalde. [29] Die gesprekken waren met de zoon van de verdachte, [betrokkene] , wiens telefoon om 7:39 uur een zendmast in Zoetermeer aanstraalde, om 8:01 uur ook in Rijswijk en om 8:24 uur weer in Zoetermeer. [30] Omstreeks 7:06 uur die ochtend stuurde de verdachte een Whatsapp-bericht naar haar dochter dat ze er rond half 9 zou zijn en om 8.04 uur dat “ [betrokkene] ” haar een andere sleutel kwam brengen. [31] Op diezelfde dag, omstreeks 17:12 tot en met 17:24 uur, straalde de telefoon van de verdachte tijdens diverse gesprekken een basisstation op het Van Vredenburchplantsoen te Rijswijk aan en op het laatstgenoemde tijdstip een basisstation op de Verrijn Stuartlaan te Rijswijk. [32] Op 12 januari 2015 werd omstreeks 7:39 uur in het kader van het gebruik van mobiel internet wederom het basisstation aan het Van Vredenburchplantsoen te Rijswijk aangestraald en omstreeks 8:43 uur het basisstation aan de Laan van Vredenoord te Rijswijk, waarbij het Van Vredenburchplantsoen in de omgeving van de [straat 1] ligt en de Laan van Vredenoord daarvandaan verwijderd ligt. [33] Vóór en na al deze genoemde tijdstippen werden zendmasten in andere plaatsen, voornamelijk Zoetermeer aangestraald. [34] Hoewel de telefoon in de periode van 30 september 2014 tot 26 maart 2015 wel vaker zendmasten in Rijswijk heeft aangestraald, zijn soortgelijke bewegingen door de telefoon naar Rijswijk als op de ochtenden van 9 en 12 januari 2015 in die periode niet waargenomen. Vrijdag 9 januari 2015 is de enige keer dat de telefoon op vrijdagochtend in Rijswijk is geweest. [35]
De verklaringen van de verdachte
De verdachte ontkent op 9 en 12 januari 2015 bij de aangever te hebben aangebeld en de woningoverval te hebben gepleegd. Zij weet niet meer precies wat zij op die data deed, maar heeft verklaard in die periode regelmatig post te hebben opgehaald voor haar ex-echtgenoot bij diens woning aan de [straat 2] 146 te Rijswijk en een keer op de [straat 1] 30 of in de omgeving van die straat te zijn geweest om schoon te maken bij een andere persoon dan de aangever en de afspraak hierover te hebben gemaakt via e-mail, naar aanleiding van een advertentie op www.marktplaats.nl. Dit was dezelfde dag als de dag waarop ze haar sleutel in haar auto had laten liggen en haar zoon had gevraagd de reservesleutel te komen brengen, aldus de verdachte in haar verhoor bij de politie.
Aangezien de verdachte heeft verklaard wel eens in Rijswijk te komen om post op te halen bij de woning van haar ex-echtgenoot op de [straat 2] 146, is ook op die locatie een netwerkmeting uitgevoerd. Daaruit is gebleken dat het door de verdachte op 9 en 12 januari aangestraalde basisstation op het Van Vredenburchplantsoen onder normale netwerkomstandigheden niet vanaf de [straat 2] wordt aangestraald. Vastgesteld is dat ten tijde van tenlastegelegde geen sprake is geweest van netwerkstoringen bij de provider van de verdachte. Dit maakt dat op de genoemde tijdstippen op 9 en 12 januari 2015, waarop dit basisstation is aangestraald, valt uit te sluiten dat de verdachte op dat moment op de [straat 2] te Rijswijk was. [36] De verklaring van de verdachte wordt derhalve op dit punt door deze gegevens weerlegd.
Uit de hiervoor weergegeven app-berichten van de verdachte in de ochtend van 9 januari 2015 over het brengen van een sleutel door ‘ [betrokkene] ’ en haar verklaring dat de ochtend dat zij vergeefs naar een schoonmaakafspraak ging in de buurt van [straat 1] , de ochtend was dat ze haar sleutel kwijt was, volgt dat deze afspraak op 9 januari 2015 in de ochtend zou moeten zijn geweest.
De politie heeft in het e-mailaccount van de verdachte, met haar toestemming, gezocht naar de correspondentie die de verdachte over deze afspraak stelt te hebben gehad. De politie heeft geen e-mailbericht(en) aangetroffen dat een dergelijke afspraak ooit is gemaakt – ook niet in de map ‘verwijderde items’. Nu de verdachte heeft verklaard geen e-mails definitief te verwijderen uit haar account, vormt die bevinding een weerlegging van de verklaring dat zij een dergelijke afspraak heeft gehad.
