ECLI:NL:RBDHA:2016:4821

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 mei 2016
Publicatiedatum
3 mei 2016
Zaaknummer
09/842520-15
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van celstraf en TBS met dwangverpleging voor huiselijk geweld en mishandeling van partner en kinderen

Op 3 mei 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 38-jarige man, die zich schuldig heeft gemaakt aan huiselijk geweld tegen zijn partner en kinderen. De rechtbank legt de man een gevangenisstraf van 300 dagen op, alsook een terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging. De feiten vonden plaats in Gouda tussen 27 juni 2012 en 6 mei 2015. De man heeft herhaaldelijk geweld gebruikt tegen zijn partner en kinderen, waarbij hij niet schuwde om voorwerpen zoals een hamer en een stoelpoot te gebruiken. De rechtbank oordeelt dat de man een ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens heeft, wat bijdraagt aan het risico op herhaling van geweld. Deskundigen hebben geconcludeerd dat de man een langdurige, intensieve behandeling nodig heeft, en dat een lichtere maatregel niet effectief zal zijn gezien zijn gebrek aan medewerking en probleembesef. De rechtbank benadrukt de ernst van de feiten en het langdurige patroon van geweld, wat leidt tot de beslissing om TBS met dwangverpleging op te leggen. De rechtbank wijst ook schadevergoedingen toe aan de slachtoffers, die elk € 1.000,- ontvangen voor immateriële schade.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 09/842520-15, 09/808183-13 (tul) en 22/002741-12 (tul)
Datum uitspraak: 3 mei 2016
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag verdachte] 1977 te [geboorteplaats]
adres: [adres]
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting “Alphen aan den Rijn,
locatie Maatschapslaan”, te Alphen aan den Rijn.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 3 november 2015 (pro forma),
26 januari 2016 (pro forma) en 19 april 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr.
N. Coenen en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. A.T.G. van Wandelen, advocaat te Maastricht, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
1.
hij op (een) tijdstip(pen) in de periode van 27 juni 2012 tot en met 6 mei 2015 te Gouda, althans in Nederland, een kind over wie hij het gezag uitoefende en/of een kind dat hij verzorgde en/of opvoedde als behorend tot zijn gezin, te weten [slachtoffer 1] , geboren [geboortedag slachtoffer 1] 2003, opzettelijk heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte met dat opzet meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer 1] onder meer:
- ( met de vuist) geslagen op het hoofd en/of achterhoofd, en/of
- geslagen tegen het lichaam
- laten slapen op de grond in een onverwarmde schuur zonder beddengoed en/of dekens,
- hem met kracht al dan niet met een voorwerp op de (rechter)arm geslagen
ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] pijn of letsel heeft bekomen, (te weten (meerdere) hematomen), althans pijn en/of letsel heeft bekomen, althans een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam heeft ondervonden;
2.
hij op (een) tijdstip(pen) in de periode van 27 juni 2012 tot en met 6 mei 2015 te Gouda, althans in Nederland, een kind over wie hij het gezag uitoefende en/of een kind dat hij verzorgde en/of opvoedde als behorend tot zijn gezin, te weten [slachtoffer 2] , geboren [geboortedag slachtoffer 2] 2001, opzettelijk heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte met dat opzet meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer 2] onder meer
- ( met de vuist) geslagen op het hoofd, en/of
- geslagen op de kaak en/of in de maag en/of tegen de arm(en), en/of
- op een stoel gezet en haar mond afgeplakt met tape, en/of (vervolgens) het tape met kracht van haar mond getrokken, en/of
- een brandende aansteker bij haar vinger(s) gehouden, en/of
- laten slapen op de grond in een onverwarmde schuur zonder beddengoed en/of dekens, en/of
- geslagen met een hamer tegen haar hoofd en/of vinger(s), en/of
- een trap tegen haar neus gegeven en/of
- haar haren tegen haar wil heeft afgeknipt
ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] pijn of letsel heeft bekomen, (te weten (meerdere) hematomen), althans pijn en/of letsel heeft bekomen, althans een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam heeft ondervonden;
3.
hij op (een) tijdstip(pen) in de periode van 1 januari 2015 tot en met 6 mei 2015 te Gouda, althans in Nederland, zijn levensgevel, te weten [slachtoffer 3] , opzettelijk heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte met dat opzet meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer 3] onder meer
- met een stoel geslagen en/of geschopt tegen haar rib(ben) en/of een tafel tegen haar lichaam gegooid, en/of
- met een stoelpoot geslagen tegen haar rib(ben) en/of scheenbeen, en/of
- geslagen tegen haar kaak
ten gevolge waarvan die [slachtoffer 3] pijn of letsel heeft bekomen;
4.
