In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 26 april 2016 uitspraak gedaan in een beroep tegen het voortduren van de bewaring van een Marokkaanse vreemdeling. Eiser, vertegenwoordigd door mr. M.E. Muller, had op 12 april 2016 beroep ingesteld tegen de voortduren van zijn bewaring, met een verzoek om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 4 januari 2016 in bewaring was gesteld en dat eerder beroep tegen de bewaring ongegrond was verklaard. De rechtbank heeft de situatie rondom het zicht op uitzetting naar Marokko beoordeeld en verwezen naar eerdere uitspraken en presentaties van vreemdelingen bij de Marokkaanse consulaten. De rechtbank concludeert dat er momenteel zicht op uitzetting naar Marokko is en dat eiser actief moet meewerken aan zijn verwijdering. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.M.J. Bouwman, rechter, in aanwezigheid van griffier H.B. Slot-Akkerman.