ECLI:NL:RBDHA:2016:4923

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 april 2016
Publicatiedatum
9 mei 2016
Zaaknummer
16/7382
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en zicht op uitzetting van Marokkaanse vreemdeling

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 26 april 2016 uitspraak gedaan in een beroep tegen het voortduren van de bewaring van een Marokkaanse vreemdeling. Eiser, vertegenwoordigd door mr. M.E. Muller, had op 12 april 2016 beroep ingesteld tegen de voortduren van zijn bewaring, met een verzoek om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 4 januari 2016 in bewaring was gesteld en dat eerder beroep tegen de bewaring ongegrond was verklaard. De rechtbank heeft de situatie rondom het zicht op uitzetting naar Marokko beoordeeld en verwezen naar eerdere uitspraken en presentaties van vreemdelingen bij de Marokkaanse consulaten. De rechtbank concludeert dat er momenteel zicht op uitzetting naar Marokko is en dat eiser actief moet meewerken aan zijn verwijdering. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.M.J. Bouwman, rechter, in aanwezigheid van griffier H.B. Slot-Akkerman.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 16/7382

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser],
geboren op [geboortedatum],
van Marokkaanse nationaliteit,
V-nummer [nummer], eiser,
(gemachtigde: mr. M.E. Muller),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,

(gemachtigde: mr. A. Hanje).

Procesverloop

Eiser heeft op 12 april 2016 beroep ingesteld tegen het voortduren van de bewaring.Het beroep strekt tevens tot een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken aan eiser en aan de rechtbank toegezonden. Eiser is in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 april 2016. Eiser en gemachtigde zijn, met voorafgaande kennisgeving, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Op 4 januari 2016 is eiser in bewaring gesteld. Bij uitspraak van 23 februari 2016 (Awb 16/2136) heeft de rechtbank laatstelijk een eerder tegen de bewaring gericht beroep ongegrond verklaard. Thans staat uitsluitend ter beoordeling of het voortduren van de bewaring rechtmatig is sinds het sluiten van het onderzoek op 16 februari 2016 in die zaak.
2. Eiser stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van voortvarend handelen met betrekking tot zijn uitzetting. Eiser betwist dat er nog steeds sprake is van zicht op uitzetting op korte termijn.
3. De rechtbank overweegt als volgt.
Uit de voortgangsrapportage van 14 april 2016 blijkt dat verweerder meerdere malen heeft gerappelleerd, laatstelijk op 4 april 2016 en dat vertrekgesprekken hebben plaatsgevonden, laatstelijk op 30 maart 2016. Eiser is op 7 maart 2016 gepresenteerd aan de vertegenwoordiger van Marokko in Rotterdam, de lp-aanvraag is in onderzoek genomen en er is een kopie paspoort overgelegd aan de Marokkaanse autoriteiten. De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden gezegd dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. Deze beroepsgrond faalt.
4. Met betrekking tot het zicht op uitzetting verwijst de rechtbank naar de uitspraak van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Zwolle van 24 maart 2016 (ECLI:NL:RBOVE: 2016:1020). Uit de in die zaak overgelegde brieven van verweerder van 16 maart 2016 en 17 maart 2016 blijkt dat vreemdelingen zijn gepresenteerd bij de consulaten in Rotterdam (7 maart 2016), Den Bosch (12 januari, 26 januari, 4 februari en 1 maart 2016) en zullen worden gepresenteerd bij het consulaat in Amsterdam (23 maart 2016). Bij het consulaat in Utrecht zijn geen vreemdelingen gepresenteerd; met de Consul Generaal van dat consulaat is afgesproken dat lopende zaken op 23 maart 2016 worden besproken.
Voorts blijkt uit de brieven dat naar aanleiding van de presentaties in Den Bosch een laissez passer (lp) is verstrekt ten behoeve van een vreemdeling die vreemdelingrechtelijk was gedetineerd, dat van een vreemdeling de nationaliteit nogmaals is bevestigd en dat de overige zaken in onderzoek zijn genomen en door worden gestuurd naar de autoriteiten in Marokko voor identificatie. Naar aanleiding van de presentatie in Rotterdam zijn alle zaken in onderzoek genomen en worden de zaken doorgestuurd naar de autoriteiten in Marokko voor identificatie.
Ten slotte blijkt uit de brieven dat door het consulaat in Den Bosch op 12 februari 2016 een lp is afgegeven en dat in de periode van 1 januari tot 11 maart 2016 vier Marokkaanse vreemdelingen gedwongen zijn teruggekeerd naar Marokko; drie vreemdelingen met een paspoort en een vreemdeling met een lp.
Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat op 23 maart 2016 zes personen in persoon zijn gepresenteerd bij het consulaat in Amsterdam. Op 12 april 2016 zijn zes personen in persoon gepresenteerd bij het consulaat in Den Bosch. Het consulaat in Den Bosch heeft op
8 april 2016 twee lp’s verstrekt, die op 12 april 2016 door verweerder zijn opgehaald. Voor één vreemdeling – die thans vreemdelingrechtelijk is gedetineerd en voor wie een lp is opgehaald - is een vlucht aangevraagd. Van de andere vreemdeling, voor wie evens een lp is opgehaald, was de inbewaringstelling inmiddels opgeheven.
Uit het voorgaande volgt dat zicht op uitzetting naar Marokko thans niet ontbreekt. Van eiser mag daarom worden verwacht dat hij actief en volledig meewerkt aan de (voorbereiding van de) verwijdering, wat onder meer inhoudt dat hij aan de Marokkaanse autoriteiten te kennen geeft bereid te zijn terug te keren naar Marokko. De beroepsgrond faalt.
5. Het beroep is ongegrond. Daarom kan geen schadevergoeding worden toegekend.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.M.J. Bouwman, rechter, in aanwezigheid van
H.B. Slot-Akkerman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.