ECLI:NL:RBDHA:2016:4694

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 april 2016
Publicatiedatum
28 april 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 9265
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de Leerplichtwet op particuliere internationale scholen en de vereisten voor aanwijzing als B4-school

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 april 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een particuliere school met hoofdvestiging in de Verenigde Staten en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De school had verzocht om aanwijzing als internationale school in Nederland, specifiek als B4-school onder de Leerplichtwet 1969. De rechtbank oordeelde dat de school niet voldeed aan de vereisten van de Nederlandse onderwijswetgeving, die van toepassing is op alle leerplichtige kinderen in Nederland. De rechtbank stelde vast dat de school niet als een plek kan worden aangemerkt waar leerlingen geregeld fysiek onderwijs ontvangen, aangezien het onderwijs thuis plaatsvindt onder begeleiding van ouders. Dit werd niet beschouwd als 'geregeld schoolbezoek' zoals vereist door de Leerplichtwet. De rechtbank verwierp het argument van de school dat toezicht door een internationale accreditatieorganisatie voldoende zou zijn voor aanwijzing als B4-school. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris de aanvraag om aanwijzing als B4-school terecht had afgewezen, omdat de school niet voldeed aan de voorwaarden van de Leerplichtwet. Het beroep van de school werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 15/9265

uitspraak van de meervoudige kamer van 28 april 2016 in de zaak tussen

[eiser], te [plaats 1] (Verenigde Staten van Amerika), eiser

(gemachtigde: drs. P.J. van Zuidam),
en

de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Dolman).

Procesverloop

Bij besluit van 22 april 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers aanvraag om aangewezen te worden als een internationale school in Nederland in de zin van artikel 1a, eerste lid, van de Leerplichtwet 1969 (Lpw 1969), afgewezen.
Bij besluit van 22 oktober 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 maart 2015. Eiser is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde

