ECLI:NL:RBDHA:2016:4527

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 april 2016
Publicatiedatum
26 april 2016
Zaaknummer
09/827166-15
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging wegens volledige ontoerekeningsvatbaarheid na brandstichting met gemeen gevaar voor goederen

Op 28 april 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een 40-jarige man die beschuldigd werd van opzettelijke brandstichting op 24 juli 2015 te Rijswijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met bladeren in een stallingsruimte van een schoolgebouw, wat heeft geleid tot gemeen gevaar voor de goederen in dat pand. Tijdens de zitting op 14 april 2016 heeft de verdachte bekend dat hij het feit heeft gepleegd. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. L.A. Pronk, en de verdediging van de raadsman, mr. A.B. Baumgarten, in overweging genomen.

De rechtbank heeft vervolgens pro justitia-rapporten van deskundigen beoordeeld, waaruit bleek dat de verdachte lijdt aan een verstandelijke beperking en een autistiforme stoornis. Deze stoornissen beïnvloeden zijn gedragskeuzes en maken hem volledig afhankelijk van externe structuur en toezicht. De deskundigen hebben geconcludeerd dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is, wat betekent dat hij niet strafbaar kan worden gesteld voor het bewezen verklaarde feit.

De rechtbank heeft daarom besloten de verdachte van alle rechtsvervolging te ontslaan. Tevens is er geen TBS met voorwaarden opgelegd, omdat de verdachte niet in staat is om aan voorwaarden te voldoen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het opleggen van TBS met voorwaarden niet wenselijk is, gezien de situatie van de verdachte. Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op 28 april 2016.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/827166-15
Datum uitspraak: 28 april 2016
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1975 te [geboorteplaats] ,
adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 14 april 2016.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. L.A. Pronk en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. A.B. Baumgarten, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 juli 2015 te Rijswijk opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met bladeren en/of papier (welke in de stallingsruimte/opberghok van een schoolgebouw/pand gelegen Rijswijckstraat 13-15 lagen), althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan die bladeren en/of dat papier en/of die fietsenstalling/opberghok en/of dat schoolgebouw/pand geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor dat schoolgebouw/pand en/of de zich in dat pand/schoolgebouw bevindende goederen en/of omringende panden en/of goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen vrijspraak bepleit.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het feit, welk feit verdachte ook heeft bekend. Nu de verdediging geen vrijspraak heeft bepleit, kan de rechtbank ingevolge artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
  • proces-verbaal aangifte [naam aangever 1] , d.d. 6 augustus 2015 (blz. 29 t/m 30);
  • proces-verbaal van verhoor aangever [naam aangever 2] , d.d. 8 augustus 2015 (blz. 61 t/m 62);
  • proces-verbaal forensisch technisch onderzoek, d.d. 17 juli 2015 (blz. 64 t/m 86);
  • de verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 14 april 2016, inhoudende -zakelijk weergegeven-: “Ja dat klopt. Ja dat heb ik gedaan
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
hij op 24 juli 2015 te Rijswijk opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met bladeren (welke in de/het stallingsruimte/opberghok van een schoolgebouw/pand aan de Willem van Rijswijckstraat 13-15 lagen), ten gevolge waarvan die bladeren en die/dat fietsenstalling/opberghok en dat schoolgebouw/pand geheel zijn verbrand en daarvan gemeen gevaar voor dat schoolgebouw/pand en de zich in dat pand/schoolgebouw bevindende goederen te duchten was.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Over de persoon van verdachte zijn op 25 respectievelijk 26 november 2016 een pro justitia-rapport van drs. B.E.A. van der Hoorn, psychiater, en een pro justitia-rapport van R.M. de Groot, GZ-psycholoog en kinder- en jeugdpsycholoog, uitgebracht.
Deze deskundigen concluderen onder meer dat verdachte een 40-jarige man is met een IQ van 51 die in sociaal-emotioneel opzicht functioneert op het niveau van een peuter tot kleuter (3 tot 6 jaar). Bij verdachte is sprake van zwakzinnigheid en een autistiforme stoornis. Vanuit deze stoornissen is verdachte al sinds zijn jeugd niet in staat zelfstandig te leven in deze maatschappij. Hij is volledig afhankelijk van de hem extern opgelegde structuur, toezicht en ondersteuning. Het verminderen daarvan brengt een verhoogd recidiverisico met zich mee. Het wordt dan ook wenselijk geacht betrokkene te laten verblijven bij Stichting Middin die bereid en in staat is om het huidige niveau te blijven bieden aan verdachte. Verdachte kan voorts slecht met anderen communiceren en is bekend met gedragsproblemen. De verstandelijke beperking van verdachte leidt ertoe dat hij over miniem inzicht beschikt, situaties niet tot nauwelijks kan overzien en geen oorzaak-gevolg verbanden kan leggen betreffende het eigen handelen. Nu de verschillende stoornissen zijn denken en handelen volledig hebben beïnvloed adviseren de deskundigen de rechtbank om verdachte voor het tenlastegelegde als volledig ontoerekeningsvatbaar te beschouwen.
De officier van justitie en de verdediging hebben zich ter zitting op het standpunt gesteld dat op basis van de rapportages aannemelijk is dat wegens de verstandelijke beperking van verdachte en zijn autistiforme stoornis het tenlastegelegde feit niet aan verdachte kan worden toegerekend, zodat verdachte ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging.
De rechtbank acht uit het onderzoek ter terechtzitting en de inhoud van de hiervoor genoemde rapportages aannemelijk geworden dat de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde feit volledig zijn beïnvloed door de hierboven beschreven verstandelijke beperking van verdachte. Dit rechtvaardigt de conclusie dat het feit hem niet kan worden toegerekend. Verdachte is daarom niet strafbaar voor hetgeen te zijne laste bewezen is verklaard en dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

