3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Feit 4
De rechtbank stelt vast dat uit een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door een medewerker van arrestantenzorg, blijkt dat er bij de insluitingsfouillering van de verdachte onder meer amfetamine is aangetroffen. Het zakje amfetamine bevond zich in een sporttas die door een onbekend gebleven persoon ten behoeve van de verdachte naar het politiebureau was gebracht. In het dossier is slechts een indicatietest amfetamine opgenomen, een definitieve test van het NFI ontbreekt. Gelet op het voorgaande is niet komen vast te staan of het daadwerkelijk om amfetamine gaat en of de sporttas met de drugs in het bezit van de verdachte is geweest.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat er in casu onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen van het onder feit 4 tenlastegelegde. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Feit 5
De rechtbank stelt vast dat uit een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door een medewerker van arrestantenzorg, blijkt dat er bij de insluitingsfouillering van de verdachte onder meer (vermoedelijk) hasjiesj en hennep zijn aangetroffen. Een bruin blokje werd aangetroffen in de kleding van de verdachte. Een zakje (vermoedelijke) wiet bevond zich in de sporttas, die door een onbekend gebleven persoon ten behoeve van de verdachte naar het politiebureau was gebracht. Niet is komen vast te staan dat de sporttas met de hennep in het bezit van de verdachte is geweest. Bovendien hebben de hasjiesj en hennep gezamenlijk slechts een gewicht van 23,9 gram bruto, dus minder dan 30 gram. Gelet hierop, alsmede gelet op de OM-richtlijn voor strafvordering Opiumwet, softdrugs (2015R019) acht de rechtbank strafrechtelijke afdoening van dit feit niet opportuun. De verdachte zal van feit 5 worden vrijgesproken.
Inleidende overwegingen met betrekking tot de feiten 1, 2 en 3
Betrouwbaarheid verklaringen kinderen
De rechtbank stelt voorop dat de verklaringen van de kinderen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , anders dan de verdediging heeft betoogd, als voldoende betrouwbaar kunnen worden aangemerkt. Hiertoe overweegt de rechtbank dat die verklaringen op meerdere en essentiële onderdelen met elkaar overeenstemmen en er geen aanleiding is te veronderstellen dat de kinderen over de mishandelingen onjuist hebben verklaard. Bovendien worden hun verklaringen ondersteund door overige bewijsmiddelen in het dossier, zoals de aangifte van hun moeder [slachtoffer 3] en de verklaring van hun moeder afgelegd bij de rechter-commissaris. Hierbij moet in ogenschouw worden genomen dat het niet uitsluitend gaat om de afzonderlijke geweldshandelingen die de verdachte worden verweten, maar ook om het hele beeld van huiselijk geweld, zoals dat door de kinderen en hun moeder is beschreven.
Verklaringen verdachte met betrekking tot geweld
De verdachte heeft bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting van 19 april 2016 de ten laste gelegde mishandelingen jegens zijn partner [slachtoffer 3] ontkend en hij stelt dat hij door haar vijftien jaren geleden al eens onterecht heeft gezeten voor verkrachting. Twee jaren geleden is zij veroordeeld voor meineed, dus hij is er klaar mee.
De verdachte heeft de mishandelingen jegens zijn kinderen grotendeels ontkend. Hij heeft het slaan van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en de trap tegen de neus van [slachtoffer 2] wel erkend, met dien verstande dat die handelingen per ongeluk zouden zijn gebeurd tijdens de (kick)bokslessen die hij de kinderen gaf. Hij is al jaren bezig om de kinderen harder te maken, om ze te leren zich te verdedigen in de samenleving. Achteraf gezien is hij daarbij over grenzen heen gegaan, aldus de verdachte. Ter terechtzitting heeft hij zijn standpunt herhaald.
De partner en kinderen van de verdachte hebben echter geen van allen verklaard over structurele verdedigingslessen en noemen evenmin dat de feitelijke handelingen tijdens een spelsituatie zijn gebeurd. Zij verklaren steeds in straffende zin over het slaan met de vuist en trappen en over het onverhoeds stompen in het gezicht. Ook hebben de kinderen verklaard over het onderscheid tussen het slaan voor de grap of voor het echt. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van de verdachte, dat de gewelddadigheden onopzettelijk bij het lesgeven hebben plaatsgevonden, als ongeloofwaardig terzijde dient te worden geschoven.
In het dossier bevinden zich de volgende verklaringen van aangevers en de volgende letselbeschrijvingen.
Verklaringen van aangevers
[naam] , teamleider bij de Raad van de Kinderbescherming, heeft op 22 juni 2015 namens [slachtoffer 1] , woonachtig te Gouda, aangifte gedaan van mishandeling door diens vader [verdachte] . [slachtoffer 1] heeft in gesprekken aangegeven dat hij regelmatig werd mishandeld door zijn vader; hij werd onder meer wekelijks met een gebalde vuist hard op zijn achterhoofd geslagen.