hij op of omstreeks 04 mei 2015 te Gouda opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer
8,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende Amfetamine, zijnde Amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij op of omstreeks 04 mei 2015 te Gouda opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 23,9 gram hasjiesj en/of 7,58 gram hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj), waaraan geen andere substanties waren toegevoegd en/of hennep, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De verdenkingen komen er kort gezegd op neer dat de verdachte in zijn woning te Gouda geweld heeft gebruikt tegen zijn minderjarige zoon en dochter (in de periode van 27 juni 2012 tot en met 6 mei 2015), alsmede tegen zijn partner (in de periode van 1 januari 2015 tot en met 6 mei 2015). Hij heeft hen onder meer - al dan niet met een voorwerp - op het hoofd en tegen het lichaam geslagen en getrapt. Daarnaast wordt de verdachte het bezit van drugs verweten.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs, dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde handelingen in de feiten 1, 2 en 3 die de verdachte ontkent. Het slaan van de kinderen en de trap tegen de neus van [slachtoffer 2] heeft de verdachte wel erkend, met dien verstande dat die handelingen per ongeluk zijn gebeurd tijdens de (kick)bokslessen, die hij de kinderen gaf om ze weerbaar te maken. De kinderen hebben niet blanco kunnen verklaren, gelet op de informatie die ze van hun moeder hebben gekregen. De verdachte is - vermoedelijk door drugsgebruik - over grenzen heen gegaan. De verdediging verzoekt de rechtbank rekening te houden met die omstandigheden.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Vrijspraak
Feit 4
De rechtbank stelt vast dat uit een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door een medewerker van arrestantenzorg, blijkt dat er bij de insluitingsfouillering van de verdachte onder meer amfetamine is aangetroffen. Het zakje amfetamine bevond zich in een sporttas die door een onbekend gebleven persoon ten behoeve van de verdachte naar het politiebureau was gebracht. In het dossier is slechts een indicatietest amfetamine opgenomen, een definitieve test van het NFI ontbreekt. Gelet op het voorgaande is niet komen vast te staan of het daadwerkelijk om amfetamine gaat en of de sporttas met de drugs in het bezit van de verdachte is geweest.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat er in casu onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen van het onder feit 4 tenlastegelegde. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Feit 5
De rechtbank stelt vast dat uit een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door een medewerker van arrestantenzorg, blijkt dat er bij de insluitingsfouillering van de verdachte onder meer (vermoedelijk) hasjiesj en hennep zijn aangetroffen. Een bruin blokje werd aangetroffen in de kleding van de verdachte. Een zakje (vermoedelijke) wiet bevond zich in de sporttas, die door een onbekend gebleven persoon ten behoeve van de verdachte naar het politiebureau was gebracht. Niet is komen vast te staan dat de sporttas met de hennep in het bezit van de verdachte is geweest. Bovendien hebben de hasjiesj en hennep gezamenlijk slechts een gewicht van 23,9 gram bruto, dus minder dan 30 gram. Gelet hierop, alsmede gelet op de OM-richtlijn voor strafvordering Opiumwet, softdrugs (2015R019) acht de rechtbank strafrechtelijke afdoening van dit feit niet opportuun. De verdachte zal van feit 5 worden vrijgesproken.
Inleidende overwegingen met betrekking tot de feiten 1, 2 en 3
Betrouwbaarheid verklaringen kinderen
De rechtbank stelt voorop dat de verklaringen van de kinderen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , anders dan de verdediging heeft betoogd, als voldoende betrouwbaar kunnen worden aangemerkt. Hiertoe overweegt de rechtbank dat die verklaringen op meerdere en essentiële onderdelen met elkaar overeenstemmen en er geen aanleiding is te veronderstellen dat de kinderen over de mishandelingen onjuist hebben verklaard. Bovendien worden hun verklaringen ondersteund door overige bewijsmiddelen in het dossier, zoals de aangifte van hun moeder [slachtoffer 3] en de verklaring van hun moeder afgelegd bij de rechter-commissaris. Hierbij moet in ogenschouw worden genomen dat het niet uitsluitend gaat om de afzonderlijke geweldshandelingen die de verdachte worden verweten, maar ook om het hele beeld van huiselijk geweld, zoals dat door de kinderen en hun moeder is beschreven.
Verklaringen verdachte met betrekking tot geweld
De verdachte heeft bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting van 19 april 2016 de ten laste gelegde mishandelingen jegens zijn partner [slachtoffer 3] ontkend en hij stelt dat hij door haar vijftien jaren geleden al eens onterecht heeft gezeten voor verkrachting. Twee jaren geleden is zij veroordeeld voor meineed, dus hij is er klaar mee.
De verdachte heeft de mishandelingen jegens zijn kinderen grotendeels ontkend. Hij heeft het slaan van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en de trap tegen de neus van [slachtoffer 2] wel erkend, met dien verstande dat die handelingen per ongeluk zouden zijn gebeurd tijdens de (kick)bokslessen die hij de kinderen gaf. Hij is al jaren bezig om de kinderen harder te maken, om ze te leren zich te verdedigen in de samenleving. Achteraf gezien is hij daarbij over grenzen heen gegaan, aldus de verdachte. Ter terechtzitting heeft hij zijn standpunt herhaald.
De partner en kinderen van de verdachte hebben echter geen van allen verklaard over structurele verdedigingslessen en noemen evenmin dat de feitelijke handelingen tijdens een spelsituatie zijn gebeurd. Zij verklaren steeds in straffende zin over het slaan met de vuist en trappen en over het onverhoeds stompen in het gezicht. Ook hebben de kinderen verklaard over het onderscheid tussen het slaan voor de grap of voor het echt. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van de verdachte, dat de gewelddadigheden onopzettelijk bij het lesgeven hebben plaatsgevonden, als ongeloofwaardig terzijde dient te worden geschoven.
Feit 1
In het dossier bevinden zich de volgende verklaringen van aangevers en de volgende letselbeschrijvingen.
