ECLI:NL:RBDHA:2016:5053
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Asielaanvragen en verantwoordelijkheidsverdeling onder de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 mei 2016 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende asielaanvragen van twee eisers. De eisers, die in Duitsland asiel hadden aangevraagd, stelden dat Nederland verantwoordelijk was voor de behandeling van hun aanvragen. De rechtbank oordeelde dat Duitsland op basis van de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvragen, aangezien de eisers op 13 december 2015 asiel hadden aangevraagd in Duitsland en Duitsland zijn verantwoordelijkheid had bevestigd door middel van een claimakkoord. De rechtbank verwierp de stelling van eisers dat zij geen asielaanvragen in Duitsland hadden ingediend en dat zij de intentie hadden om naar Nederland te reizen voor asiel.
De rechtbank onderzocht ook de claim van eiser 1 dat hij afhankelijk was van zijn in Nederland wonende broer. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was van een ernstige ziekte die deze afhankelijkheid rechtvaardigde, en dat er geen bijzondere feiten of omstandigheden waren die de verantwoordelijkheid van Nederland voor de behandeling van de aanvragen zouden rechtvaardigen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank de beroepen ongegrond en wees de verzoeken om voorlopige voorzieningen af. De uitspraak werd mondeling gedaan en de rechtbank gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.