[slachtoffer 2] heeft op 23 september 2015 in de verhoorstudio verklaard dat zij heeft gezien dat haar vader [verdachte] heel vaak met een vuist op zijn hoofd en in zijn buik sloeg. Haar broertje huilde wel heel erg als hij werd geslagen.Voorts heeft [slachtoffer 2] verklaard dat [slachtoffer 1] ook voor straf in de schuur moest slapen.
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] een paar keer in de week door zijn vader met de vuist werd geslagen of werd getrapt. Zij heeft regelmatig blauwe plekken bij [slachtoffer 1] gezien en zag ook dat hij bang was en pijn had. Voorts heeft zij verklaard dat [slachtoffer 1] en zijn zus regelmatig in de berging moesten slapen, voor straf. Ze mochten geen dekens meenemen.
[slachtoffer 1] heeft op 23 september 2015 in de verhoorstudio verklaard dat de blauwe plek op zijn arm is ontstaan door het gooien met een stoeltje door zijn vader. Ook heeft hij verklaard dat hij enkele keren op de grond in het schuurtje heeft moeten slapen, waar geen kachel en geen licht was.
Verbalisant [naam] heeft na een melding van mishandeling op 4 mei 2015 in de desbetreffende woning te Gouda een blauwe plek op de bovenarm van de oudste zoon van de verdachte geconstateerd en heeft er een foto van gemaakt.
Uit het forensisch-medisch onderzoek d.d. 9 juni 2015 blijkt dat bij [slachtoffer 1] op de buitenzijde van de rechter bovenarm een ringvormige onderhuidse bloeduitstorting werd vastgesteld. Dit letsel heeft een traumatische oorzaak. Het letsel kan een accidentele oorzaak hebben, maar gelet op de specifieke vorm van het letsel is een niet-accidentele oorzaak eveneens mogelijk. De forensisch arts stelt dat bij het ontbreken van een plausibele verklaring de bloeduitstorting verdacht is voor een niet-accidentele oorzaak.
Oordeel van de rechtbank
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
In het dossier bevinden zich de volgende verklaringen van aangevers, de volgende letselbeschrijvingen, een getuigenverklaring en een tapgesprek.
Verklaringen van aangevers
[slachtoffer 2] , woonachtig te Gouda, heeft op 27 juni 2015 aangifte gedaan van mishandeling door haar vader. Zij is door hem met de vuist op het hoofd geslagen, geslagen op de kaak, in de maag en tegen de armen. Zij is op een stoel gezet, hij heeft haar mond afgeplakt met tape en heeft vervolgens het tape met kracht van haar mond getrokken. Ook heeft hij een brandende aansteker bij haar vingers gehouden en haar laten slapen op de grond in een onverwarmde schuur zonder beddengoed en dekens. Zij is ook geslagen met een hamer tegen haar hoofd. Eén keer kon zij haar hand ervoor houden, waardoor hij op haar vingers sloeg. Het werd blauw en zwart onder de nagel van haar middelvinger en de nagel was er helemaal af. Ook heeft hij haar een trap tegen haar neus gegeven. Tevens heeft hij haar haren tegen haar wil afgeknipt.
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij haar partner hoorde schreeuwen tegen [slachtoffer 2] die van een feestje thuis kwam. De volgende ochtend zag zij bloed bij de neus van [slachtoffer 2] en bloeddruppels op de vloer. In de keuken lag een theedoek met bloed. [slachtoffer 2] vertelde haar dat papa haar een trap tegen haar neus had gegeven.
Tevens heeft [slachtoffer 3] verklaard dat zij meermalen gezien heeft hoe [verdachte] (opmerking rechtbank: dat is de verdachte, die dezelfde voornaam heeft als de zoon) [slachtoffer 2] met een hamer op haar hoofd sloeg. Hij noemde dat: “We gaan even Engels praten”. [verdachte] gaf [slachtoffer 2] kleine tikjes met die hamer op haar hoofd. Zij zag aan [slachtoffer 2] dat het pijn deed.
Voorts heeft [slachtoffer 3] regelmatig gezien hoe [verdachte] [slachtoffer 2] vuistslagen gaf, een paar keer per week. [slachtoffer 2] kreeg dan bijvoorbeeld tijdens het eten opeens een klap op haar kaak. Zij zag aan [slachtoffer 2] hoeveel pijn dat deed. Zij heeft bij [slachtoffer 2] vaak blauwe plekken op haar arm gezien.
Voorts heeft [slachtoffer 3] verklaard dat zij heeft gezien hoe [verdachte] [slachtoffer 2] op een stoel vastbond. Zij moest weggaan en hoorde [slachtoffer 2] “ nee” roepen. De volgende ochtend lag het haar van [slachtoffer 2] in de prullenbak. [slachtoffer 2] heeft haar toen ook verteld dat [verdachte] haar vingers had verbrand met een aansteker. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat [slachtoffer 2] en haar broer regelmatig in de berging moesten slapen, voor straf. Ze mochten geen dekens meenemen. De volgende ochtend trof zij de kinderen bang en koud aan.
