ECLI:NL:RBDHA:2016:4758
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Internationale kinderontvoering en verzoek tot teruggeleiding van minderjarigen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 mei 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot teruggeleiding van minderjarigen in het kader van internationale kinderontvoering. De vader, wonende in België, verzocht de rechtbank om de onmiddellijke terugkeer van zijn kinderen, die door de moeder zonder zijn toestemming naar Nederland waren gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overbrenging van de kinderen naar Nederland ongeoorloofd was, aangezien de vader het gezag over de kinderen uitoefende en niet had ingestemd met de verhuizing. De moeder voerde aan dat er sprake was van huiselijk geweld en dat de kinderen in Nederland beter af waren, maar de rechtbank oordeelde dat deze argumenten niet voldoende waren om de terugkeer te weigeren. De rechtbank gelastte de terugkeer van de kinderen naar België uiterlijk op 17 mei 2016, waarbij de moeder verantwoordelijk werd gesteld voor het terugbrengen van de kinderen. Tevens werd de moeder veroordeeld tot betaling van de kosten die de vader had gemaakt in verband met de ontvoering en teruggeleiding van de kinderen. De uitspraak benadrukt de toepassing van het Haagse Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale kinderontvoering, dat de onmiddellijke terugkeer van kinderen beoogt die ongeoorloofd zijn overgebracht naar een andere staat.