ECLI:NL:RBDHA:2016:4868

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 mei 2016
Publicatiedatum
3 mei 2016
Zaaknummer
C/09/504990 / FA RK 16-962
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorziening in de voogdij na overlijden gezagsdrager; verzoek tot benoeming testamentair voogden afgewezen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 mei 2016 uitspraak gedaan over de voogdij van twee minderjarigen na het overlijden van hun moeder. De moeder, die op 10 december 2015 overleed, had in haar testament de beoogde testamentair voogdes benoemd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de testamentaire voogdij niet kan worden uitgevoerd, omdat de moeder op het moment van haar overlijden niet in staat was om het gezag uit te oefenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder, door haar psychische problemen en verslavingsproblematiek, niet in het belang van de kinderen kon handelen. De rechtbank heeft daarom besloten om de Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden te benoemen tot voogdes over de minderjarigen, in plaats van de beoogde testamentair voogdes en haar echtgenoot. De rechtbank heeft het belang van de kinderen vooropgesteld en geoordeeld dat het in hun belang is om bij hun grootmoeder te blijven, die hen al een tijd verzorgt. De rechtbank heeft de verzoeken van de beoogde testamentair voogdes en haar echtgenoot afgewezen en de beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 16-962
Zaaknummer: C/09/504990
Datum beschikking: 3 mei 2016 (bij vervroeging)

Voorziening in de voogdij in verband met overlijden gezagsdrager

(artikel 1:253g BW)

Beschikking op het op 8 februari 2016 ingekomen verzoekschrift van:

de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,

gevestigd te Den Haag,
hierna: de Raad.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[vader],

de vader van [minderjarige],
wonende te Spanje,

[vader],

de biologische vader van [MJ 2],
wonende te Den Haag,
advocaat mr. A.H.J. Raaijmakers te Culemborg,

[grootmoeder]

de grootmoeder,
wonende te [woonplaats]

[grootvader],

de grootvader,
wonende te [woonplaats],

[naam],

de beoogd testamentair voogdes,
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. A.A. van den Berg te Bleiswijk, gemeente Lansingerland,

[naam],

de echtgenoot van de beoogd testamentair voogdes,
wonende te [woonplaats]
advocaat mr. A.A. van den Berg te Bleiswijk, gemeente Lansingerland,

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,

gevestigd te Den Haag,
de voorlopige en beoogd voogdes.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift, tevens verzoekschrift, van de beoogd testamentair voogdes en haar echtgenoot;
- de brief d.d. 25 maart 2016 van de zijde van de biologische vader, waarin wordt aangegeven dat hij niet nader schriftelijk wenst te reageren op het verweerschrift, tevens verzoekschrift, van de beoogd testamentair voogdes en haar echtgenoot;
- de bereidverklaring van de Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden tot aanvaarding van de voogdij.
Op 24 maart 2016 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de Raad in de persoon van mevrouw [naam], Stichting Jeugdbescherming west in de persoon van mevrouw [naam], de heer [naam], bijgestaan door zijn advocaat, mevrouw [naam] en de heer [naam], beiden bijgestaan door hun advocaat, alsmede de heer [grootvader] De vader van [minderjarige] en de grootmoeder zijn – hoewel behoorlijk opgeroepen – niet ter terechtzitting verschenen.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de Raad strekt ertoe de Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden te belasten met de voogdij over na te noemen minderjarigen.
De beoogd testamentair voogdes en haar echtgenoot hebben verweer gevoerd tegen het verzoek, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Tevens hebben zij zelfstandig verzocht:
 primair te bepalen dat zij benoemd worden als voogd over na te noemen minderjarigen;
 subsidiair te bepalen dat zij benoemd worden als voogd over na te noemen oudste minderjarige;
 meer subsidiair te bepalen dat de Raad onderzoek dient te doen naar de mogelijkheden om hen te benoemen als voogd over na te noemen minderjarigen.
Partijen zijn ter zitting (de vader van [minderjarige] na de terechtzitting per e-mail) nog in de gelegenheid gesteld (nader) te reageren op het verweerschrift, tevens verzoekschrift van de beoogd testamentair voogdes en haar echtgenoot. Door de rechtbank zijn geen inhoudelijke reacties ontvangen.