Verklaringen van aangevers
[naam] , teamleider bij de Raad van de Kinderbescherming, heeft op 22 juni 2015 namens [slachtoffer 1] , woonachtig te Gouda, aangifte gedaan van mishandeling door diens vader [verdachte] . [slachtoffer 1] heeft in gesprekken aangegeven dat hij regelmatig werd mishandeld door zijn vader; hij werd onder meer wekelijks met een gebalde vuist hard op zijn achterhoofd geslagen. [2]
[slachtoffer 2] heeft op 23 september 2015 in de verhoorstudio verklaard dat zij heeft gezien dat haar vader [verdachte] heel vaak met een vuist op zijn hoofd en in zijn buik sloeg. Haar broertje huilde wel heel erg als hij werd geslagen. [3] Voorts heeft [slachtoffer 2] verklaard dat [slachtoffer 1] ook voor straf in de schuur moest slapen. [4]
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] een paar keer in de week door zijn vader met de vuist werd geslagen of werd getrapt. Zij heeft regelmatig blauwe plekken bij [slachtoffer 1] gezien en zag ook dat hij bang was en pijn had. Voorts heeft zij verklaard dat [slachtoffer 1] en zijn zus regelmatig in de berging moesten slapen, voor straf. Ze mochten geen dekens meenemen. [5]
[slachtoffer 1] heeft op 23 september 2015 in de verhoorstudio verklaard dat de blauwe plek op zijn arm is ontstaan door het gooien met een stoeltje door zijn vader. Ook heeft hij verklaard dat hij enkele keren op de grond in het schuurtje heeft moeten slapen, waar geen kachel en geen licht was. [6]
Letselbeschrijvingen
Verbalisant [naam] heeft na een melding van mishandeling op 4 mei 2015 in de desbetreffende woning te Gouda een blauwe plek op de bovenarm van de oudste zoon van de verdachte geconstateerd en heeft er een foto van gemaakt. [7]
Uit het forensisch-medisch onderzoek d.d. 9 juni 2015 blijkt dat bij [slachtoffer 1] op de buitenzijde van de rechter bovenarm een ringvormige onderhuidse bloeduitstorting werd vastgesteld. Dit letsel heeft een traumatische oorzaak. Het letsel kan een accidentele oorzaak hebben, maar gelet op de specifieke vorm van het letsel is een niet-accidentele oorzaak eveneens mogelijk. De forensisch arts stelt dat bij het ontbreken van een plausibele verklaring de bloeduitstorting verdacht is voor een niet-accidentele oorzaak. [8]
Oordeel van de rechtbank
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
Feit 2
In het dossier bevinden zich de volgende verklaringen van aangevers, de volgende letselbeschrijvingen, een getuigenverklaring en een tapgesprek.
Verklaringen van aangevers
[slachtoffer 2] , woonachtig te Gouda, heeft op 27 juni 2015 aangifte gedaan van mishandeling door haar vader. Zij is door hem met de vuist op het hoofd geslagen, geslagen op de kaak, in de maag en tegen de armen. Zij is op een stoel gezet, hij heeft haar mond afgeplakt met tape en heeft vervolgens het tape met kracht van haar mond getrokken. Ook heeft hij een brandende aansteker bij haar vingers gehouden en haar laten slapen op de grond in een onverwarmde schuur zonder beddengoed en dekens. Zij is ook geslagen met een hamer tegen haar hoofd. Eén keer kon zij haar hand ervoor houden, waardoor hij op haar vingers sloeg. Het werd blauw en zwart onder de nagel van haar middelvinger en de nagel was er helemaal af. Ook heeft hij haar een trap tegen haar neus gegeven. Tevens heeft hij haar haren tegen haar wil afgeknipt. [9]
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij haar partner hoorde schreeuwen tegen [slachtoffer 2] die van een feestje thuis kwam. De volgende ochtend zag zij bloed bij de neus van [slachtoffer 2] en bloeddruppels op de vloer. In de keuken lag een theedoek met bloed. [slachtoffer 2] vertelde haar dat papa haar een trap tegen haar neus had gegeven.
Tevens heeft [slachtoffer 3] verklaard dat zij meermalen gezien heeft hoe [verdachte] (opmerking rechtbank: dat is de verdachte, die dezelfde voornaam heeft als de zoon) [slachtoffer 2] met een hamer op haar hoofd sloeg. Hij noemde dat: “We gaan even Engels praten”. [verdachte] gaf [slachtoffer 2] kleine tikjes met die hamer op haar hoofd. Zij zag aan [slachtoffer 2] dat het pijn deed.
Voorts heeft [slachtoffer 3] regelmatig gezien hoe [verdachte] [slachtoffer 2] vuistslagen gaf, een paar keer per week. [slachtoffer 2] kreeg dan bijvoorbeeld tijdens het eten opeens een klap op haar kaak. Zij zag aan [slachtoffer 2] hoeveel pijn dat deed. Zij heeft bij [slachtoffer 2] vaak blauwe plekken op haar arm gezien.
