ECLI:NL:RBDHA:2016:4398

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 april 2016
Publicatiedatum
22 april 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 6085
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewetuitkering na beoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 februari 2016 uitspraak gedaan in een bodemprocedure tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R.A. Kamphuis, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door mr. K.M. Schuijt. Eiseres had een Ziektewetuitkering ontvangen, maar deze werd per 6 juli 2015 beëindigd op grond van de conclusie dat zij niet langer ongeschikt was voor de functies die in het kader van de eerstejaars ZW-beoordeling waren geduid. Eiseres was van mening dat haar arbeidsongeschiktheid niet correct was beoordeeld, vooral na de diagnose van Distale radio-ulnaire artrose en een aanstaande operatie aan haar rechterpols.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in 2009 uitviel met schouderklachten en dat haar WIA-uitkering was geweigerd omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Na een ziekmelding in 2013 en een daaropvolgende beëindiging van de ZW-uitkering in 2014, werd eiseres opnieuw ziek in januari 2015. De rechtbank heeft het medisch onderzoek zorgvuldig bevonden en geconcludeerd dat de verzekeringsartsen de klachten van eiseres adequaat hadden beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de diagnose van Distale radio-ulnaire artrose niet leidde tot een ander oordeel, omdat de vastgestelde beperkingen bepalend zijn voor de arbeidsongeschiktheid.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat eiseres per 6 juli 2015 in staat was om de functie van receptionist/telefonist te verrichten, en dat het besluit van de Uwv om de ZW-uitkering te beëindigen terecht was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 15/6085

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 februari 2016 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. R.A. Kamphuis),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. K.M. Schuijt).