Feiten

- Uit [moeder] (hierna: de moeder), geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en overleden op 10 december 2015 te Voorschoten, zijn de volgende thans nog minderjarige kinderen geboren:
- [minderjarige] op [geboortedatum] te [geboorteplaats], die door [vader] is erkend;
- [MJ 2], op [geboortedatum] te [geboorteplaats].
- De moeder was alleen belast met het gezag over de minderjarigen.
- De moeder had bij leven last van psychiatrische en verslavingsproblematiek. Vanaf de geboorte van de minderjarigen is zij grillig geweest in haar beslissingen over de minderjarigen. Ook is zij wisselend beschikbaar geweest voor de minderjarigen, onder andere door verblijf in het buitenland en opname(s) in een kliniek.
- De moeder heeft via een advertentie op Marktplaats contact gekregen met de beoogd testamentair voogdes en haar echtgenoot (hierna samen ook: het gastgezin) en heeft hen vanaf omstreeks februari 2011 verzocht [minderjarige] een of meer dagen per week op te vangen als zij zelf niet beschikbaar was. Zij vertrok soms voor meerdere weken of maanden naar het buitenland en liet [minderjarige] dan in het gastgezin.
- Op 4 april 2012 heeft de moeder ten overstaan van een notaris verklaard dat zij voor het geval dat zij overlijdt de beoogd testamentair voogdes tot voogdes over [minderjarige] benoemt.
- [minderjarige] heeft vanaf april 2012 op het adres van het gastgezin ingeschreven gestaan in de basisregistratie personen tot de moeder omstreeks april 2013 na een meningsverschil met het gastgezin – tegen het advies van hulpverleners in – [minderjarige] van de ene op de andere dag weghaalde uit het gastgezin.
- Vanaf juni 2013 tot december 2013 woonde de moeder met [minderjarige] in bij de grootmoeder. In december 2013 heeft de moeder na een conflict met de grootmoeder – tegen het advies van Bureau Jeugdzorg in – het contact tussen [minderjarige] en de grootmoeder abrupt verbroken.
- Vervolgens hebben [minderjarige] en (na 5 juli 2014 ook) [MJ 2] gedurende ruim een jaar voornamelijk bij de moeder verbleven, in welke periode de moeder in de opvoedsituatie werd begeleid door Jeugdformaat. In maart 2015 heeft de moeder een suïcidepoging gedaan in het bijzijn van [MJ 2]. In mei 2015 is de moeder gedurende enkele weken opgenomen geweest in een inrichting.
- De minderjarigen hebben vanaf omstreeks juli 2015, al dan niet in de vorm van een netwerkplaatsing, de hoofdverblijfplaats bij de grootmoeder, waarbij zij meer of minder dagen per week bij de moeder waren.
- [minderjarige] heeft vanaf 17 juni 2013 tot 17 maart 2015 onder toezicht gestaan.
- In verband met toename van de problematiek van de moeder vanaf eind november/begin december 2015 is op 9 december 2015 door de hulpverleners in samenspraak met de grootmoeder besloten de minderjarigen niet meer bij de moeder te laten en een voorlopige ondertoezichtstelling aan te vragen. Het is niet meer tot een ondertoezichtstelling gekomen omdat de moeder op 10 december 2015 suïcide heeft gepleegd.
- De Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden is bij beschikking d.d. 11 december 2015 van deze rechtbank voorlopig en bij beschikking van 21 december 2015 definitief met de voorlopige voogdij over de minderjarigen belast.

