Uitspraak
Rechtbank den haag
eisende partij,
- de dagvaarding van 25 september 2014, met producties 1 tot en met 5;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 4;
- de akte met producties 5 en 6 zijdens de Staat van 17 september 2015;
- de brief met producties genummerd 8 en 9 zijdens de Staat van 8 december 2015;
- de brief met producties genummerd 10 en 11 zijdens de Staat van 16 februari 2016;
- het proces-verbaal van de bij mondeling tussenvonnis bevolen comparitie van partijen van 17 maart 2016.
1.Feiten
2.Vordering
3.Verweer
4.Beoordeling
NJ2012/410). Voor het aannemen van geestelijk letsel is niet voldoende dat sprake is van meer of minder sterk psychisch onbehagen of zich gekwetst voelen (vgl. HR 13 januari 1995,
NJ1997, 366)
NJ1992/58 en HR 9 juli 2004,
NJ2005, 391). Voor dat oordeel is het volgende redengevend. Als onweersproken staat vast dat [eiser] gedurende zijn verblijf in De Niendure een voor een gedetineerde relatief grote mate van vrijheid genoot: hij kon doordeweeks buiten de inrichting werken en in het weekend verblijven op zijn verlofadres buiten de inrichting. Slechts de resterende tijd bracht hij door in de inrichting, die bovendien nagenoeg onbewaakt was. Door de plaatsing in de Karelskamp zijn die aanzienlijke vrijheden [eiser] gedurende vier weken afgenomen: het stond hem niet meer vrij zich buiten de inrichting te begeven, waarbij moet worden aangenomen dat continu bewaking aanwezig was om dat ook te voorkomen. [eiser] bevond zich kortom weer in een gesloten regime. Daarbij komt nog dat de Staat onvoldoende heeft weersproken dat [eiser] als gevolg van de ordemaatregel de beschikking over zijn persoonlijke bezittingen verloor. Gelet op dit verlies aan persoonlijke vrijheden is naar het oordeel van de kantonrechter sprake van een aantasting in de persoon. De stelling van de Staat dat voor de vrijheidsbeneming op zichzelf wel een geldige titel bestond kan daaraan niet afdoen; het gaat er om dat [eiser] ten onrechte gedurende een aaneengesloten periode van vier weken een aantal wezenlijke vrijheden is afgenomen waarover hij eerder wel beschikte. [eiser] heeft reeds daarom in beginsel recht op schadevergoeding.