Overwegingen

1. Eiser is een particuliere school die haar hoofdvestiging in [plaats 1] (Verenigde Staten van Amerika) heeft. Vanuit deze hoofdvestiging biedt eiser programma’s voor home-based onderwijs aan. De leerlingen volgen thuis onder begeleiding van hun ouders onderwijs. Eiser beschouwt de ouders als lesbevoegde leerkrachten. Eiser bepaalt de inhoud van het onderwijs. Eiser staat onder toezicht van de Middle States Association of Schools and Colleges (MSACS) en heeft hiervan een bewijs overgelegd. Hiermee voldoet eiser aan het bepaalde in artikel 4 van de Regeling aanwijzing internationale en buitenlandse scholen (de Regeling).
2. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser niet aangewezen kan worden als internationale school in de zin van artikel 1a, eerste lid, van de Lpw 1969 (B4-school), omdat eiser geen school is waar de leerplicht kan worden vervuld. Er dient feitelijk sprake te zijn van een school waar onderwijs wordt verzorgd, waarbij het gaat om een werkelijk gebouw waarin daartoe gekwalificeerde leerkrachten onderwijs geven. Voor de vervulling van de leerplicht is het noodzakelijk dat de leerlingen de school waar zij staan ingeschreven ook daadwerkelijk geregeld fysiek bezoeken. Weliswaar maakt de Regeling het mogelijk dat een B4-school onder toezicht staat van een internationale accreditatieorganisatie, maar dit betekent niet dat daarmee ook de Nederlandse wetgeving niet van toepassing is. De Nederlandse onderwijswetgeving, inclusief de Lpw 1969 en de Wet op het primair onderwijs (Wpo) is van toepassing op alle leerplichtige kinderen in Nederland.
3. Eiser stelt zich op het standpunt dat voor aanwijzing als B4-school het voldoende is dat wordt aangetoond dat de school onder toezicht staat van een in bijlage 1 van de Regeling opgenomen buitenlandse autoriteit of een internationale accreditatieorganisatie. In de Regeling wordt niet vereist dat ook moet worden voldaan aan de Nederlandse onderwijswetten. Nu eiser onder toezicht staat van MSACS, een in bijlage 1 van de Regeling genoemde accreditatieorganisatie, voldoet eiser aan de voorwaarden om aangewezen te worden als B4-school.
Subsidiair stelt eiser dat hij voldoet aan de vereisten van de Nederlandse onderwijswetgeving. Vanuit zijn pedagogische overtuiging zijn de ouders van leerlingen de primaire leerkrachten en is het woonhuis de primair aangewezen onderwijslocatie. Daarbij heeft eiser in [plaats 1] een campus waar geregeld fysiek schoolbezoek plaatsvindt.
Eiser doet voorts een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Verweerder is teruggekomen op de eis van geregeld bezoek, nu verweerder een experiment voor virtuele en flexibele onderwijstijd heeft geïnitieerd waarbij aan leerlingen wordt toegestaan om tot 10% van hun lestijd met behulp van digitaal-elektronische hulpmiddelen onder begeleiding van hun ouders buiten het schoolgebouw te volgen. Verweerder vond het daarbij niet nodig om de term geregeld bezoek in de Lpw 1969 aan te passen.
4. Ingevolge artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 4, van de Lpw 1969 wordt onder school verstaan een andere krachtens artikel 1a, eerste lid, voor de toepassing van de Lpw 1969 als school aangewezen onderwijsinstelling.
Ingevolge artikel 1a, eerste lid, van de Lpw 1969 kunnen onderwijsinstellingen dan wel groepen daarvan bij ministeriële regeling dan wel bij beschikking van de minister worden aangewezen als school bedoeld in artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 4. Aan de aanwijzing kunnen voorwaarden worden verbonden.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Lpw 1969, voor zover hier van belang, zijn degene die het gezag over een jongere uitoefent en degene die zich met de feitelijke verzorging van een jongere heeft belast, verplicht overeenkomstig de bepalingen van deze wet te zorgen, dat de jongere als leerling van een school staat ingeschreven en deze school na inschrijving geregeld bezoekt.
De Regeling stelt regels met betrekking tot de aanwijzing van internationale, buitenlandse en ambassadescholen in Nederland als school in de zin van de Lpw 1969 (B4-scholen).
5.1.
Tussen partijen is in geschil of eiser voor een aanwijzing als B4-school dient te voldoen aan de Nederlandse onderwijswetten. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. Dat de Regeling het mogelijk maakt dat een B4-school onder toezicht staat van een buitenlandse autoriteit of internationale accreditatieorganisatie, betekent niet dat daarmee ook de Nederlandse wetgeving buiten toepassing is gesteld. De Lpw 1969 is van toepassing op alle leerplichtige kinderen die in Nederland woonachtig zijn. Dat de Regeling, die zijn grondslag heeft in de Lpw 1969, deze wet geheel of gedeeltelijk buiten toepassing stelt, blijkt geenszins uit de tekst van de Regeling. Integendeel, in de Regeling wordt veelvuldig verwezen naar de Lpw 1969, zowel in de titel als in artikel 1 betreffende de begripsbepalingen. Daarnaast is de Wpo integraal van toepassing nu eisers school ook bestemd is voor kinderen met de Nederlandse nationaliteit.
Eisers betoog dat voor een aanwijzingeen bewijs van toezicht van een internationale accreditatieorganisatie reeds voldoende is om aangewezen te worden als B4-school, slaagt derhalve niet.
5.2.
Voorts dient beoordeeld te worden of met het volgen van onderwijs bij eiser wordt voldaan aan de leerplicht in de zin van artikel 2 van de Lpw 1969.De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. De Lpw 1969 verplicht leerplichtige kinderen tot geregeld schoolbezoek. Eiser stelt dat er sprake is van geregeld schoolbezoek omdat de leerlingen thuis onderwijs krijgen en de woning van de leerlingen dus als school moet worden aangemerkt. Met verweerder volgt de rechtbank eiser hierin niet. Onderwijs volgen in de eigen woning is geen schoolbezoek. In het normale taalgebruik betekent schoolbezoek het gaan naar een gebouw waar onderwijs wordt gegeven. Derhalve een andere plek dan de eigen woning. Immers, de eigen woning wordt niet geregeld bezocht, maar daar wordt gewoond. Daarnaast heeft verweerder er terecht op gewezen dat op een school niet alleen les wordt gegeven maar ook een plaats is waar leerlingen samen komen.
Zoals verweerder heeft betoogd is het onderwijs van eiser te vergelijken met virtueel onderwijs. Dit kan evenwel niet onder geregeld schoolbezoek worden gebracht. Hierbij is bovendien sprake van thuisonderwijs, waarvoor een vrijstelling van de inschrijfverplichting is vereist.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder de eigen woning van de leerling terecht niet aangemerkt als school in de zin van de Lpw 1969.
Dat eiser in de Verenigde Staten te [plaats 1] een campus heeft waar onderwijs wordt gegeven aan aldaar verblijvende leerlingen maakt dit niet anders, nu de in Nederland woonachtig leerlingen deze campus niet geregeld bezoeken.
Dat eiser in Nederland een aanbod doet aan kinderen die niet zo gemakkelijk tot een “bakstenen” school worden toegelaten en deze kinderen in de gelegenheid wil stellen onderwijs te kunnen volgen, betekent niet dat niet hoeft te worden voldaan aan de vereisten van vrijstelling van de inschrijfverplichting.
5.3.
Eisers beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt evenmin nu eiser verwijst naar een (voorgenomen) experiment. Eiser streeft naar een aanwijzing als B4-school hetgeen een structurele situatie en geen experiment betreft. Alleen al om die reden is er geen sprake van gelijke gevallen. Voorts gaat het in het experiment, zoals eiser zelf stelt, om 10% van de lestijd en bij eiser om de volledige lestijd.
5.4.
Nu eiser niet kan worden aangemerkt als een school waar de leerplicht kan worden vervuld zoals bedoeld in de Lpw 1969 is de rechtbank van oordeel dat verweerder eisers aanvraag om aangewezen te worden als een B4-school heeft kunnen afwijzen. De overige gronden behoeven derhalve geen bespreking meer.
6. Ter zitting heeft eiser zich nog op het standpunt gesteld dat het besluit onvolledig is. Eiser heeft hiertoe aangevoerd dat hij niet alleen een internationale school maar ook een buitenlandse school is. Voor een aanwijzing als buitenlandse school in de zin van artikel 1a, eerste lid, van de Lpw 1969 is een vestiging in Nederland niet vereist. Verweerder is in zijn besluit niet ingegaan op de mogelijkheid om eiser aan te wijzen als een buitenlandse school.
Nu eiser in zijn aanvraag noch in het bezwaarschrift heeft verzocht ook aangewezen te worden als buitenlandse school heeft verweerder dit terecht niet betrokken in zijn besluit. Nu eiser pas ter zitting verzoekt om aangewezen te worden als buitenlandse school, is de rechtbank van oordeel dat dit buiten de omvang van het geding valt.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Soffers, voorzitter, en mr. J.J.P. Bosman en mr. N.I.S. Wallet, leden, in aanwezigheid van mr. B.M. van der Meide, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 april 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.