Beoordeling

Nu de ouder met gezag is overleden dient over de minderjarigen in de voogdij te worden voorzien.
Testamentaire voogdij [minderjarige]
De beoogd testamentair voogdes beroept zich, zoals ter terechtzitting nader toegelicht, op testamentaire voogdijbenoeming door de moeder. Deze voogdijbenoeming betreft de minderjarige [minderjarige]. De beoogd testamentair voogdes wil [minderjarige], zo mogelijk samen met [MJ 2], in haar eigen gezin opvoeden en verzorgen.
Op grond van artikel 1:280, aanhef en onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW) begint de voogdij voor de voogd die door een ouder is benoemd op het tijdstip waarop hij zich na het overlijden van deze ouder bereid verklaart de voogdij te aanvaarden. De verklaring moet door de betrokkene in persoon worden afgelegd ter griffie van de rechtbank.
Op 12 januari 2016 is ter griffie een brief ontvangen van de beoogd testamentair voogdes, waarin zij mededeelt dat zij de testamentaire voogdij over [minderjarige] wil aanvaarden, dat zij ook graag de voogdij over [MJ 2] wil en dat er een onderzoek bij de Raad loopt over de voogdij over beide kinderen.
De Raad heeft de rechtbank verzocht om elke beslissing ten aanzien van de benoeming dan wel aanvaarding van de voogdij aan te houden tot het moment dat de adviezen van de Raad over de voogdijbenoeming konden worden meegewogen.
De rechtbank constateert dat tot op dit moment geen formele aanvaarding van de testamentaire voogdij heeft plaatsgevonden. De brief van de beoogd testamentair voogdes is niet gelijk te stellen met een in persoon ter griffie van de rechtbank afgelegde verklaring. In verband met het primaat dat de wetgever in beginsel geeft aan een testamentaire voogd boven een door de rechtbank te benoemen voogd, heeft de rechtbank overwogen of de beoogd testamentair voogdes alsnog in de gelegenheid zou moeten worden gesteld de voogdij door een persoonlijke verklaring te aanvaarden. De rechtbank ziet daartoe in dit geval geen aanleiding, gelet op de volgende feiten en omstandigheden, in samenhang bezien.
Op het moment dat de moeder de testamentaire-voogdijverklaring opstelde zal deze wel in het belang van [minderjarige] zijn geweest, nu [minderjarige] op dat moment al geruime tijd in het gastgezin verbleef. Op het moment van overlijden van de moeder lag dat echter heel anders. [minderjarige] is immers toen zij tweeëneenhalf jaar oud was door de moeder abrupt uit het gastgezin weggehaald en heeft aansluitend bijna drie jaar in het geheel geen contact meer met het gastgezin gehad. De moeder had de testamentaire verklaring dus moeten intrekken als zij aan het belang van [minderjarige] had gedacht. De rechtbank is ervan overtuigd dat zij dat niet heeft gedaan in verband met haar psychische toestand, die er mede toe heeft geleid dat een dag voor haar overlijden werd besloten een ondertoezichtstelling van haar kinderen aan te vragen. De kinderen verbleven toen bij de grootmoeder en de moeder was niet in staat bij haar beslissingen rekening te houden met de belangen van de minderjarigen. De rechtbank is van oordeel dat een dergelijke situatie, waarin de moeder op het moment van overlijden feitelijk niet in staat was het gezag uit te oefenen, gelijk te stellen is aan de situatie bedoeld in artikel 1:293 aanhef en onder b BW dat de ouder op het tijdstip van zijn overlijden het gezag over zijn kinderen niet heeft. De ratio van deze bepaling is immers dat een ouder aan wie het gezag over zijn kinderen is ontnomen (en die dus bij leven al niet mag bepalen waar zijn kinderen wonen) niet zou moeten kunnen bepalen bij wie de kinderen na zijn overlijden opgroeien. Onder die omstandigheden heeft de door de ouder getroffen testamentaire regeling geen gevolg, aldus de wet.
Het belang van [minderjarige] vergt dat zij de komende tijd bij haar grootmoeder kan blijven wonen. Dit blijkt uit de rapportage van de Raad. De voorgeschiedenis van [minderjarige] is complex en de vele wisselingen in haar woonsituatie zijn voor haar een traumatische ervaring geweest. Het weghalen van [minderjarige] uit haar huidige vertrouwde omgeving zou voor haar weer een traumatische ervaring betekenen. De rechtbank is met de Raad van oordeel dat dit niet mag gebeuren. Hierbij moet in ogenschouw genomen worden dat [minderjarige] al vanaf april 2013 niet meer is opgevangen binnen het gezin van de beoogd testamentair voogdes.
Het belang van [minderjarige] vergt eveneens dat zij samen met haar broertje [MJ 2] blijft. Ten aanzien van [MJ 2] ligt er geen testamentaire-voogdijverklaring. Hij kent het gastgezin niet. De rechtbank acht in zijn belang dat hij in de hem vertrouwde omgeving bij de grootmoeder blijft.