Voorts heeft [slachtoffer 3] verklaard dat zij heeft gezien hoe [verdachte] [slachtoffer 2] op een stoel vastbond. Zij moest weggaan en hoorde [slachtoffer 2] “ nee” roepen. De volgende ochtend lag het haar van [slachtoffer 2] in de prullenbak. [slachtoffer 2] heeft haar toen ook verteld dat [verdachte] haar vingers had verbrand met een aansteker. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat [slachtoffer 2] en haar broer regelmatig in de berging moesten slapen, voor straf. Ze mochten geen dekens meenemen. De volgende ochtend trof zij de kinderen bang en koud aan. [10]
[slachtoffer 2] heeft op 23 september 2015 in de verhoorstudio verklaard dat er een verschil was tussen slaan voor de grap en slaan voor het echt. Als het voor het echt was dan sloeg hij harder. Het branden van haar vingers met de aansteker deed echt pijn, aldus [slachtoffer 2] . Over het slapen in de schuur heeft zij verklaard dat zij daar soms wel een paar weken achter elkaar heeft moeten slapen. Niet iedere dag, maar wel vier of vijf keer per week. Zij verklaarde verder dat zij erg moest huilen toen haar haar werd afgeknipt. Dat was in december 2015. [11]
Letselbeschrijvingen
Uit het medisch onderzoek bij [slachtoffer 2] door de huisarts op 3 juni 2015 (drie maanden na het incident) is gebleken: drukpijn op neus, neus iets verdikt, iets scheefstand naar links, geen breuk voelbaar. [12]
Uit het forensisch-medisch onderzoek d.d. 9 juni 2015 blijkt dat bij [slachtoffer 2] een bloeduitstorting onder de nagel van de linker middelvinger werd vastgesteld, evenals een onderhuidse bloeduitstorting met oppervlakkige ontvelling op de pinkzijde van de linker onderarm. De arts stelt dat een accidentele oorzaak voor deze letsels zeer wel mogelijk is, maar een niet-accidentele oorzaak is niet uit te sluiten. [13]
Getuigenverklaring
[naam] (de zus van [slachtoffer 3] ) is met [slachtoffer 2] mee geweest naar het politiebureau om aangifte te doen. Zij heeft op 4 mei 2015 gezien dat [slachtoffer 2] pijn had aan haar vinger en dat haar nagel blauw was. [slachtoffer 2] vertelde dat haar vader haar met een hamer op haar hoofd had geslagen en dat zij had geprobeerd dat af te weren, waardoor haar vinger geraakt is. Zij heeft tevens verklaard dat [verdachte] [slachtoffer 2] heeft thuis gehouden toen [slachtoffer 2] een blauwe kaak had. [14]
Tapgesprekken
Uit de uitwerking van het tapgesprek vanuit de penitentiaire inrichting tussen [slachtoffer 2] en de verdachte blijkt dat [slachtoffer 2] zegt: “Zijn mijn haar afknippen bokslessen dan?” Daarop antwoordt de verdachte: “Waarom heb ik jouw haar afgeknipt dan? Dat was toch mooi, iedereen was toch blij dat je haar was afgeknipt?” [15]
Uit de uitwerking van het tapgesprek vanuit de penitentiaire inrichting tussen de verdachte en [slachtoffer 3] blijkt dat de verdachte zegt: “Ik heb haar laten voelen hoe hard die kanker hamer was.” [16]
Oordeel van de rechtbank
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
Feit 3
In het dossier bevinden zich de volgende verklaringen van aangevers en de volgende letselbeschrijvingen.
Verklaringen van aangevers
[slachtoffer 3] , woonachtig te Gouda, heeft op 4 mei 2015 aangifte gedaan van huiselijk geweld. Zij is door haar partner met een stoel op haar stuitje geslagen en vervolgens op de grond in haar zij geschopt. Ook gooide hij een houten tafel tegen haar lichaam. Zij had enorm veel pijn. Tevens heeft hij haar twee en een halve week geleden met een stoelpoot tegen haar scheenbeen geslagen, waardoor een blauwe plek is ontstaan. Hij sloeg haar op
4 mei 2015 ook op haar kaak. Zij voelde een pijnscheut toen hij haar op de kaak sloeg. [17]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij op de dag van het schoolfeest heeft gezien dat haar vader haar moeder sloeg. Zij zag dat haar vader de gordijnen dicht deed, een houten stoel pakte en hiermee haar moeder sloeg op haar ribben. Daarna gooide hij een houten tafel over haar moeder heen. [18]
[slachtoffer 2] heeft op 23 september 2015 in de verhoorstudio verklaard dat zij op de dag van het schoolfeest heeft gezien dat haar vader haar moeder met een stoel sloeg, een tafel op haar gooide en haar schopte en sloeg nadat hij de gordijnen dicht had gedaan.
