In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, staat het kwekersrecht centraal. De eiser, Enza Zaden Beheer B.V., heeft een rechtszaak aangespannen tegen [A] c.s. over het gebruik van het beschermde ras OP 0802 voor het voortbrengen van zaden van het ras WT 8106. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 24 juni 2015 [A] c.s. toegelaten tot het leveren van tegenbewijs. De zaak is complex en betreft onder andere deskundigenverklaringen en genotypisch onderzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bewijsaanbod van [A] c.s. relevant is, maar dat het herhalen van het veredelingsproces mogelijk leidt tot onredelijke vertraging van de procedure. De rechtbank heeft daarom maatregelen getroffen om de voortgang van de procedure te waarborgen, waaronder het benoemen van een rechter-commissaris, mr. P. Burgers, die toezicht houdt op de bewijsvergaring. De zaak is aangehouden tot 8 mei 2019 voor verdere uitvoering van de gewenste onderzoeken. De rechtbank benadrukt dat het recht op tegenbewijs fundamenteel is en dat de lange duur van de onderzoeken geen reden mag zijn om dit recht te beperken. De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken op 4 mei 2016.