Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
Beschikking van de kinderrechter
Wijzigen verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
[verzoeker]
[mw. A] ,
Het procesverloop
Verzoek en verweer
“Gezien de al belaste voorgeschiedenis, de eerdere uithuisplaatsing maar ook de nog niet optimaal aangeboden hulp, wil de Raad voor de Kinderbescherming aan de gezinsvoogd ter overweging meenemen[bedoeld lijkt te zijn: meegeven]
dat als er binnen het jaar van de ondertoezichtstelling geen aanzienlijke verbetering is, een uithuisplaatsing op neutraal terrein overwogen dient te worden.”. De kinderrechter constateert dat zonder meer duidelijk is dat de situatie van [minderjarige] twee jaar na het uitspreken van de ondertoezichtstelling niet aanzienlijk is verbeterd, zodat deze overweging van de Raad nogmaals in ogenschouw zou moeten worden genomen. Daarbij acht de kinderrechter van belang dat signalen omtrent de (on)veiligheid van [minderjarige] bij zowel de vader als de moeder blijven terugkomen, zodat de kinderrechter het ook om die reden van belang acht dat de Raad nogmaals onderzoek doet naar de situatie van [minderjarige] . Daarbij acht de kinderrechter voorts van belang dat – blijkens berichten van de ouders daaromtrent – de gedurende de uitvoering van de ondertoezichtstelling betrokken gezinsvoogden wisselende signalen hebben afgegeven over de mate van medewerking van de ouders en de vraag of (uitbreiding van) het contact tussen de vader en [minderjarige] in het belang van [minderjarige] te achten is. Nu daaruit een bepaalde mate van persoonlijke voorkeur bij de beoordeling van het belang van [minderjarige] afgeleid zou kunnen worden, acht de kinderrechter het ook om die reden noodzakelijk dat de Raad onderzoek doet naar de vraag wat in het belang van [minderjarige] te achten is. Ten slotte acht de kinderrechter het van belang dat de Raad in zijn onderzoek de bevindingen van de bij [minderjarige] betrokken hulpverleners, waaronder in ieder geval de hulpverleners van Kind uit de Knel, en de inhoud van het evaluatierapport van Kind uit de Knel meeneemt, omdat de kinderrechter thans niet rechtstreeks kennis heeft kunnen nemen van die bevindingen en de inhoud van dat rapport.
Beslissing
vier maandenna heden, te weten tot 15 juli 2016, wordt stopgezet en dat derhalve de vader voor die duur geen contact zal hebben met de minderjarige:
een week voor na te melden datum of zoveel eerder als mogelijkte rapporteren;
21 juni 2016 te 16.00 uur, in afwachting van de resultaten van het onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming;
- de Raad voor de Kinderbescherming;
- de gecertificeerde instelling;
- de vader;
- mr. J.B. Peters, advocaat van de vader;
- de moeder;
- mr. M.T. Wernsen, advocaat van de moeder.