Zij heeft ook verklaard dat zij na de mishandeling bij haar moeder blauwe plekken heeft gezien, onder meer op haar hoofd en op haar scheenbeen. [19]
[slachtoffer 1] heeft op 23 september 2015 in de verhoorstudio verklaard dat, toen zijn moeder aan tafel zat, zijn vader langs liep en uit het niets met zijn vuist een klap tegen haar kaak gaf. [20]
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat [verdachte] haar op de dag van het schoolfeest met een stoel op haar rug heeft geslagen en tegen haar ribbenkast heeft getrapt. De blauwe plek van het slaan tegen haar scheenbeen zit er nog, aldus [slachtoffer 3] . [21]
Letselbeschrijvingen
Uit het journaal van de huisarts d.d. 6 mei 2015 betreffende [slachtoffer 3] blijkt dat er sprake is van drukpijn op de ribben naar aanleiding van trappen tegen de borstkast in maart 2015. Er is geen hematoom meer zichtbaar. Conclusie huisarts: contusie ribben. [22]
Na het opnemen van de aangifte van [slachtoffer 3] is door de politie een foto gemaakt van de blauwe plek op haar scheenbeen. [23]
Oordeel van de rechtbank
Op grond van vorenstaande redengevende inhoud van de bewijsmiddelen, waarnaar in de voetnoten is verwezen, in onderling verband en samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat de verdachte [slachtoffer 3] meermalen heeft mishandeld.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 27 juni 2012 tot en met 6 mei 2015 te Gouda een kind over wie hij het gezag uitoefende en een kind dat hij verzorgde en opvoedde als behorend tot zijn gezin, te weten [slachtoffer 1] geboren [geboortedag slachtoffer 1] 2003, opzettelijk heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte met dat opzet meermalen die [slachtoffer 1] onder meer:
- ( met de vuist) geslagen op het hoofd en achterhoofd, en
- geslagen tegen het lichaam
en
- laten slapen op de grond in een onverwarmde schuur zonder beddengoed en dekens,
en
- hem met kracht al dan niet met een voorwerp op de (rechter)arm geslagen
ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] pijn of letsel heeft bekomen, althans een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam heeft ondervonden;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 27 juni 2012 tot en met 6 mei 2015 te Gouda een kind over wie hij het gezag uitoefende en een kind dat hij verzorgde en opvoedde als behorend tot zijn gezin, te weten
[slachtoffer 2], geboren [geboortedag slachtoffer 2] 2001, opzettelijk heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte met dat opzet meermalen die
[slachtoffer 2]onder meer
- ( met de vuist) geslagen op het hoofd, en
- geslagen op de kaak en in de maag en tegen de arm(en), en
- op een stoel gezet en haar mond afgeplakt met tape, en (vervolgens) het tape met kracht van haar mond getrokken, en
- een brandende aansteker bij haar vinger(s) gehouden, en
- laten slapen op de grond in een onverwarmde schuur zonder beddengoed en dekens, en
- geslagen met een hamer tegen haar hoofd en vinger(s), en
- een trap tegen haar neus gegeven en
- haar haren tegen haar wil afgeknipt
ten gevolge waarvan die
[slachtoffer 2]pijn of letsel heeft bekomen, althans een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam heeft ondervonden;
3.
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2015 tot en met 6 mei 2015 te Gouda zijn levensgevel, te weten [slachtoffer 3] , opzettelijk heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte met dat opzet meermalen die [slachtoffer 3] onder meer
- met een stoel geslagen en geschopt tegen haar ribben en een tafel tegen haar lichaam gegooid, en
- met een stoelpoot geslagen tegen haar scheenbeen, en
- geslagen tegen haar kaak
ten gevolge waarvan die [slachtoffer 3] pijn of letsel heeft bekomen;
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van feit 1 en feit 2 telkens:
mishandeling, begaan tegen zijn kind;
ten aanzien van feit 3:
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging en de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht - onder verwijzing naar het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland Adviesunit 2 Zuid-West d.d. 12 april 2016 - om een onderzoek naar de haalbaarheid van de maatregel TBS met voorwaarden door middel van een maatregelrapportage.
Subsidiair heeft de officier van justitie oplegging gevorderd van een gevangenisstraf van
12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren, waarvan
2 jaren met klinische opname.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt de zaak af te doen met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, die niet langer duurt dan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, en daarnaast een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden. De raadsvrouw is van mening dat het opleggen van de maatregel TBS met dwangverpleging in deze zaak niet proportioneel is.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan huiselijk geweld. Zo heeft verdachte tegen zijn partner en jonge kinderen veelvuldig geweld gebruikt door hen onder meer tegen de kaak, het hoofd en het lichaam te slaan, waarbij hij het gebruik van een stoelpoot en een hamer niet schuwde. Het beeld dat uit het dossier opdoemt is dat van een vader die een waar schrikbewind over zijn partner en kinderen uitoefent. Huiselijk geweld maakt niet alleen inbreuk op de lichamelijke integriteit en gezondheid van de slachtoffers, maar de ervaring leert dat de slachtoffers hiervan meestal nog geruime tijd zowel lichamelijk als geestelijk hinder en klachten kunnen ondervinden als gevolg van gevoelens van schaamte, angst en onveiligheid. Zij zouden zich juist in hun vertrouwde omgeving veilig moeten voelen. Dit geldt ten aanzien van de twee jonge kinderen in dit geval extra zwaar, aangezien ze zich op geen enkele wijze konden verweren tegen hun vader. Dat neemt de rechtbank de verdachte zeer kwalijk.
Justitiële documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 28 juli 2015. Daaruit blijkt dat er een patroon te zien is met betrekking tot delicten betreffende zijn partner/familie en het gebruik van geweld. Er is sprake van recidive binnen twee lopende proeftijden. Die hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden om onderhavige feiten te plegen.
De gedragskundige rapportages
De rechtbank heeft kennisgenomen van het Reclasseringsadvies beknopt van Reclassering Nederland Adviesunit 2 Zuid-West d.d. 7 mei 2015, waarin wordt geadviseerd een gedragskundig onderzoek en rapportage door het NIFP aan te vragen. Hieraan heeft de verdachte niet willen meewerken.