Procesverloop

Bij besluit van 3 juli 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering die eiseres ontving op grond van de Ziektewet (ZW) per 6 juli 2015 beëindigd.
Bij besluit van 3 augustus 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het beroep is op 5 november 2015 ter zitting behandeld. Eiseres is verschenen, vergezeld van haar dochter en bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Omdat het verweerschrift in het ongerede is geraakt en eerst na de behandeling van de zitting in het dossier is ingevoegd en toegestuurd heeft de rechtbank het onderzoek heropend. Eiseres heeft alsnog de gelegenheid gekregen te reageren op het verweerschrift.
Na enige reacties over en weer, hebben partijen schriftelijk toestemming gegeven tot het doen van een uitspraak zonder nadere zitting. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten op 4 februari 2016.
Overwegingen
1.1
De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres is in 2009 uitgevallen met schouderklachten voor haar werk als taxichauffeur. Na het doorlopen van de wachttijd van 104 weken is eiseres een WIA-uitkering geweigerd, omdat zij minder dan 35 % arbeidsongeschikt werd geacht.
1.2
Op 16 september 2013 heeft eiseres zich ziek gemeld vanwege een operatie aan de rechterschouder . Zij werkte op dat moment als begeleider gehandicapten. In het kader van de eerstejaarsbeoordeling heeft er een verzekeringsgeneeskundig en vervolgens arbeidskundig onderzoek plaatsgehad. Daarbij zijn voor eiseres de functies receptionist, baliemedewerker, telefonist, receptionist, besteller post/pakketten en administratief medewerker geduid. Aangezien eiseres daarmee meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd, is de ZW-uitkering met ingang van 16 oktober 2014 beëindigd. Deze beëindiging is bij besluit op bezwaar van 4 december 2014 in stand gebleven.
1.3
Eiseres heeft zich op 8 januari 2015 vanuit de Werkloosheidswet ziek gemeld met toegenomen polsklachten. Aan eiseres is na deze ziekmelding een ZW-uitkering toegekend.
2. Verweerder heeft de ZW-uitkering per 6 juli 2015 beëindigd op de grond dat eiseres niet langer ongeschikt is om één van de functies die in het kader van de eerstejaars ZW beoordeling ziektewet zijn geduid te verrichten.
3. Eiseres voert -kort samengevat- aan dat zij niet in staat is om dit werk te verrichten, omdat er geen rekening is gehouden met de nieuw gestelde diagnose van Distale radio-ulnaire artrose. Deze diagnose toont aan dat de klachten niet meer overgaan. Er is verder geen rekening gehouden met het feit dat eiseres eind september wederom aan haar rechterpols moet worden geopereerd. Eiseres kan de arbeidsdeskundige niet volgen in zijn conclusie dat in de functie receptionist/telefonist niet langer vijf minuten aaneengesloten aan een toetsenbord met muis moet worden gewerkt. Volgens haar maakt zij, gezien haar fysieke beperkingen, op de arbeidsmarkt geen enkele kans en mag haar daarom de ZW-uitkering niet worden ontnomen
4. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen beroep heeft ingediend tegen het besluit van 4 december 2014, zodat dat besluit in rechte is komen vast te staan. De in het kader van de eerstejaarsbeoordeling geduide functies moeten daarom als maatgevende arbeid worden aangemerkt.
5.1.
Eiseres is op 20 maart 2015 onderzocht door een verzekeringsarts. Blijkens het door de verzekeringsarts opgemaakte rapport heeft hij eiseres lichamelijk onderzocht. Hij concludeert dat er bij eiseres sprake is van toegenomen polsklachten. Zij kan haar beide polsen niet draaien. Tevens acht hij eiseres minimaal in staat om te werken met een toetsenbord en muis. In verband met de toegenomen beperkingen heeft hij een arbeidsdeskundige verzocht om te bezien of de eerder geduide functies nog door eiseres kunnen worden verricht. Uit het rapport van 22 juni 2015 blijkt dat de arbeidsdeskundige na onderzoek en overleg met de verzekeringsarts voor eiseres alleen de functies telefonist, receptionist en besteller/postpakketten geschikt acht. Omdat eiseres ook met haar toegenomen klachten geschikt wordt geacht voor de voornoemde functies, is eiseres per 6 juli 2015 hersteld verklaard, zoals blijkt uit het aanvullende rapport van de verzekeringsarts van 3 juli 2015.
5.2.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) heeft vervolgens aan de hand van de door eiseres naar voren gebrachte bezwaren de bevindingen van de verzekeringsarts beoordeeld. Hiertoe heeft een arts-assistent eiseres op 31 juli 2015 zowel lichamelijk als psychisch onderzocht en daarvan rapport opgemaakt. De verzekeringsarts b&b heeft vervolgens dossierstudie verricht en tevens dit rapport bij zijn conclusie betrokken. Uit zijn rapport van 3 augustus 2015 blijkt dat de verzekeringsarts b&b zich kan vinden in de vastgestelde beperkingen, aangegeven door de verzekeringsarts. Wel laat de verzekeringsarts b&b de functie pakketbezorger omwille van acceptatie en beeldvorming vallen. De verzekeringsarts b&b komt tot de conclusie dat eiseres in staat is de functie van receptionist / telefonist per de datum in geding te verrichten. Voorts heeft de verzekeringsarts b&b op 23 december 2015 en 26 januari 2016 nadere rapportages uitgebracht in reactie op de beroepsgronden.
6.1
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest. Uit het rapport van de verzekeringsarts b&b blijkt dat hij aandacht heeft besteed aan alle klachten van eiseres. De rechtbank ziet ook geen aanleiding voor het oordeel dat de uitslag van het medisch onderzoek onjuist is. Eiseres heeft in beroep geen medische stukken ingediend op grond waarvan tot een ander oordeel gekomen zou moeten worden.
6.2
Dat, zoals eiseres betoogt, bij haar inmiddels de diagnose Distale radio-ulnaire artrose is gesteld, leidt als zodanig niet tot een ander oordeel. Immers, niet de diagnose maar de bij een betrokkene vastgestelde beperkingen zijn bepalend. Een diagnose kan wel behulpzaam zijn bij het vinden van de richting waarin te objectiveren beperkingen gezocht kunnen worden. Ook de omstandigheid dat eiseres een brace moet gebruiken maakt het niet anders. Zoals de verzekeringsarts b&b in zijn nadere reactie van 26 januari 2016 opmerkt, brengt het dragen van een brace geen extra beperkingen met zich, maar is deze bedoeld om pijn te beperken door bewegingen in het gewricht te voorkomen. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsartsen bij hun beoordeling reeds zijn uitgegaan van het gegeven dat eiseres haar polsen niet kan draaien. De door eiseres vermelde operatie kan, nu hij na de datum in geding zal plaatsvinden evenmin tot een ander oordeel leiden.
7. De tegen de inhoud van de functie naar voren gebrachte grond kan niet slagen, nu deze in rechte is komen vast te staan. Ook de grond dat eiseres in de praktijk nergens zal worden aangenomen, naar zij stelt, kan niet slagen, omdat de kansen op de arbeidsmarkt niet worden meegewogen bij de bepaling van de mate van arbeidsongeschiktheid.
8. De rechtbank komt tot de conclusie dat dat eiseres per 6 juli 2015 in staat moet worden geacht het werk van receptionist / telefonist te verrichten, zodat verweerder terecht heeft besloten de ZW-uitkering van eiseres te beëindigen.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.A.J. Overdijk, rechter in aanwezigheid van J.A. de Kievit-Tempels, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.