Conclusie
De rechtbank concludeert dat aangever van meet af aan consistent heeft verklaard over de loop der gebeurtenissen op vrijdagochtend en -namiddag 9 en op maandag 12 januari 2015. Op 9 januari is er twee keer bij hem aangebeld, in de ochtend en in de namiddag. In de namiddag deed hij open en zag hij voor zijn deur dezelfde vrouw die hij vervolgens maandagochtend in zijn woning binnenliet. Toen aangever er niet mee akkoord ging dat zij zou gaan schoonmaken en niet toestond dat zij met zijn telefoon zou gaan bellen, werd hij geslagen met een stok, ontstond er een worsteling waarbij een kussen op zijn hoofd werd gezet, en verliet de vrouw zijn woning toen hij op de alarmknop wist te drukken. De aangever heeft de verdachte bij een confrontatie herkend als de vrouw die zowel vrijdag in de namiddag als maandagochtend bij hem aanbelde. De gegevens over het telefoonverkeer van de verdachte en de voertuigbewegingen wijzen erop dat zij precies op de tijdstippen waarover aangever heeft verklaard in de directe nabijheid van zijn woning is geweest.
De verdachte, die eenmaal bij aangever als thuiszorgmedewerkster heeft gewerkt, heeft voor haar aanwezigheid in de nabijheid van de woning op de drie genoemde tijdstippen verklaringen gegeven die, voor zover deze concrete informatie bevatten, worden weersproken door andere onderzoeksbevindingen in het dossier.
Op grond van de hiervoor opgesomde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien en gelet op het feit dat verdachte geen andere, plausibele en verifieerbare verklaring voor haar herhaalde aanwezigheid in de directe omgeving van de woning van aangever in Rijswijk heeft gegeven, komt de rechtbank tot de conclusie dat het niet anders kan dat het de verdachte is geweest, die op 9 (twee keer) en op 12 januari bij de aangever heeft aangebeld en op laatstgenoemde datum bij de aangever binnen is geweest en de tenlastegelegde handelingen heeft verricht.
De vraag resteert welke bewezenverklaring dient te volgen op grond van deze bewijsmiddelen en –overwegingen. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is vast komen te staan dat de verdachte opzet heeft gehad op de dood van de aangever, hetgeen maakt dat de rechtbank de verdachte van het primair tenlastegelegde zal vrijspreken. Ook is de rechtbank van oordeel dat uit de gebezigde bewijsmiddelen geen opzet op afpersing kan worden afgeleid, uit de verklaringen van de aangever blijkt immers niet dat de verdachte hem heeft gevraagd geld en/of goederen aan haar af te staan. Uit de door de verdachte verrichte handelingen, leidt de rechtbank, ook bij gebrek aan enige andere verklaring van de verdachte hieromtrent, af dat zij de intentie had geld en/of goederen uit de woning van de aangever weg te nemen en ook om daarbij zo nodig geweld te gebruiken.
De rechtbank komt derhalve tot bewezenverklaring van het subsidiair tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde, de poging tot diefstal met geweld. Het onder 3.1 genoemde, bij de aangever geconstateerde letsel na de overval, acht de rechtbank, gelet op de aard daarvan, de noodzaak tot medisch ingrijpen en de duur van het herstel (waarbij het niet duidelijk is of sprake zal zijn van volledig herstel) aan te merken als zwaar lichamelijk letsel. Derhalve acht zij ook dit onderdeel van de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank overweegt tot slot nog dat in deze zaak veel aandacht is besteed aan een 45 cm lange haar die is aangetroffen aan de binnenzijde van de voordeur van aangever. Uit rapportages van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) volgt dat het zeer veel waarschijnlijker is dat deze haar afkomstig is van de verdachte dan dat deze haar afkomstig is van een willekeurig gekozen persoon. Nu het NFI echter ook heeft aangegeven dat het even waarschijnlijk is dat de haar in de woning is achtergebleven op de dag van de overval als dat dit gebeurd is op de dag dat de verdachte bij de aangever heeft gewerkt, heeft de rechtbank in haar beraadslagingen het aantreffen van deze haar niet als belastend voor de verdachte meegewogen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, in dier voege dat:
zij op 12 januari 2015 te Rijswijk ter uitvoering van het door haar voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen (een) goed(eren) van haar gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld tegen voormelde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat zij, verdachte, die [slachtoffer] al dan niet met een voorwerp tegen het gezicht en/of het hoofd, althans zijn lichaam te slaan en een kussen op zijn gezicht te drukken en de gaspitten in de woning van die [slachtoffer] open te draaien (ten gevolge waarvan die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken kaakholte en jukbeen en oogkas en een verlamming van de aangezichtszenuw, heeft opgelopen), terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