Op 12 april 2016 heeft de rechtbank voorts acht geslagen op een Reclasseringsadvies van Reclassering Nederland Adviesunit 2 Zuid-West d.d. 12 april 2016. In dit rapport wordt geadviseerd om onderzoek te doen naar de haalbaarheid van de maatregel TBS met voorwaarden door middel van een maatregelrapportage.
De rechtbank heeft ter terechtzitting van 3 november 2015, op vordering van de officier van justitie, bevolen dat de verdachte ter observatie diende te worden opgenomen in het Pieter Baan Centrum (PBC).
De verdachte is vervolgens van 2 december 2015 tot 13 januari 2016 in het PBC opgenomen geweest. Gedurende die opname is verdachte onderzocht door (onder meer) T.W.D.P. van Os, psychiater, en B.H. Boer, psycholoog. Deze deskundigen hebben hun bevindingen vastgelegd in een Pro Justitia rapportage, die op 12 februari 2016 is uitgebracht.
In de deelrapportage van psycholoog Boer is vermeld dat de persoonlijkheidsontwikkeling van de verdachte sterk gekleurd is door het langdurige middelengebruik en de zwakbegaafdheid. Er is een duidelijke scheefgroei van de persoonlijkheid ontstaan, die tot problemen op verschillende levensgebieden heeft geleid en gediagnosticeerd kan worden als een persoonlijkheidsstoornis. De verdachte reageert primair en impulsief op zijn omgeving, zijn geweten en empathische vermogens zijn gebrekkig. Er kan tevens gesproken worden van kenmerken van psychopathie.
Psychiater Van Os geeft ook aan dat er bij de verdachte sprake is van zwakbegaafdheid en dat zijn empathische vermogens beperkt zijn. Er is sprake van alcohol- en middelenmisbruik. Tevens vertoont de verdachte enkele kenmerken van psychopathie. Daarnaast vertoont hij weinig zelfinzicht. Er zijn geen aanwijzingen voor acute psychiatrische problemen, maar er is bij de verdachte wel sprake van een persoonlijkheidsstoornis, aldus de deskundige. Er is een patroon van geweldplegingen te zien. Het lijkt erop dat de verdachte vooral voldoet aan een persoonlijkheidsprofiel in het
B-cluster, gezien zijn krenkbaarheid en neiging om te monopoliseren, idealiseren en devalueren in een afhankelijkheidsrelatie, zijn stemmingswisselingen, impulsiviteit, verlatingsangst en verslavingsgevoeligheid en onverantwoordelijkheid. Waarschijnlijk is er sprake van een impulscontrole- en/of agressieregulatieprobleem.
In hun gezamenlijke conclusie hebben de psycholoog en psychiater vastgesteld dat de verdachte een ontkennende en deels meewerkende observandus is.
De deskundigen concluderen dat er bij de verdachte sprake is van ziekelijke stoornissen, te weten cannabisafhankelijkheid en misbruik van alcohol, speed en xtc. Daarnaast is er een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, die zich laat omschrijven als een combinatie van zwakbegaafdheid en ernstige persoonlijkheidsproblematiek. Het lijkt erop dat de verdachte vooral voldoet aan een persoonlijkheidsprofiel in het B-cluster. Dit gezien zijn grote krenkbaarheid, zijn behoefte aan aandacht en bewondering, een neiging om te monopoliseren, te idealiseren en te devalueren in een afhankelijkheidsrelatie, zijn stemmingswisselingen, impulsiviteit en verlatingsangst, zijn verslavingsgevoeligheid en ook zijn onverantwoordelijke en manipulatieve gedrag. Ook kan gesproken worden van kenmerken van psychopathie.
Volgens de deskundigen is het aannemelijk dat er een direct verband bestaat tussen de ziekelijke stoornissen en gebrekkige ontwikkeling van de verdachte en de hem ten laste gelegde feiten. Vanwege de persoonlijkheidsproblematiek en de zwakbegaafdheid heeft hij een beperkte coping. De belangrijkste coping van de verdachte is zijn middelengebruik; dit is dan ook zeer verweven geraakt met zijn gebrekkige ontwikkeling. De deskundigen adviseren dan ook verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten voor de hem ten laste gelegde feiten.
Het recidiverisico met betrekking tot de feiten 1, 2 en 3 wordt door de deskundigen als hoog ingeschat. Er is immers sprake van een duurzaam patroon van ernstige persoonlijkheids-problematiek, in combinatie met zwakbegaafdheid, en middelenproblematiek. Daarnaast is er sprake van een delictpatroon, waarbij de verdachte al jarenlang zeer gewelddadig in de richting van zijn partner is. De wijze waarop het geweld wordt toegepast, geeft aanleiding tot veel zorg wat betreft de mogelijke escalatie en de gevolgen.