Een door een ouder getroffen testamentaire voogdij heeft eveneens geen gevolg indien na het overlijden de andere ouder het gezag uitoefent of wil uitoefenen (artikel 1:293 aanhef en onder a BW). In dit geval is er geen gezag bij de vaders van [minderjarige] en [MJ 2] en willen de vaders dat op dit moment ook niet uitoefenen, maar zij willen de mogelijkheid daartoe wel openhouden en zij verzetten zich tegen de testamentaire voogdij. Zij zouden na intreding van de testamentaire voogdij alsnog binnen een jaar of bij gewijzigde omstandigheden om gezag kunnen vragen (artikel 1:253h BW). Toewijzing hiervan ligt echter minder voor de hand als dit tot een tweede verblijfplaatswijziging in korte tijd zou leiden. Ook is van belang dat het contact tussen de vaders en de minderjarigen in de periode dat zij (nog) niet het gezag hebben in stand blijft. In de periode dat [minderjarige] bij het gastgezin was, stond het gastgezin hier niet voor open. Gelet op het primaat dat de wetgever legt bij de betrokkenheid van de biologische en juridische ouders bij kinderen, acht de rechtbank het ook in dit opzicht in het belang van [minderjarige] dat de testamentaire voogdij niet uitgeoefend wordt.
Ook de grootouders steunen de testamentaire voogdij niet. Zij stellen dat het gastgezin destijds geen contact tussen [minderjarige] en de grootouders toestond. Wat daarvan zij, de rechtbank acht het van groot belang voor [minderjarige], die in haar leventje tot nu toe al zo veel heeft meegemaakt en haar moeder moet missen, dat zij een goed contact heeft en houdt met haar familie. Daarvoor is het van belang dat de voogdijbeslissing wordt ondersteund door de familieleden en er geen conflicten zijn tussen de voogd en de familie.
Voorziening in de voogdij
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank zelf in de voogdij voorzien. De rechtbank stelt hierbij het belang van de minderjarigen voorop.
De rechtbank is van oordeel dat het meest in het belang van de minderjarigen is Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden te belasten met de voogdij over hen en niet de beoogd testamentair voogdes en haar echtgenoot. Hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de testamentaire voogdij geldt eveneens als reden om de beoogd testamentair voogdes en haar echtgenoot niet tot voogd te benoemen. De rechtbank neemt hierbij voorts het volgende in aanmerking.
De benoeming van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden tot voogdes doet naar het oordeel van de rechtbank het meest recht aan het belang van de minderjarigen. De rechtbank acht het in het belang van de minderjarigen dat zij bij elkaar in de vertrouwde omgeving bij de grootmoeder blijven. Gelet op de complexiteit van de gezinssituatie, met twee verschillende vaders en met kinderen met een moeilijk verleden, is het van belang dat de grootmoeder in de opvoeding ondersteund kan worden. Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden zal deze steun kunnen bieden en ervoor zorgen dat de minderjarigen verzorgd kunnen blijven worden door grootmoeder, ondersteund door grootvader en beide vaders. Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden kan de grootouders ondersteunen bij hun vragen, de financiële situatie, het hulpverleningstraject voor [minderjarige] en indien noodzakelijk de contacten met de vaders van de minderjarigen. Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden kan daarnaast ondersteuning bieden aan de grootouders en de minderjarigen waar nodig bij het verwerken van het verlies van de moeder. De wens van de beoogd testamentair voogdes en haar echtgenoot om met de voogdij te worden belast gaat naar het oordeel van de rechtbank, gelet op het vorenstaande, in tegen het belang van de minderjarigen.
De vaders ondersteunen het verzoek tot benoeming op dit moment van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden tot voogdes. Zij ervaren dat de grootmoeder hen alle gelegenheid biedt de band met hun kinderen te behouden en vergroten.
De Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden heeft zich bereid verklaard de voogdij te aanvaarden.
De rechtbank zal dan ook de Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden benoemen tot voogdes over de minderjarigen en de verzoeken van de beoogd testamentair voogdes en haar echtgenoot afwijzen. De rechtbank acht een nader onderzoek door de Raad, zoals verzocht door de beoogd testamentair voogdes en haar echtgenoot, dan ook niet nodig.

Beslissing

De rechtbank:
benoemt tot voogdes over de minderjarigen:
- [minderjarige] geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats];
- [MJ 2], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats];
de Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.D. Bellaart, tevens kinderrechter, bijgestaan door P. Lahman als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 mei 2016.