6.Overwegingen omtrent TBS met voorwaarden

De rechtbank merkt op dat door de reclassering en de deskundigen van het NIFP is geadviseerd tot het opleggen van de maatregel tot terbeschikkingstelling (hierna: TBS-maatregel) met voorwaarden. Deze maatregel is geadviseerd tegen de achtergrond van de behoefte aan een steviger kader opdat toezicht en structuur voor een langere periode kunnen worden gegarandeerd. De rechtbank stelt voorop dat voor het opleggen van voorwaarden bij de TBS-maatregel is vereist dat verdachte zich bereid heeft verklaard die voorwaarden na te leven. Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank op basis van het onderzoek ter terechtzitting en de inhoud van de reeds aangehaalde rapportages van oordeel dat verdachte hiertoe niet in staat is. Naar het oordeel van de rechtbank kan het uitsluitend verdachte zijn die zich, al dan niet, bereid verklaart voorwaarden na te leven. De aard van het strafrecht brengt met zich dat op dit punt is geen plaats voor – de in het civiele recht wel toepasselijke – vertegenwoordiging om namens een ander (al dan niet) in te stemmen.
Overigens acht de rechtbank oplegging van TBS met voorwaarden ook niet wenselijk, in aanmerking nemend dat TBS met voorwaarden, wanneer niet aan de voorwaarden wordt voldaan, kan worden omgezet in TBS met dwangverpleging. Laatstbedoelde maatregel zou voor verdachte volstrekt ongepast zijn.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank geen voorwaarden kan opleggen bij de TBS- maatregel. Verdachte komt daarom niet voor TBS met voorwaarden in aanmerking.

7.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
verklaart verdachte hiervoor niet strafbaar en
ontslaat hem van alle rechtsvervolging.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.W. du Pon, voorzitter,
mr. S.M. Krans, rechter,
mr. R.G.C. Veneman, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.B. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 april 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL2015220846, van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Westland-Delft, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 132).