Gelet op het voorgaande zijn de deskundigen van mening dat de verdachte in een gedwongen kader dient te worden behandeld teneinde de gevaarzetting van zijn stoornis te reduceren. Ingeschat wordt dat een behandeltraject van jaren nodig zal zijn en een klinische behandeling - met een hoog beveiligingsniveau - wordt hierbij noodzakelijk geacht. Behandeling in een TBS-kader wordt dan ook aangewezen geacht, aangezien een behandeling in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk op te leggen strafgedeelte onvoldoende garanties en behandelmogelijkheden biedt. De maatregel van TBS met voorwaarden hebben de deskundigen overwogen, maar uit de beschikbare gegevens blijkt dat de verdachte in het verleden niet in staat is gebleken om tot een constructieve samenwerking te komen. Hij heeft in het verleden voorwaarden overtreden en zich ook weigerachtig opgesteld ten aanzien van de reclassering en bij het eerdere
PJ-onderzoek. Ook aan het huidige onderzoek heeft betrokkene slechts onder zijn voorwaarden meegedaan, aldus de deskundigen.
De straf en de maatregel
Over de vraag welke straf en/of maatregel passend en geboden is, overweegt de rechtbank, tegen de achtergrond van het voorgaande en alle feiten en omstandigheden afwegende, als volgt.
Stoornis van de geestvermogens
Met het oog op hetgeen de deskundigen over de verdachte hebben gerapporteerd, neemt de rechtbank de conclusie van de deskundigen dat er bij de verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens over.
Toerekeningsvatbaarheid
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Dit oordeel is gebaseerd op voormelde rapportages.
Gevaarscriterium
De rechtbank overweegt dat de deskundigen hebben gerapporteerd dat het recidiverisico hoog is. De deskundigen wijzen daarbij op factoren als beperkt probleembesef, gebrek aan empathische vermogens en impulsief gedrag. Daarnaast leveren de middelenproblematiek, de verstandelijke beperking en de ernstige persoonlijkheidsproblematiek een bijdrage aan het risico op recidive.
Met de bewezenverklaring van de gepleegde mishandelingen in onderhavige zaak kan geen andere conclusie worden getrokken dan dat in het leven van de verdachte een langdurig patroon van (huiselijk) geweld zichtbaar is. Gelet op de bij de verdachte geconstateerde problematiek en het delictpatroon van geweld komt de rechtbank tot de conclusie dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een (gewelds)misdrijf zal plegen.
TBS met dwangverpleging
De rechtbank overweegt dat aan de wettelijke voorwaarden voor het opleggen van de
TBS-maatregel is voldaan. De bewezen verklaarde feiten betreffen een misdrijf als genoemd in artikel 37a, eerste lid sub 1, van het Wetboek van Strafrecht, tijdens het begaan van deze feiten bestond bij de verdachte een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen eist het opleggen van deze maatregel.
In het licht van het voorgaande, in het bijzonder de bij de verdachte geconstateerde ernstige persoonlijkheidsproblematiek, de verstandelijke beperking, de middelenproblematiek en het bestaande delictpatroon van geweld ten aanzien van partner/familie, komt de rechtbank tot de conclusie dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een (gewelds)misdrijf zal plegen als voor zijn problematiek geen oplossing wordt gevonden.
De deskundigen hebben gerapporteerd dat de verdachte een langdurige, intensieve en klinische behandeling nodig heeft, welke behandeling gezien het hoge recidiverisico intramuraal dient te starten. De rechtbank onderschrijft dit advies, waarbij tevens in aanmerking wordt genomen dat de kans op het onttrekken aan voorwaarden door de verdachte groot is, gelet op diens weinig constructieve houding in het verleden. Een bijzondere voorwaarde of een TBS met voorwaarden zal naar het oordeel van de rechtbank dan ook stranden op het gebrek aan medewerking van de verdachte. Daarbij betrekt de rechtbank ook dat – en zo bleek opnieuw ter terechtzitting – verdachte nauwelijks ziekte-inzicht of ziektebesef heeft. Bovendien constateert psychiater Van Os dat de verdachte hetgeen hem ten laste is gelegd, bagatelliseert en hij zichzelf in een slachtofferrol plaatst. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een effectieve ambulante behandeling van verdachte op een te smalle en wankele basis rust. De rechtbank is dan ook van oordeel dat oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling, met het bevel dat verdachte van overheidswege wordt verpleegd, geboden is.
De rechtbank overweegt voorts uitdrukkelijk dat de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat is gericht tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Om die reden zal, gelet op het bepaalde in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, een totale duur van de maatregel van meer dan vier jaren niet op voorhand uitgesloten zijn.
Gevangenisstraf
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat naast de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging een gevangenisstraf dient te worden opgelegd. Op het plegen van ernstige strafbare feiten als stelselmatige mishandeling van een partner en de kinderen kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zeker als die mishandelingen ernstig, langdurig en hardnekkig van aard zijn.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

7.1.1 De vordering van [slachtoffer 1]
[slachtoffer 3] , heeft zich namens [slachtoffer 1] als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot immateriële schadevergoeding, groot € 1.000,= .
7.1.2 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.000,=, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om matiging van het gevorderde bedrag wegens gebrek aan onderbouwing van de psychische schade.
7.1.4 Het oordeel van de rechtbank
Ter zake van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank naar billijkheid een bedrag van € 1.000,= toewijzen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.000,=.
7.2.1 De vordering van [slachtoffer 2]
[slachtoffer 3] , heeft zich namens [slachtoffer 2] als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot immateriële schadevergoeding, groot € 1.000,=.
7.2.2 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.000,=, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft in geval van bewezenverklaring van feit 2 verzocht om matiging van het gevorderde bedrag wegens gebrek aan onderbouwing van de psychische schade.