poging tot diefstal, voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zesendertig (36) maanden met aftrek van het ondergane voorarrest en dat de schorsing van de voorlopige hechtenis bij uitspraak zal worden opgeheven.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsvrouw van de verdachte is bepleit om de door de psycholoog en psychiater geconstateerde psychische problematiek van de verdachte te verdisconteren in de strafsoort en/of –maat. Een gevangenisstraf zou alle goede vooruitgang op dat gebied onderbreken.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een gewelddadige poging tot diefstal in de woning van het alleenwonende, 72-jarige slachtoffer, bij wie zij tijdens haar voormalige baan in de thuiszorg een keer in de huishouding had geholpen. De verdachte wist dat het slachtoffer regelmatig thuishulp nodig had en heeft hier misbruik van gemaakt door onder dat voorwendsel de woning binnen te komen. Toen het slachtoffer argwaan kreeg, heeft zij hem aangevallen. Het slachtoffer heeft zich af moeten weren en heeft hierbij een behoorlijke angst ervaren, ook nog geruime tijd na dit incident. Bovendien heeft hij hierbij zwaar lichamelijk letsel opgelopen, waarvoor hij een operatie heeft moeten ondergaan en waarvan het herstel, als dat al volledig zal plaatsvinden, zeer langdurig is. De verdachte heeft bij het verlaten van het huis alle gaspitten in de keuken opengedraaid, waardoor een kans op ontploffing is ontstaan. Het slachtoffer is sterk geschaad in het gevoel van veiligheid in zijn eigen huis en het vertrouwen dat hij heeft in de thuiszorg en wijkverpleging, bij uitstek een plaats en dienst waar(bij) hij zich veilig zou moeten kunnen voelen. De verdachte heeft kennelijk slechts oog gehad voor geldelijk gewin. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 25 juni 2015, waaruit blijkt dat de verdachte in dat register niet eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake soortgelijke feiten;
- het omtrent de verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 17 september 2015, opgemaakt door A. Akollo, reclasseringswerker, onder supervisie van F. Mamedova, leidinggevende, waarin een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt geadviseerd;
- de omtrent de verdachte opgemaakte Pro Justitia rapportage van 13 september 2015, opgesteld door I.I. Schultze, psycholoog, waarin is vermeld dat bij betrokkene waarschijnlijk sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van slecht aangepaste persoonlijkheidskenmerken, maar die nog niet voldoende konden worden geïdentificeerd om een persoonlijkheidsstoornis te diagnosticeren. Er is geen conclusie is getrokken over de eventuele beïnvloeding door de psychische problematiek van de verdachte op het tenlastegelegde, gelet op haar ontkennende houding;
- de omtrent de verdachte opgemaakte Pro Justitia rapportage van 2 september 2015, opgesteld door J. van der Meer, psychiater, onder supervisie van B.E.A. van der Hoorn, psychiater (NRGD), waarin is vermeld dat bij betrokkene sprake is van een persoonlijkheidsstoornis NAO met borderline en vermijdende trekken. Er is geen conclusie getrokken over de eventuele beïnvloeding door de psychische problematiek van de verdachte op het tenlastegelegde, gelet op haar ontkennende houding.
Gelet op de hiervoor beschreven wijze van handelen door de verdachte kan slechts een gevangenisstraf van aanzienlijke duur recht doen aan dit feit. De raadsvrouw heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte benadrukt, waaronder haar psychische problematiek. Deze omstandigheden wegen echter naar het oordeel van de rechtbank niet op tegen de ernst van het bewezenverklaarde feit en de gevolgen die het slachtoffer daarvan heeft ondervonden. Ook de hiervoor aangehaalde stukken omtrent de persoon van de verdachte geven daar geen aanleiding toe. Daarbij betrekt de rechtbank voorts dat de verdachte, gezien haar ontkennende (proces)houding, geen enkele verantwoordelijkheid voor haar daden heeft genomen.
De door de officier van justitie geëiste straf houdt rekening met de aard en ernst van het feit alsmede de omstandigheden waaronder het feit is begaan en komt overeen met hetgeen (onder meer volgens de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht) in soortgelijke gevallen pleegt te worden opgelegd. De rechtbank ziet in hetgeen ter terechtzitting is aangevoerd omtrent de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen aanleiding om af te wijken van hetgeen in soortgelijke gevallen pleegt te worden opgelegd en acht de straf, zoals die door de officier van justitie is geëist, passend en geboden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
De rechtbank zal voorts de schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen, nu uit het feit dat sprake is van een veroordelend vonnis en de daarbij opgelegde onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf voortvloeit dat de belangen van strafvordering dienen te prevaleren boven de persoonlijke belangen van de verdachte.

7.De vordering van de benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 5.389,35, te vermeerderen met de wettelijke rente. Het gevorderde bedrag bestaat uit € 5.000 immateriële schade en € 389,35 materiële schade.
