ECLI:NL:RBDHA:2016:4636

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 april 2016
Publicatiedatum
28 april 2016
Zaaknummer
AMS 16/5976
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht naar Bulgarije

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 25 april 2016 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielprocedure. Verzoeker, een Iraakse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning, maar deze was door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie niet in behandeling genomen. Verzoeker had tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening die de overdracht naar Bulgarije zou verbieden totdat op het beroep was beslist. Tijdens de zitting op 15 april 2016 werd duidelijk dat verzoeker eerder in Bulgarije een asielaanvraag had ingediend en dat de Bulgaarse autoriteiten het verzoek om overname hadden gehonoreerd. De voorzieningenrechter oordeelde dat er gerede twijfel bestond over de vraag of de asielprocedure in Bulgarije voldeed aan de internationale verplichtingen, met name artikel 3 van het EVRM, dat verbiedt dat iemand wordt blootgesteld aan onmenselijke of vernederende behandeling. De voorzieningenrechter concludeerde dat nader onderzoek door de meervoudige kamer noodzakelijk was en dat het belang van verzoeker bij een overdrachtsverbod zwaarder woog dan het belang van verweerder bij onmiddellijke uitvoering van het besluit. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en werd een overdrachtsverbod uitgevaardigd. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van het geding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 16/5976
V-nr: [volgnummer]

uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 april 2016 in de zaak tussen

[naam],
geboren op [geboortedatum] 1971, van Iraakse nationaliteit, verzoeker
(gemachtigde: mr. F. Engelbertink),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. W.A. Kleingeld).

Procesverloop

Bij besluit van 25 maart 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) niet in behandeling genomen.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld (zaaknummer: AWB 16/5975). Ook heeft hij verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt overdracht te verbieden totdat op het beroep is beslist.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 april 2016. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door mr. J. Bravo-Mougan, waarnemer voor mr. F. Engelbertink. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Ook is verschenen H. Ahmad, tolk in de Koerdische taal.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht gaat de voorzieningenrechter na of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Bij de daarvoor vereiste belangenafweging gaat het om een afweging van enerzijds het belang van de verzoeker dat een onverwijlde voorziening wordt getroffen en anderzijds het door de onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang.
2. Op 9 november 2015 heeft verzoeker een aanvraag om een asielvergunning ingediend.
Uit verweerders onderzoek in Eurodac is gebleken dat verzoeker op [datum] 2015 in Bulgarije een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Verweerder heeft op [datum] 2015 aan de Bulgaarse autoriteiten verzocht om verzoeker op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van Verordening (EU) 604/2013 van het Europees parlement en de Raad van 26 juni 2013 terug te nemen. De Bulgaarse autoriteiten hebben het overnameverzoek op [datum] 2016 gehonoreerd. Vervolgens heeft verweerder bij het bestreden besluit de aanvraag van verzoeker onder verwijzing naar artikel 30, eerste lid, van de Vw niet in behandeling genomen.
3. Verweerder stelt zich, kort gezegd, op het standpunt dat er geen concrete aanwijzingen bestaan dat Bulgarije zijn internationale verplichtingen niet nakomt. Verzoeker heeft onvoldoende onderbouwd dat sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen van de asielprocedure en de opvangvoorzieningen. Uit het relaas van verzoeker kan worden afgeleid dat sprake is van moeilijke omstandigheden in Bulgarije, maar niet dat hij slachtoffer is geweest of zal worden van een in artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) verboden behandeling. Als verzoeker meent dat de asielprocedure in Bulgarije strijdig is met diverse Europese Richtlijnen, moet verzoeker hierover klagen bij de Bulgaarse autoriteiten. Er kan nog altijd van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan, aldus verweerder.
4. Verzoeker heeft aangevoerd dat overdracht strijdig is met artikel 3 van het EVRM. Uit de vele rapporten waar verzoeker naar heeft verwezen, blijkt dat de Bulgaarse asielprocedure verschillende tekortkomingen kent. De asielprocedure wordt opgeschort wanneer een asielzoeker het land verlaat. Als na opschorting drie maanden zijn verstreken, wordt de procedure beëindigd. Na deze beëindiging komt de asielzoeker vrijwel zeker in uitzettingsdetentie terecht en kan alleen een vervolgaanvraag worden ingediend. Verder is er geen adequate of aanwezige rechtsbijstand, zijn er geen dan wel onvoldoende vertaaldiensten, is er geen mogelijkheid rapporten te corrigeren na afname van gehoren, zijn de condities in opvangcentra slecht met een gebrek aan voedsel en medische ondersteuning en is de maandelijkse bijdrage van € 33,- voor asielzoekers in maart 2015 met terugwerkende kracht ingetrokken. Verzoeker is als [naam volk] een kwetsbare asielzoeker en verweerder heeft hiermee onvoldoende rekening gehouden. Omdat gezien het voorgaande gerede twijfel bestaat dat overdracht strijdig is met artikel 3 van het EVRM, is verweerder, ondanks het uitgangspunt van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, gehouden om in het kader van zijn vergewisplicht zelf nader onderzoek te verrichten naar de situatie in Bulgarije. Verweerder heeft dit nagelaten.
5. Gelet op de inhoud van het dossier, op wat door verzoeker is aangevoerd en ter onderbouwing van zijn standpunt aan rapporten is overgelegd en op wat partijen ter zitting hebben toegelicht en uiteengezet, is de voorzieningenrechter vooralsnog van oordeel dat het beroep niet geheel kansloos is. Nader onderzoek door de meervoudige kamer acht de voorzieningenrechter aangewezen.
6. Bij de huidige stand van zaken dient verzoekers belang bij een overdrachtsverbod boven verweerders belang bij een onmiddellijke uitvoering van het bestreden besluit te gaan. De voorzieningenrechter zal het verzoek om een voorlopige voorziening daarom toewijzen en een overdrachtsverbod uitvaardigen totdat op het beroep is beslist. Het onderzoek in het beroep met zaaknummer AWB 16/5975 zal worden heropend en de zaak zal worden verwezen naar de meervoudige kamer. Partijen ontvangen daarvan apart bericht.
7. De voorzieningenrechter ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten. Die kosten worden begroot op een forfaitair bedrag van € 992, - (één punt voor het verzoekschrift, één punt voor het verschijnen ter zitting, € 496, - met wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe in die zin dat het verweerder wordt verboden verzoeker over te dragen tot op het beroep is beslist;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van het geding tot een bedrag van € 992, - (zegge: negenhonderdtweeënnegentig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Eggink, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M. van Looij, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 april 2016.
de griffier
de voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.