ECLI:NL:RBDHA:2016:5057

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 mei 2016
Publicatiedatum
10 mei 2016
Zaaknummer
16/8096
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvragen en verantwoordelijkheid van Duitsland voor behandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 mei 2016 uitspraak gedaan in het kader van asielaanvragen van eisers, die eerder in Duitsland asiel hebben aangevraagd. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft de aanvragen van eisers niet in behandeling genomen, wat door de rechtbank is bevestigd. De rechtbank oordeelde dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen, aangezien eisers na hun verblijf in Duitsland naar Nederland zijn gereisd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bijzondere feiten of omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat Nederland de aanvragen zou moeten behandelen, ondanks de gezondheidsproblemen van eiseres, die lijdt aan epilepsie en depressieve klachten. De rechtbank concludeerde dat niet is aangetoond dat Nederland het meest aangewezen land is voor de behandeling van deze klachten. De beroepen van eisers zijn ongegrond verklaard en de verzoeken om voorlopige voorzieningen zijn afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter en voorzieningenrechter, in aanwezigheid van griffier S.A.K. Kurvink. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummers: AWB 16/8096, 16/8103 (beroepen) en AWB 16/8099, 16/8105 (verzoeken)
V-nummers: [V-nummers]
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter en de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 4 mei 2016 in de zaken tussen

[naam1] , eiser en verzoeker, hierna: eiser, en

[naam2] ,eiseres en verzoekster, hierna: eiseres,
gezamenlijk te noemen: eisers,
mede ten behoeve van hun twee minderjarige kinderen,
[naam3]en
[naam4],
gemachtigde mr. M.B. van den Toorn-Volkers,
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
gemachtigde mr. A. Hadfy-Kovacs.

Procesverloop

Bij twee besluiten van 18 april 2016 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de asielaanvragen van eisers niet in behandeling genomen.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten. Eisers hebben tevens voorlopige voorzieningen verzocht ter voorkoming van uitzetting hangende hun beroep.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 mei 2016. Eisers zijn ter zitting verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ter zitting is het onderzoek gesloten. De rechter heeft onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. Niet in geschil is dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eisers, omdat eisers eerder in Duitsland asiel hebben aangevraagd en zij aansluitend op hun verblijf in Duitsland naar Nederland zijn gereisd. Dat Duitsland hun eerdere asielaanvragen heeft afgewezen, betekent niet dat Duitsland niet meer verantwoordelijk is voor de behandeling van de onderhavige aanvragen.
2. In geschil is of verweerder de behandeling van de aanvrager aan zich had moeten trekken vanwege onder meer de gezondheidstoestand van eiseres.
3. Uit de stukken blijkt dat eiseres behandeld wordt voor epilepsie en klachten van depressieve aard. Niet is gebleken dat Nederland het meest aangewezen land is om de behandeling van deze klachten voort te zetten. Evenmin is gebleken dat deze klachten niet door Duitsland behandeld kunnen worden. Ook overigens is niet gebleken van heel bijzondere feiten en omstandigheden die ertoe hadden moeten leiden dat verweerder de aanvragen aan zich had moeten trekken.
4. Verweerder heeft daarom terecht de asielaanvragen van eisers niet in behandeling genomen.
5. De beroepen zijn ongegrond. De verzoeken om een voorlopige voorziening worden afgewezen.
6. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank, in de zaken met nrs. AWB 16/8096 en 16/8103:
- verklaart de beroepen ongegrond.
De voorzieningenrechter, in de zaken met nrs. AWB 16/8099 en 16/8105:
- wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter en voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van S.A.K. Kurvink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2016.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak, voor zover deze betrekking heeft op het beroep, kan binnen een week na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.