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij geheel zal worden toegewezen met toepassing van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsvrouw van de verdachte is verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen of niet-ontvankelijk te verklaren.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit. Voor wat betreft de immateriële schade acht de rechtbank de vordering, voor zover deze betrekking heeft op een bedrag van € 3.500,-, als vergoeding ter zake van immateriële schade tot dat bedrag naar billijkheid toewijsbaar, nu door/namens de verdachte de omvang daarvan niet is betwist en nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 3.889,35.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 12 januari 2015 is ontstaan.
De rechtbank zal voor het overige deel van de vordering, dit deel niet-ontvankelijk verklaren.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 3.889,35, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 12 januari 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer] .

8.De inbeslaggenomen goederen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de in beslag genomen portemonnee terug zal worden gegeven aan de rechthebbende, zijnde aangever [slachtoffer] en de overige goederen waarop beslag rust, bestaande uit sporen, in bewaring zullen blijven.
8.2
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de rechthebbende, aangever [slachtoffer] , gelasten van het op de beslaglijst onder 3 genummerde voorwerp, bestaande uit een zwarte portemonnee, AAHV7024NL.
De rechtbank zal met betrekking tot de op de beslaglijst onder 1, 2, en 4 tot en met 9 genummerde voorwerpen, bestaande uit sporen, de bewaring van deze voorwerpen gelasten.
Met betrekking tot het op de beslaglijst onder 10 genummerde voorwerp is reeds een beslissing door de officier van justitie genomen, hetgeen maakt dat de rechtbank daar geen beslissing meer over hoeft te nemen.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 36f, 45 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair, eerste alternatief/cumulatief tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het subsidiair, tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
poging tot diefstal, voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
ZESENDERTIG (36) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de haar opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer] , een bedrag van € 3.889,35, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 12 januari 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 3.889,35, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van 12 januari 2015 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 48 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
gelast de teruggave aan [slachtoffer] van het op de beslaglijst onder 3 genummerde voorwerp, te weten: één zwarte portemonnee;
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de op de beslaglijst onder 1, 2 en 4 tot en met 9 genummerde voorwerpen, te weten: sporen;
heft op de schorsing van het bevel tot gevangenhouding van de verdachte met ingang van 20 januari 2015.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.C.M. Bouman, voorzitter,
mr. W.N.L. Donker, rechter,
mr. S.L.M. Staals, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.A. Beckers, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 januari 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500 2015012648, van de politie eenheid Den Haag, dienst Regionale Recherche Twister Team, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 1032).
2.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 13 januari 2015 (p. 39 en 40).
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 februari 2015 (p. 264 en 265).
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 januari 2015 (p. 271 midden) + een geschrift, te weten een foto van aangever (p. 272).
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 januari 2015 (p. 268 onderaan).
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 januari 2015 (p. 287 midden).
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 januari 2015 (p. 286 onderaan).
8.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 27 januari 2015, (p. 54 bovenaan).
9.Een schriftelijke bescheid,bestaande uit een geneeskundige verklaring d.d. 16 januari 2015 (p. 294).
10.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 27 januari 2015 (p. 57).
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 26 maart 2015 (p. 121 bovenaan).
12.Een geschrift, te weten een uitdraai uit het zorgsysteem van Florein Zorg (p. 627).
13.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 13 januari 2015 (p. 40 midden en onderaan).
14.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 13 januari 2015 (p. 40 onderaan) en proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 12 februari 2015 (p. 59, bovenaan).
15.Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer] d.d 27 januari 2015 (p. 55 bovenaan).
16.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 januari 2015 (p. 286 onderaan).
17.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 25 juni 2015 (p. 202 en 204).
18.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 augustus 2015 inclusief bijlagen (p. 553 en 564 tot en met 566).
19.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 juli 2015 (p. 605).
20.Proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 7 juli 2015 (p. 86)
21.Proces-verbaal van verhoor getuigen [getuige 2] en [slachtoffer] d.d. 19 november 2015, onder punt 21, 40 en 44 (losse dossierbijlage).
22.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 19 januari 2015 (p. 45 midden).
23.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 december 2015, p. 981-983 met bijlage p. 984-986
24.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 april 2015 (p. 528 en 529).
25.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 maart 2015 (p. 423) en proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 april 2015 (p. 531).
26.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 juni 2015 (p. 538 bovenaan).
27.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 juni 2015 (p. 540).
28.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 maart 2015 (p. 423).
29.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 april 2015 (p. 522) en proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 juni 2015 (p. 536).
30.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 juni 2015 (p. 548).
31.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 augustus 2015 (p. 553).
32.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 april 2015 (p. 523 en 524) en proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 juni 2015 (p. 538).
33.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 april 2015 (p. 525 en 526) en proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 juni 2015 (p. 541 bovenaan).
34.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 juni 2015 (p. 536, 538 en 541 bovenaan).
35.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 september 2015 (p. 891 bovenaan).
36.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 december 2015 (p. 1020 tot en met 1029).