Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[naam1] , eiser en verzoeker, hierna: eiser, en
[naam4],
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 mei 2016 uitspraak gedaan in het kader van asielaanvragen van eisers, die eerder in Duitsland asiel hebben aangevraagd. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft de aanvragen van eisers niet in behandeling genomen, wat door de rechtbank is bevestigd. De rechtbank oordeelde dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen, aangezien eisers na hun verblijf in Duitsland naar Nederland zijn gereisd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bijzondere feiten of omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat Nederland de aanvragen zou moeten behandelen, ondanks de gezondheidsproblemen van eiseres, die lijdt aan epilepsie en depressieve klachten. De rechtbank concludeerde dat niet is aangetoond dat Nederland het meest aangewezen land is voor de behandeling van deze klachten. De beroepen van eisers zijn ongegrond verklaard en de verzoeken om voorlopige voorzieningen zijn afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter en voorzieningenrechter, in aanwezigheid van griffier S.A.K. Kurvink. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.