[slachtoffer 2] heeft op 23 september 2015 in de verhoorstudio verklaard dat er een verschil was tussen slaan voor de grap en slaan voor het echt. Als het voor het echt was dan sloeg hij harder. Het branden van haar vingers met de aansteker deed echt pijn, aldus [slachtoffer 2] . Over het slapen in de schuur heeft zij verklaard dat zij daar soms wel een paar weken achter elkaar heeft moeten slapen. Niet iedere dag, maar wel vier of vijf keer per week. Zij verklaarde verder dat zij erg moest huilen toen haar haar werd afgeknipt. Dat was in december 2015.
Uit het medisch onderzoek bij [slachtoffer 2] door de huisarts op 3 juni 2015 (drie maanden na het incident) is gebleken: drukpijn op neus, neus iets verdikt, iets scheefstand naar links, geen breuk voelbaar.
Uit het forensisch-medisch onderzoek d.d. 9 juni 2015 blijkt dat bij [slachtoffer 2] een bloeduitstorting onder de nagel van de linker middelvinger werd vastgesteld, evenals een onderhuidse bloeduitstorting met oppervlakkige ontvelling op de pinkzijde van de linker onderarm. De arts stelt dat een accidentele oorzaak voor deze letsels zeer wel mogelijk is, maar een niet-accidentele oorzaak is niet uit te sluiten.
[naam] (de zus van [slachtoffer 3] ) is met [slachtoffer 2] mee geweest naar het politiebureau om aangifte te doen. Zij heeft op 4 mei 2015 gezien dat [slachtoffer 2] pijn had aan haar vinger en dat haar nagel blauw was. [slachtoffer 2] vertelde dat haar vader haar met een hamer op haar hoofd had geslagen en dat zij had geprobeerd dat af te weren, waardoor haar vinger geraakt is. Zij heeft tevens verklaard dat [verdachte] [slachtoffer 2] heeft thuis gehouden toen [slachtoffer 2] een blauwe kaak had.
Uit de uitwerking van het tapgesprek vanuit de penitentiaire inrichting tussen [slachtoffer 2] en de verdachte blijkt dat [slachtoffer 2] zegt: “Zijn mijn haar afknippen bokslessen dan?” Daarop antwoordt de verdachte: “Waarom heb ik jouw haar afgeknipt dan? Dat was toch mooi, iedereen was toch blij dat je haar was afgeknipt?”
Uit de uitwerking van het tapgesprek vanuit de penitentiaire inrichting tussen de verdachte en [slachtoffer 3] blijkt dat de verdachte zegt: “Ik heb haar laten voelen hoe hard die kanker hamer was.”
Oordeel van de rechtbank
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
In het dossier bevinden zich de volgende verklaringen van aangevers en de volgende letselbeschrijvingen.
Verklaringen van aangevers
[slachtoffer 3] , woonachtig te Gouda, heeft op 4 mei 2015 aangifte gedaan van huiselijk geweld. Zij is door haar partner met een stoel op haar stuitje geslagen en vervolgens op de grond in haar zij geschopt. Ook gooide hij een houten tafel tegen haar lichaam. Zij had enorm veel pijn. Tevens heeft hij haar twee en een halve week geleden met een stoelpoot tegen haar scheenbeen geslagen, waardoor een blauwe plek is ontstaan. Hij sloeg haar op
4 mei 2015 ook op haar kaak. Zij voelde een pijnscheut toen hij haar op de kaak sloeg.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij op de dag van het schoolfeest heeft gezien dat haar vader haar moeder sloeg. Zij zag dat haar vader de gordijnen dicht deed, een houten stoel pakte en hiermee haar moeder sloeg op haar ribben. Daarna gooide hij een houten tafel over haar moeder heen.
[slachtoffer 2] heeft op 23 september 2015 in de verhoorstudio verklaard dat zij op de dag van het schoolfeest heeft gezien dat haar vader haar moeder met een stoel sloeg, een tafel op haar gooide en haar schopte en sloeg nadat hij de gordijnen dicht had gedaan.
Zij heeft ook verklaard dat zij na de mishandeling bij haar moeder blauwe plekken heeft gezien, onder meer op haar hoofd en op haar scheenbeen.
[slachtoffer 1] heeft op 23 september 2015 in de verhoorstudio verklaard dat, toen zijn moeder aan tafel zat, zijn vader langs liep en uit het niets met zijn vuist een klap tegen haar kaak gaf.
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat [verdachte] haar op de dag van het schoolfeest met een stoel op haar rug heeft geslagen en tegen haar ribbenkast heeft getrapt. De blauwe plek van het slaan tegen haar scheenbeen zit er nog, aldus [slachtoffer 3] .
Uit het journaal van de huisarts d.d. 6 mei 2015 betreffende [slachtoffer 3] blijkt dat er sprake is van drukpijn op de ribben naar aanleiding van trappen tegen de borstkast in maart 2015. Er is geen hematoom meer zichtbaar. Conclusie huisarts: contusie ribben.
Na het opnemen van de aangifte van [slachtoffer 3] is door de politie een foto gemaakt van de blauwe plek op haar scheenbeen.
Oordeel van de rechtbank
Op grond van vorenstaande redengevende inhoud van de bewijsmiddelen, waarnaar in de voetnoten is verwezen, in onderling verband en samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat de verdachte [slachtoffer 3] meermalen heeft mishandeld.