7.2.4 Het oordeel van de rechtbank
Ter zake van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank naar billijkheid een bedrag van € 1.000,= toewijzen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.000,=.
7.3.1 De vordering van [slachtoffer 3]
, heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot immateriële schadevergoeding, groot € 1.000,=.
7.3.2 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.000,=, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk is in haar vordering gelet op de verzochte vrijspraak voor feit 3.
7.3.4 Het oordeel van de rechtbank
Ter zake van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank naar billijkheid een bedrag van € 1.000,= toewijzen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.000,=.

8.De vordering tenuitvoerlegging

8.1.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot tenuitvoerlegging van
het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf, opgelegd bij vonnis van de rechtbank te Den Haag d.d. 18 september 2013, te weten gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
8.1.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen, dan wel om de proeftijd te verlengen.
8.1.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor afwijzing van de vordering van de officier van justitie van 26 oktober 2015 tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf, waartoe de verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de rechtbank te Den Haag d.d. 18 september 2013, aangezien ten aanzien van de verdachte een terbeschikkingstelling met dwangverpleging zal worden bevolen.
8.2.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot tenuitvoerlegging van
het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf opgelegd bij arrest van het gerechtshof te Den Haag d.d. 11 februari 2013, te weten gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
8.2.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen, dan wel om de proeftijd te verlengen.
8.2.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor afwijzing van de vordering van de officier van justitie van 26 oktober 2015 tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf, waartoe de verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden arrest van het gerechtshof te Den Haag d.d. 11 februari 2013, nu ten aanzien van de verdachte een terbeschikkingstelling met dwangverpleging zal worden bevolen.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 24c, 36f, 37a, 37b, 38e, 57, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 en feit 2 telkens:
mishandeling, begaan tegen zijn kind;
ten aanzien van feit 3:
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
300 (driehonderd) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld (
TBS) en beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd;
bepaalt dat de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde gevangenisstraf;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan:
- [slachtoffer 1] , een bedrag van € 1.000,=;
- [slachtoffer 2] , een bedrag van € 1.000,=;
- [slachtoffer 3] , een bedrag van € 1.000,=;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 1.000,= ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1] ;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 20 dagen;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 1.000,= ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 2] ;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 20 dagen;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 1.000,= ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 3] ;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 20 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen de betalingsverplichtingen aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichtingen aan de Staat de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen in zoverre doet vervallen;
wijst af de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de rechtbank te Den Haag d.d. 18 september 2013, gewezen onder parketnummer 09/808183-13, te weten gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden;
wijst af de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld arrest van het gerechtshof te Den Haag d.d. 11 februari 2013, gewezen onder parketnummer 22/002741-12, te weten gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.W. de Wit, voorzitter,
mr. V.J. de Haan, rechter,
mr. M.L. Harmsen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Manintveld, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 mei 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2015223905, van de politie eenheid Den Haag, district Alphen aan den Rijn - Gouda, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 392), hierna te noemen dossier I of de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2015134630, van de politie eenheid Den Haag, district Alphen aan den Rijn - Gouda, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 95), hierna te noemen dossier II.
2.Dossier I, proces-verbaal van aangifte, p. 13 met bijlage (p. 18).
3.Dossier I, proces-verbaal van verhoor getuige in kindvriendelijke studio, p.139.
4.Dossier I, proces-verbaal van verhoor getuige in kindvriendelijke studio, p.142.
5.Proces-verbaal van getuigenverhoor bij de rechter-commissaris d.d. 14 oktober 2015.
6.Dossier I, proces-verbaal van verhoor getuige in kindvriendelijke studio, p.172-174.
7.Dossier II, een geschrift, zijnde een foto van het letsel, p. 36.
8.Dossier I, een geschrift, zijnde een medische verklaring van forensisch arts L.M. Spooren, p. 29.
9.Dossier I, proces-verbaal van aangifte, p. 9 t/m 11.
10.Proces-verbaal van getuigenverhoor bij de rechter-commissaris d.d. 14 oktober 2015.
11.Dossier I, proces-verbaal van verhoor getuige in kindvriendelijke studio, p.135, p 143-144, p 151.
12.Een geschrift, zijnde een geneeskundige verklaring van de huisarts A.M. van Steen d.d. 19 augustus 2015.
13.Dossier I, een geschrift, zijnde een medische verklaring van forensisch arts L.M. Spooren, p. 25-26.
14.Dossier I, proces-verbaal van verhoor getuige, p. 32.
15.Dossier I, tapgesprek nr. 118, p. 197.
16.Dossier I, tapgesprek nr. 116, p. 199.
17.Dossier II, proces-verbaal van aangifte, p. 9 en p. 13.
18.Dossier I, proces-verbaal van aangifte, p. 11
19.Dossier I, proces-verbaal van verhoor getuige in kindvriendelijke studio, p.136-137.
20.Dossier I, proces-verbaal van verhoor getuige in kindvriendelijke studio, p.162.
21.Proces-verbaal van getuigenverhoor bij de rechter-commissaris d.d. 14 oktober 2015.
22.Een geschrift, zijnde een medische behandelstaat van huisarts A.M. van Steen d.d. 19 augustus 2015.
23.Dossier II, een geschrift, zijnde een foto van het letsel, p. 13.